ECLI:NL:GHSHE:2020:2968

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 september 2020
Publicatiedatum
29 september 2020
Zaaknummer
200.213.839_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging samenwerking en geschil over klantinformatie en schadevergoeding

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een geschil tussen twee vennootschappen over de beëindiging van een samenwerking en de daaruit voortvloeiende verplichtingen. De vennootschap 1, appellante in principaal appel, en de vennootschap 2, geïntimeerde in principaal appel, zijn verwikkeld in een conflict over klantinformatie en schadevergoeding. De zaak is een vervolg op eerdere tussenarresten van het hof en betreft een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 11 januari 2017. Het hof heeft in eerdere arresten al bepaalde vorderingen van de vennootschap 2 toegewezen, waaronder de verplichting voor de vennootschap 1 om gegevens van klanten te verstrekken. In het laatste tussenarrest heeft het hof de vennootschap 1 bevolen om relevante gegevens in het geding te brengen, maar deze heeft hieraan niet voldaan. Het hof heeft vastgesteld dat de vennootschap 1 tekort is geschoten in de naleving van de agentuurovereenkomst, met name op het gebied van geheimhouding en concurrentie. Het hof heeft de vorderingen van de vennootschap 2 tot naleving van de agentuurovereenkomst en schadevergoeding toegewezen, met uitzondering van enkele vorderingen die zijn afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De vennootschap 1 is veroordeeld in de proceskosten en het hof heeft de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team handelsrecht
zaaknummer 200.213.839/01
arrest van 29 september 2020
in de zaak van
[De vennootschap 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante in principaal appel, geïntimeerde in incidenteel appel,
advocaat: mr. R. Bressers te Tilburg,
tegen
[de vennootschap 2],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in principaal appel, appellante in incidenteel appel,
advocaat: mr. J.M. Pals te Roermond.
als vervolg op de tussenarresten van dit hof van 5 maart 2019, 28 mei 2019 en 14 april 2020 in het hoger beroep van het door de rechtbank Zeeland-West-Brabant (kanton, locatie Tilburg) onder zaaknummer/rolnummer 5057631 CV EXPL 16-3624 tussen partijen gewezen vonnis van 11 januari 2017.

11.Het verdere procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • voormelde tussenarresten;
  • de akte van [de vennootschap 2] ;
  • de antwoordakte van [De vennootschap 1] .
Het hof heeft een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

12.De nadere beoordeling

12.1.
Het hof heeft in het laatste tussenarrest:
- het bestreden vonnis bekrachtigd voor zover gewezen tussen partijen in hoger beroep met betrekking tot de vorderingen a. en b. (vonnis, 5, II a. en b.) en hetgeen met betrekking tot deze vorderingen meer of anders is gevorderd afgewezen; en
- [De vennootschap 1] bevolen bij akte bepaalde gegevens in het geding te brengen:
“beveelt [De vennootschap 1] bij akte alle gegevens in het geding te brengen die nodig zijn ter beantwoording van de vragen die het hof aan de deskundige wenste voor te leggen (tussenarrest, 7.1 (a) tot en met (d));
(a) Kunt u gemotiveerd aangeven welke klanten naar uw mening op 7 maart 2011 in het licht van het addendum op de lijst hadden moeten worden geplaatst (3.23 tussenarrest)?
(b) Kunt u gemotiveerd aangeven welke omzet voor deze klanten gedurende de looptijd van de agentuurovereenkomst is verantwoord buiten [de vennootschap 2] om?
(c) Kunt u gemotiveerd aangeven of en in hoeverre omzet buiten [de vennootschap 2] om is verantwoord die binnen [de vennootschap 2] had moeten worden verantwoord? Zo ja, welke?
(d) Kunt u gemotiveerd aangeven welke activa zijn verkocht en overgedragen aan ACES Direct? Vielen deze activa binnen of buiten [de vennootschap 2] ?;”.
Partijen hebben ieder een akte genomen.
12.2.
Het hof geeft hieronder een update van de tabel die is opgenomen onder 9.2 van het tussenarrest van 14 april 2020 (het bestreden vonnis is bekrachtigd wat betreft de vorderingen a. en b.):
vorderingen
beslissing kantonrechter
beslissing hoger beroep
[de vennootschap 2] tegen [betrokkene]
afwijzing
niet aan de orde
Vorderingen van [de vennootschap 2] tegen [De vennootschap 1]
a. gegevens van klanten
toewijzing (dwangsom)
bekrachtigd, tussenarrest, 10
b. overzicht van orders/omzet
toewijzing
bekrachtigd, tussenarrest, 10
c. naleving art. 16
toewijzing (dwangsom)
ter beoordeling
d.I. boetes art. 15.1, 15.2, 16.1 a
toewijzing
ter beoordeling
d.II. boetes 16.1 b (p.m.)
afwijzing
ter beoordeling
d.III. schadevergoeding 7:439 en 7:441 BW
toewijzing
afwijzing incl. vermeerdering; tussenarrest, 3.13
d. IV. schadevergoeding (beëindiging service-overeenkomst
toewijzing
afwijzing; tussenarrest, 3.13
d.V.i. schadevergoeding bij staat (staken overeenkomst)
toewijzing
afwijzing; tussenarrest, 3.13
d.V.ii. schadevergoeding bij staat (niet overhandigen klantinformatie)
toewijzing
ter beoordeling
d.V.iii. schadevergoeding bij staat (verlies van niet overgedragen klanten/omzet/orders)
niet aan de orde
ter beoordeling
d.VI. kosten rechtsbijstand
afwijzing
ter beoordeling
Vorderingen van [De vennootschap 1] tegen [de vennootschap 2]
e. € 4.979,20 creditfacturen
toewijzing
niet aan de orde
f. € 13.873,75 gecedeerde facturen
afwijzing
niet aan de orde
g. klantenvergoeding 7:442 BW
afwijzing
afwijzing; tussenarrest, 3.13
12.3.
Het hof wijst in de eerste plaats op de gang van zaken in dit geding. Het hof heeft eerst een deskundigenonderzoek noodzakelijk geacht. Het doel van dit onderzoek was inzicht te krijgen in de klanten die op de lijst van klanten hadden moeten worden geplaatst, in de omzet voor deze klanten (verantwoord binnen of buiten [de vennootschap 2] ) en in transacties met betrekking tot activa (tussenarrest, 3.24). Het deskundigenonderzoek heeft niet plaatsgevonden omdat [De vennootschap 1] het voorschot niet voldeed. Het hof heeft vervolgens bij wijze van redelijk alternatief [De vennootschap 1] bevolen de relevante gegevens te verstrekken aan [de vennootschap 2] . Dan zou [de vennootschap 2] zelf de gegevens kunnen beoordelen.
12.4.
Het hof heeft met betrekking tot dit bevel in het laatste tussenarrest overwogen:
“9.4. [de vennootschap 2] heeft in haar laatste memorie betoogd dat [De vennootschap 1] gegevens geheim houdt (die eenvoudig in het geding hadden kunnen worden gebracht) en nader onderzoek frustreert. [de vennootschap 2] verbindt hieraan de conclusie dat haar vorderingen moeten worden toegewezen.
9.5.
[De vennootschap 1] heeft in haar laatste memorie betoogd dat het onderzoek niet nodig was. Klanten van [de vennootschap 3] blijven volgens haar bij [de vennootschap 3] , die bepaalde activiteiten mocht verkopen aan Aces Direct. [De vennootschap 1] heeft, naar zij stelt, niets verkocht aan Aces Direct. [De vennootschap 1] meldt ook dat zij in 2016 haar activiteiten heeft gestaakt, dat zij geen activiteiten meer zal ontplooien, dat haar vennootschap leeg is en dat zij in deze procedure al een productie heeft overgelegd: een uitdraai uit de administratie van [de vennootschap 3] (klanten per 7 maart 2011). [De vennootschap 1] meent dat de inhoud van deze uitdraai kan worden gecontroleerd door een accountant. Maar dat is veel eenvoudiger dan het onderzoek dat het hof heeft bevolen, aldus [De vennootschap 1] . [De vennootschap 1] merkt tot slot op dat zij niet de vereiste middelen heeft om het voorschot voor het onderzoek te betalen.
(…)
9.9.
Het hof bepaalt verder nog het volgende voor de uitvoering van dit arrest:
- overwegingen 3.18-3.22 van het eerste tussenarrest zijn nog steeds richtinggevend voor het vervolg van de beoordeling;
- [De vennootschap 1] moet zo nodig haar administratie ter beschikking stellen en zij moet inzicht in de administratie van gelieerde organisaties bevorderen, zoals [de vennootschap 3] en ACES Direct (tussenarrest, 3.26);
- [De vennootschap 1] moet dus op grond van het bevel in dit arrest alle inspanningen leveren die relevante informatie kunnen opleveren, tenzij dit (om door haar aannemelijk te maken redenen) redelijkerwijs niet van haar kan worden gevergd;
- de omstandigheid dat [de vennootschap 3] en ACES Direct aparte vennootschappen zijn die geen partij zijn in dit geding, is op zichzelf niet genoeg voor de conclusie dat inspanningen redelijkerwijs niet van [De vennootschap 1] kunnen worden gevergd;
- [De vennootschap 1] heeft na het tussenarrest geen zorgen geuit wat betreft vertrouwelijke gegevens (tussenarrest, 3.26), maar niet uitgesloten is dat vragen op dit gebied nog rijzen. Het hof zal daarom een raadsheer-commissaris benoemen om de uitvoering van dit arrest zo nodig in goede banen te leiden.”
12.5.
[De vennootschap 1] heeft bij haar laatste akte nogmaals (zie ook productie 10 bij memorie van grieven) een lijst overgelegd van klanten, die volgens haar op de lijst van klanten hadden moeten worden geplaatst. [De vennootschap 1] heeft opgemerkt dat zij mappen met haar volledige klantadministratie al heeft toegezonden aan [de vennootschap 2] (pakbon, productie 9 bij memorie van grieven).
[De vennootschap 1] heeft verder bij haar laatste akte een tabel overgelegd met de koptekst “omzet [de vennootschap 3] ” en cijfers in kolommen “2011”, “2012”, “2013”, “2014” en “2015”. [de vennootschap 3] is voor het overige bereid om haar administratie beschikbaar te stellen voor inzage (geen kopieën, geen foto’s), maar die is te omvangrijk om in het geding te brengen en daar zijn ook geen financiële middelen voor, aldus [De vennootschap 1] .
Aces Direct is volgens [De vennootschap 1] niet bereid inzage te verstrekken in administratie en klantgegevens. De door Aces Direct overgenomen activa zijn al doorverkocht en [de vennootschap 2] is een concurrent, aldus [De vennootschap 1] .
[de vennootschap 2] gebruikt dit geding volgens [De vennootschap 1] om informatie waar zij geen recht op heeft, te vergaren. [de vennootschap 2] had in dat verband [de vennootschap 3] kunnen en moeten overnemen, aldus [De vennootschap 1] , maar mag niet via een andere weg proberen aan waardevolle gegevens te komen.
12.6.
[de vennootschap 2] vindt dat de administratie van [de vennootschap 3] ook in elektronische vorm had kunnen en moeten worden overgelegd en dat niets is aangevoerd ter onderbouwing van het standpunt dat deze organisatie te omvangrijk zou zijn of dat het te duur zou zijn om de administratie in het geding te brengen. [de vennootschap 2] stelt dat zij geen originele stukken van de administratie zou hebben (in de twee ordners bevinden zich vermoedelijk kopieën van delen van de administratie) en wijst op de wettelijke administratieplicht. [de vennootschap 2] is bereid passende afspraken te maken over geheimhouding, zo stelt zij. [de vennootschap 2] meent dat [De vennootschap 1] elke keer weer redenen verzint om geen informatie te verstrekken over de klantenportefeuille, orders en omzet die [De vennootschap 1] tijdens de duur van de agentuurovereenkomst voor [de vennootschap 2] heeft bewerkt. [de vennootschap 2] wijst op haar memorie van antwoord, 37 tot en met 43, met een toelichting over de ontoereikendheid van de overgelegde stukken. [de vennootschap 2] acht het onmogelijk aan de hand van de beschikbare gegevens de antwoorden vast te stellen op de vragen die het hof aan de deskundige had willen voorleggen. [De vennootschap 1] heeft niet alle redelijkerwijs van haar te vergen inspanningen geleverd om relevante informatie te kunnen opleveren, aldus [de vennootschap 2] . De tabel met de koptekst “omzet [de vennootschap 3] Telecom BV” is volgens [de vennootschap 2] onduidelijk, niet gespecificeerd en niet toegelicht; deze tabel bevat geen antwoord op de vragen, aldus [de vennootschap 2] . [de vennootschap 2] vindt dat de schending van het geheimhoudingsbeding, het concurrentiebeding en het relatiebeding (artikelen 15 en 16 agentuurovereenkomst) vaststaat omdat [De vennootschap 1] een klantenbestand en klantinformatie, toebehorend aan [de vennootschap 2] , via [de vennootschap 3] heeft bekendgemaakt, afgegeven, verkocht en geleverd aan Aces Direct. [de vennootschap 2] acht het standpunt dat activiteiten voor Aces Direct lang geleden zouden zijn geëindigd, niet onderbouwd.
12.7.
Het hof beoordeelt deze standpunten hieronder.
12.8.
Het hof heeft in het eerste tussenarrest (5 maart 2019) aangekondigd behoefte te hebben aan onderzoek voor de beoordeling in het geding (3.24). De reden voor dit onderzoek was dat onduidelijk is welke klanten en welke omzet onder de werking van de agentuurovereenkomst vallen. De kwestie is van wezenlijk belang voor de beoordeling in het geding. Partijen verschillen van mening. [de vennootschap 2] verwijt [De vennootschap 1] in de kern klanten en omzet, die wel onder de agentuurovereenkomst vallen, buiten de samenwerking te hebben verantwoord (via een gelieerde vennootschap, [de vennootschap 3] ) en later te hebben verkocht. [De vennootschap 1] antwoordt in de kern dat bepaalde omzet en klanten volgens de afspraken buiten de samenwerking (agentuurovereenkomst) vallen en dat [de vennootschap 2] daarmee niets te maken heeft. Het doel van het onderzoek was de klanten en de omzet in kaart te brengen. Daarbij waren de beslissingen van het hof onder 3.18 tot en met 3.22 van het eerste tussenarrest richtinggevend: [plaats] en omgeving vielen onder het contractsgebied (3.19), de samenwerking was niet beperkt tot mobiele telefonie (3.20) en de contractuele bepalingen over geheimhouding en concurrentie kunnen van belang zijn voor de groep klanten en opdrachten die partijen omschrijven als de service-overeenkomst en individuele opdrachten (3.21).
12.9.
Het hof heeft [De vennootschap 1] , vanaf het eerste tussenarrest van 5 maart 2019, meermalen de gelegenheid gegeven haar medewerking te verlenen aan het vereiste onderzoek. Het hof heeft in het arrest van 14 april 2020 de instructie op dit punt versterkt met een bevel. In het arrest van 14 april 2020 onder 9.6 is uitdrukkelijk verwezen naar de artikelen 21 en 22 lid 1 Rv. [De vennootschap 1] moest dan ook rekening houden met de mogelijke gevolgen van overtreding van het bevel, zoals omschreven in die artikelen.
12.10.
In die artikelen is onder meer bepaald:
Artikel 21:
“Partijen zijn verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Wordt deze verplichting niet nageleefd, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.”Artikel 22:
“1 De rechter kan in alle gevallen en in elke stand van de procedure partijen of een van hen bevelen bepaalde stellingen toe te lichten of bepaalde, op de zaak betrekking hebbende bescheiden over te leggen.2 Partijen kunnen dit, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, weigeren of de rechter mededelen dat uitsluitend hij kennis zal mogen nemen van de toelichting onderscheidenlijk de bescheiden.3 De rechter beslist of de in het tweede lid bedoelde weigering onderscheidenlijk de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.4 Indien de rechter beslist dat de weigering onderscheidenlijk de beperking niet gerechtvaardigd is, kan hij daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.”
12.11.
Het hof stelt vast dat [De vennootschap 1] geen bruikbare, relevante informatie in het geding heeft gebracht en geen voldoende inzicht heeft gegeven in de materie. De stukken die zij heeft overgelegd bij haar laatste akte bieden het vereiste inzicht en duidelijkheid bij lange na niet. De tabel van bedragen is niet of niet voldoende kenbaar ontleend aan de administratie van [de vennootschap 3] en is daarom al niet bruikbaar. De lijst van klanten was al eerder overgelegd (productie 10 bij grieven in principaal hoger beroep). [De vennootschap 1] heeft niet (voldoende kenbaar) rekening gehouden met de beoordeling door het hof in de tussenarresten (12.8 hiervoor). Zij heeft in de kern volstaan met een herhaling van haar standpunten. Zij heeft geen inzicht gegeven in de relevante activiteiten van de onderneming en de verantwoording daarvan in de administratie in de loop van de relevante jaren. Zij heeft geen toereikende verklaring gegeven voor haar keuzes op dit gebied. Kortom, [De vennootschap 1] heeft de vereiste medewerking niet verleend waardoor het onderzoek is gefrustreerd. Zij heeft de gegevens niet verstrekt die noodzakelijk zijn om te beoordelen welke klanten en omzet onder de samenwerking vallen (12.8 hiervoor).
12.12.
[De vennootschap 1] heeft ook (nagenoeg) geen inspanningen geleverd om het bevel van het hof uit te voeren. Zij heeft, ondanks de uitdrukkelijke melding van deze mogelijkheid in het laatste tussenarrest, geen overleg gevoerd met de raadsheer-commissaris. Zij heeft niet uitgelegd of aannemelijk gemaakt dat en waarom zij de inspanningen heeft geleverd die redelijkerwijs van haar konden worden gevergd. Zij heeft niet uitgelegd dat en waarom zoveel relevante informatie kennelijk (volgens haar) ontbreekt, ondanks de wettelijke administratie en de wettelijke bewaarplicht, in samenhang met haar wetenschap dat dit geschil al jaren loopt. Zij is ook niet voldoende ingegaan (antwoord incidenteel hoger beroep, 92-93) op de gemotiveerde standpunten van [de vennootschap 2] (antwoord principaal hoger beroep, 41-43, 58, 99), die erop neerkomen dat [De vennootschap 1] (in verbinding met [de vennootschap 3] ) in het bezit moet zijn van veel meer gegevens over klanten, orders en omzet. Juist op dat terrein moest [De vennootschap 1] ter uitvoering van het bevel van het hof inspanningen verrichten.
12.13.
De opmerking van [De vennootschap 1] dat [de vennootschap 3] bereid zou zijn administratie ter beschikking te stellen voor inzage, is onvoldoende voor de uitvoering van het bevel van het hof. Dat bevel strekt tot overlegging door [De vennootschap 1] van bruikbare, samenhangende, volledige gegevens, niet tot het doen van suggesties voor beperkte nadere inzage op enig moment in de toekomst. [De vennootschap 1] heeft geen toereikende, concrete verklaring gegeven voor haar standpunt dat de administratie van [de vennootschap 3] te omvangrijk zou zijn om in het geding te brengen en dat zij daarvoor geen financiële middelen heeft. Het hof neemt daarom geen genoegen met deze algemene opmerking van [De vennootschap 1] . Dat geldt ook voor de opmerking van [De vennootschap 1] dat Aces Direct niet bereid zou zijn inzage te verstrekken in de administratie en klantgegevens.
12.14.
[De vennootschap 1] meldt dat zij zich zorgen maakt over vertrouwelijke gegevens, maar zij heeft geen overleg gevoerd met de raadsheer-commissaris over passende oplossingen binnen de termijn die het hof heeft gegeven voor haar akte. Het hof heeft, zoals hiervoor is overwogen, de mogelijkheid van dat overleg uitdrukkelijk genoemd in het laatste tussenarrest. [De vennootschap 1] heeft ook niet voldoende uitgelegd dat en waarom zij van mening is dat bepaalde gegevens vertrouwelijk zijn. De enkele omstandigheid dat die gegevens zijn verwerkt in de administratie van [de vennootschap 3] is niet genoeg. Het geschil spitst zich immers toe op de vraag of die gegevens wel of niet op goede gronden in die administratie zijn verwerkt. [De vennootschap 1] vreest dat [de vennootschap 2] in feite klanten wenst over te nemen zonder ervoor te betalen en dat [de vennootschap 2] in dit geding informatie wenst te verkrijgen waar zij geen recht op heeft, maar zij heeft deze vrees niet onderbouwd aan de hand van concrete feiten. De suggestie van [De vennootschap 1] dat [de vennootschap 2] [de vennootschap 3] tegen betaling had moeten overnemen, doet niet ter zake. Voor zover [De vennootschap 1] geheel of gedeeltelijk heeft willen weigeren gegevens in het geding te brengen, of zich heeft willen beroepen op een beperking, heeft zij voor dat standpunt gelet op het voorgaande geen gewichtige redenen aangevoerd en is die weigering of beperking naar het oordeel van het hof niet gerechtvaardigd (artikel 22 lid 3 Rv).
12.15.
Het hof verwerpt om deze redenen de standpunten van [De vennootschap 1] (12.5 hiervoor).
12.16.
Het hof acht het geraden uit het voorgaande de gevolgtrekking te maken dat de vragen onder 12.1 hiervoor in het voordeel van [de vennootschap 2] moeten worden beantwoord (artikel 22 lid 4 Rv). Het hof merkt hierbij nogmaals op dat [De vennootschap 1] , ondanks meerdere kansen haar medewerking te verlenen, die medewerking niet heeft verleend waardoor dit onderzoek dat van wezenlijk belang was voor de beoordeling in het geding is gefrustreerd.
12.17.
Het hof stelt aldus vast:
- dat omzet buiten [de vennootschap 2] om is verantwoord die binnen [de vennootschap 2] had moeten worden verantwoord; en
- dat activa binnen [de vennootschap 2] zijn verkocht en overgedragen aan ACES Direct.
Het hof is van oordeel dat [De vennootschap 1] aldus tekort is geschoten in de naleving van de agentuurovereenkomst, meer in het bijzonder de artikelen 14.4 en 14.9 (overdracht klanten en klantinformatie), 15 (geheimhouding) en 16 (concurrentiebeding en relatiebeding) van die overeenkomst.
12.18.
Dit betekent (zie de tabel onder 12.1 hiervoor):
- dat de vordering tot naleving van artikel 16 van de agentuurovereenkomst (c.) moet worden toegewezen zoals gewijzigd in incidenteel hoger beroep;
- dat de vordering tot betaling van boetes op grond van de artikelen 15.1, 15.2 en 16.1 onder a van de agentuurovereenkomst (d.I) moet worden toegewezen;
- dat de vordering tot betaling van boetes op grond van artikel 16.1 onder b van de agentuurovereenkomst (d.II) op zichzelf gegrond is, maar bij gebreke van een specificatie (en dus van een toereikende kwantificering) moet worden afgewezen;
- dat de vorderingen tot vergoeding van schade, op te maken bij staat (d.V.ii en d.V.iii (d.V.iii is voor het eerst ingesteld in incidenteel hoger beroep)) moeten worden toegewezen.
12.19.
Het hof merkt op dat [De vennootschap 1] haar vordering c. in incidenteel hoger beroep heeft verminderd, in die zin dat haar primaire vordering thans uitsluitend ziet op het staken van alle werkzaamheden; de rest van de vordering wordt thans uitsluitend subsidiair ingesteld (grieven incidenteel hoger beroep, 143). Daarom moet de beslissing van de kantonrechter over deze vordering, hoewel destijds juist, worden vernietigd (vonnis, 5.II.c.). Het hof zal de nieuwe primaire vordering toewijzen en evenals de kantonrechter een maximum vaststellen van € 100.000,00 (op dit punt is geen voldoende kenbare grief gericht tegen de beslissing van de kantonrechter). De nieuwe subsidiaire vordering behoeft verder geen behandeling.
12.20.
Het hof overweegt verder dat [de vennootschap 2] met betrekking tot haar (gewijzigde) vorderingen in incidenteel hoger beroep (d.V.ii en d.V.iii) een voldoende kenbare grief heeft aangevoerd (grieven incidenteel hoger beroep, bladzijde 45 onder 140-141 en bladzijde 47, vet en cursief gedrukt) en dat de mogelijkheid van schade als gevolg van de handelwijze van [De vennootschap 1] voldoende aannemelijk is geworden. Daarom moet de vordering tot vergoeding van schade, nader op te maken bij staat, worden toegewezen.
12.21.
De vordering onder d.VI strekt tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand (begroot op € 5.000,00). Voor zover [de vennootschap 2] een voldoende kenbare grief heeft gericht tegen de afwijzing van deze vordering door de kantonrechter (door haar vordering te herhalen: grieven in incidenteel hoger beroep, bladzijde 47 onder VI), heeft zij deze grief niet onderbouwd. Het hof zal deze vordering dan ook afwijzen.
12.22.
Het hof passeert het bewijsaanbod van [De vennootschap 1] als onvoldoende onderbouwd dan wel niet ter zake dienend. [De vennootschap 1] wenst in het bijzonder de gelegenheid te hebben voor bewijslevering over de vraag welke partijen in 2011 klant waren van [de vennootschap 3] (grieven principaal hoger beroep, 85). [De vennootschap 1] heeft haar stellingen dienaangaande echter onvoldoende onderbouwd omdat zij geen inzicht heeft gegeven in haar administratie (en in de administratie van [de vennootschap 3] , voor zover dat redelijkerwijs van haar kan worden verlangd). [de vennootschap 2] wijst er terecht op dat de overgelegde lijst van klantnamen niet de vereiste duidelijkheid biedt. [De vennootschap 1] heeft verder, zoals hiervoor is overwogen, geen medewerking verleend waardoor het noodzakelijke onderzoek is gefrustreerd.
12.23.
De beoordeling leidt tot de volgende conclusies. [de vennootschap 2] moet niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen tegen Spijkers (tussenarrest, 3.5). De uitkomst van de procedure in hoger beroep is als volgt (definitieve versie van de tabel onder 9.2 van het tussenarrest en 12.1 hiervoor):
vorderingen
beslissing kantonrechter
beslissing hoger beroep
[de vennootschap 2] tegen [betrokkene]
afwijzing
niet aan de orde (niet-ontvankelijk)
Vorderingen van [de vennootschap 2] tegen [De vennootschap 1]
a. gegevens van klanten
toewijzing, 5.II.a.
bekrachtigd, tussenarrest, 10
b. overzicht van orders/omzet
toewijzing, 5.II.b.
bekrachtigd, tussenarrest, 10
c. naleving art. 16
toewijzing, 5.II.c.
vernietigen, gewijzigde primaire eis toewijzen + max.
d.I. boetes art. 15.1, 15.2, 16.1 a
toewijzing, 5.II.d.1
bekrachtigen
d.II. boetes 16.1 b (p.m.)
afwijzing
bekrachtigen
d.III. schadevergoeding 7:439 en 7:441 BW
toewijzing, 5.II.d.2
vernietigen, alsnog afwijzen incl. vermeerdering
d. IV. schadevergoeding bij staat (beëindiging service-overeenkomst)
toewijzing, 5.II.d.3
vernietigen, alsnog afwijzen
d.V.i. schadevergoeding bij staat (staken overeenkomst)
toewijzing, 5.II.e.
vernietigen, alsnog afwijzen
d.V.ii. schadevergoeding bij staat (niet overhandigen klantinformatie)
toewijzing, 5.II.e.
bekrachtigen
d.V.iii. schadevergoeding bij staat (verlies van niet overgedragen klanten/omzet/orders)
niet aan de orde
toewijzen
d.VI. kosten rechtsbijstand
afwijzing
bekrachtigen
Vorderingen van [De vennootschap 1] tegen [de vennootschap 2]
e. € 4.979,20 creditfacturen
toewijzing
niet aan de orde
f. € 13.873,75 gecedeerde facturen
afwijzing
niet aan de orde
g. klantenvergoeding 7:442 BW
afwijzing
bekrachtigen
12.24.
De beoordeling van de grieven is bij deze stand van zaken als volgt:
principaal hoger beroep:
grief beslissing beoordeling (arrest)
1-7, 12-13 falen 3.15-3.21, 12.3-12.23 (a., b., c.,
d.I, d.II, d.V.ii)
8-11 slagen 3.8-3.13 (d.III, d.IV, d.V.i)
14 faalt 3.8-3.13 (g)
15 faalt geen zelfstandige betekenis
incidenteel hoger beroep:
grief beslissing beoordeling (arrest)
1 niet-ontvankelijk 3.5 (Spijkers in persoon)
ongenummerd slaagt 3.6, 12.3-12.19 (c.)
ongenummerd slaagt 3.6, 12.3-18, 12.20 (d.V.ii, d.V.iii)
ongenummerd faalt 3.6, 12.3-18, 12.21 (d.VI).
12.25.
[De vennootschap 1] is terecht als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld in eerste aanleg. Ook in zoverre zal het bestreden vonnis worden bekrachtigd. [De vennootschap 1] zal ook in principaal hoger beroep en incidenteel hoger beroep als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

13.De uitspraak

Het hof:
in principaal en incidenteel appel
verklaart [de vennootschap 2] niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen Spijkers;
verstaat dat in het arrest van 14 april 2020 het bestreden vonnis is bekrachtigd voor zover gewezen tussen [de vennootschap 2] en [De vennootschap 1] met betrekking tot vorderingen a. en b. (arrest, 10; vonnis, 5, II a. en b.) en dat hetgeen met betrekking tot deze vorderingen meer of anders is gevorderd, in dat arrest is afgewezen;
vernietigt het bestreden vonnis voor zover de vordering van [de vennootschap 2] tot naleving van artikel 16 van de agentuurovereenkomst is toegewezen (12.23 hiervoor onder c.; vonnis, 5.II.c.), en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [De vennootschap 1] met onmiddellijke ingang artikel 16 uit de agentuurovereenkomst van 7 maart 2011 na te leven en daartoe per direct te staken alle werkzaamheden voor en/of bij ACES Direct B.V., op straffe van verbeurte van verdere boete van € 10.000,00 per overtreding of per dag van overtreding, waarbij aan de (totale) boete een maximum wordt verbonden van € 100.000,00;
vernietigt het bestreden vonnis voor zover de door [de vennootschap 2] gevorderde schadevergoeding
(artikelen 7:439 en 7:441 BW, beëindiging service-overeenkomst, staken overeenkomst; 12.23 hiervoor onder d.III, d.IV en d.V.i; vonnis, 5.II.d.2, 5.II.d.3 en 5.II.e.) is toegewezen, en opnieuw rechtdoende:
wijst af deze vorderingen;
veroordeelt [De vennootschap 1] tot vergoeding van de schade in verband met het verlies van klanten, orders en omzet over [benaming klanten] -klanten, die sedert 1 januari 2016 niet zijn overgedragen aan [de vennootschap 2] , op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet (12.23 hiervoor onder d.V.iii);
bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige, voor zover aan de orde in hoger beroep;
veroordeelt [De vennootschap 1] in de proceskosten in principaal hoger beroep en in incidenteel hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van [de vennootschap 2] op € 716,00 aan griffierecht en op € 2.685,00 aan salaris advocaat in principaal hoger beroep, en op € 1.342,50 aan salaris advocaat in incidenteel hoger beroep, en voor wat betreft de nakosten op € 157,- indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 239,- vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden; en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der voldoening;
wijst af het meer of anders gevorderde;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, L.S. Frakes en G.J.S. Bouwens en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 29 september 2020.
griffier rolraadsheer