ECLI:NL:GHSHE:2020:2954

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 september 2020
Publicatiedatum
24 september 2020
Zaaknummer
200.281.018_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hoofdverblijf en zorgregeling van minderjarige kinderen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg. De moeder verzoekt het hof om het hoofdverblijf van haar minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], bij haar te bepalen, en om vervangende toestemming te verlenen voor hun inschrijving op een basisschool in haar woonplaats. De vader verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen, waarin is bepaald dat het hoofdverblijf van de kinderen bij hem zal zijn. De rechtbank heeft overwogen dat de huidige zorgregeling te belastend is voor de moeder en dat de kinderen klem zitten tussen de ouders, wat hun ontwikkeling bedreigt. De moeder is het niet eens met deze beslissing en stelt dat er geen noodzaak is voor wijziging van het hoofdverblijf. Het hof heeft de mondelinge behandeling voortgezet en de betrokken partijen, inclusief de Raad voor de Kinderbescherming en de GI, opgeroepen om te verschijnen. De zaak is aangehouden voor verdere beoordeling en het hof heeft behoefte aan meer informatie over de hulpverleningstrajecten die voor de ouders zijn voorzien. De beslissing van het hof zal afhangen van de voortgang van deze trajecten en de mogelijkheid om de communicatie tussen de ouders te verbeteren.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 24 september 2020
Zaaknummer: 200.281.018/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/260927 / FA RK 19-648
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.E.A. Hendrix,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. I.F.H. Nelissen.
Deze zaak gaat over:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ,
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidoost Nederland,
vestiging: [vestiging] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 15 mei 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 14 juli 2020, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende,
I. het hoofdverblijf van de minderjarige kinderen te bepalen bij de moeder, waarbij tevens wordt bepaald dat de kinderen ingeschreven zullen staan op het adres bij de moeder;
II. aan de moeder vervangende toestemming te verlenen om de kinderen in te schrijven op de basisschool [basisschool 1] te [woonplaats moeder] ;
III. te bepalen dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in het kader van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken als volgt bij de vader zullen verblijven:
  • in de even weken van donderdag uit school tot en met maandag aan school. De vader haalt de kinderen op bij school in [woonplaats moeder] en brengt ze op maandag naar school;
  • in de oneven weken van donderdag uit school tot vrijdag aan school, waarbij de vader de kinderen uit school ophaalt en weer naar school brengt;
Kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 25 augustus 2020, heeft de vader verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2020. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Hendrix;
  • de vader, bijgestaan door mr. Nelissen;
  • Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de raad), vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
2.3.1.
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg (hierna te noemen: de GI), is met bericht van verhindering niet op de mondelinge behandeling verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V6-formulier met bijlagen van 18 augustus 2020 van de zijde van de vrouw;
  • de brief van de GI van 28 augustus 2020.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
Uit de relatie van partijen zijn geboren:
- [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ,
- [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] .
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit. De kinderen hadden tot de bestreden beschikking hun hoofdverblijf bij de moeder.
3.2.
Bij beschikking van de rechtbank Limburg van 17 juli 2020 (op schrift gesteld op 24 juli 2020) zijn de kinderen onder toezicht gesteld van de GI voor een termijn van een jaar, aldus tot 17 juli 2021.
3.3.
Partijen hebben op 4 mei 2017 een ouderschapsplan ondertekend waarin de volgende verdeling van zorg- en opvoedingstaken is afgesproken:
“ [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven een weekend per veertien dagen van vrijdagavond 18:00 uur tot zondagavond 18:00 uur bij de vader. Vader haalt de kinderen na het eten bij de moeder op. Vader brengt de kinderen na het eten op zondag weer naar de moeder.
Wekelijks zullen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] doordeweeks de ene keer van dinsdag 16:00 uur tot en met woensdag voor school bij de vader verblijven (in de week dat de kinderen ook het weekend bij de vader verblijven). De andere week zullen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van donderdag 16:00 uur tot en met vrijdag bij vader verblijven.
De verdeling van het verblijf van de kinderen bij hun vader of moeder tijdens de vakanties en feestdagen zal in onderling overleg plaatsvinden, waarbij het uitgangspunt zal zijn dat beiden de helft van de dagen bij de kinderen doorbrengen. De kinderen zullen niet meer dan 14 dagen aaneensluitend bij de vader verblijven zonder omgang met de moeder, en andersom, tenzij partijen op dat moment anders afspreken.”
3.4.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank, voor zover thans van belang:
- bepaald dat het hoofdverblijf van de kinderen bij de vader zal zijn;
- bepaald dat de kinderen ingeschreven zullen staat op het adres van de vader;
- de vader vervangende toestemming verleend tot inschrijving van de kinderen op basisschool [basisschool 2] te [woonplaats vader] ;
- bepaald dat de kinderen in het kader van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken als volgt bij de moeder zullen verblijven:
  • in de oneven weken van donderdag uit school tot en met maandag aan school. De moeder haalt de kinderen bij school in [woonplaats vader] op en brengt ze op maandag naar school;
  • in de even weken van donderdag uit school tot vrijdag aan school, waarbij de moeder de kinderen uit school ophaalt en weer naar school brengt.
De rechtbank heeft voorts een verdeling van de vakanties en feestdagen vastgesteld, die in hoger beroep geen onderwerp van geschil is.
3.5.
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking overwogen dat het in het belang van de rust en stabiliteit voor en de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aangewezen is om hun hoofdverblijf bij de vader te bepalen. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat het, ondanks intensieve begeleiding door de professionals van [organisatie] , op geen enkele manier lukt de ouders zodanig te laten bewegen dat zij tot een zorgregeling komen die in het belang is van de kinderen. De ex-partnerstrijd duurt al jaren en ondanks de inzet van hulpverlening lukt het de ouders niet deze strijd te staken. Blijkens het verslag van [organisatie] heeft de huisarts van de moeder contact gezocht met de behandelcoördinatoren en ernstige zorgen gemeld over de overbelasting van de moeder. Uit het verslag van [organisatie] blijkt ook dat de moeder zelf heeft aangegeven dat zij overvraagd wordt door de huidige verdeling van de zorgtaken, gevoelens ervaart van uitzichtloosheid en de grip op de kinderen dreigt te verliezen. [organisatie] constateert dat een verandering in de verdeling van de opvoedtaken noodzakelijk lijkt ter ontlasting van de moeder.
Door de aanhoudende ex-partnerstrijd ontbreekt voor de kinderen al veel te lang een situatie waarin zij zich veilig en onbezorgd tussen de ouders kunnen bewegen. De kinderen zitten nog steeds klem in hun loyaliteit tussen de ouders. De rechtbank acht het daarnaast zorgwekkend dat de huidige zorgregeling te belastend is voor de moeder en haar draagkracht ver te boven gaat. Dit kan niet anders dan doorwerken op de kinderen. Onder deze omstandigheden is een substantiële wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken noodzakelijk.
Het voorstel van de raad om de kinderen een dag extra bij de vader te laten zijn biedt in de huidige omstandigheden geen oplossing. Daarbij komt dat elke extra wisseling voor meer spanning bij de kinderen zorgt. Het ter zitting door de raad gegeven advies dat solo parallelouderschap de oplossing biedt en dat de ouders naar de gemeente moeten gaan voor een doorverwijzing naar hulp in het vrijwillig kader biedt in de huidige omstandigheden evenmin een toereikende oplossing. Er is nu meer nodig om ervoor te zorgen dat er voor de kinderen rust en stabiliteit gaat komen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het gezien de afstand [woonplaats vader] - [woonplaats moeder] en de omstandigheid dat de vader een fulltime baan heeft, alleszins redelijk is dat de kinderen, als ze bij de vader wonen, ook in [woonplaats vader] naar school kunnen gaan, en heeft het verzoek van de vader dus toegewezen.
3.6.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.1.
De moeder voert, kort samengevat, het volgende aan.
Uit niets is gebleken dat een wijziging van het hoofdverblijf noodzakelijk zou zijn. De rechtbank hangt die noodzaak op aan een stelling van [organisatie] dat sprake zou zijn van een overbelasting aan de zijde van de moeder, die zou worden veroorzaakt door de zorgverdeling. Deze stelling is echter niet correct. [organisatie] heeft deze stelling gebaseerd op een telefoontje van de huisarts van de moeder en een telefoontje van de advocaat van de moeder. De advocaat van de moeder heeft meermaals, aan [organisatie] maar ook aan de rechtbank (zo blijkt uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de rechtbank op 1 april 2020, bijlage 18), laten weten dat zij dit niet gezegd heeft. Uit de brief van de huisarts blijkt niet dat de moeder overspannen is door de kinderen, maar dat ze onder grote spanning staat vanwege de situatie tussen de ex-echtelieden die niet met elkaar communiceren. Ook de huisarts heeft meermaals aan [organisatie] laten weten deze uitspraken niet te hebben gedaan. De moeder ontkent ook met klem zelf te hebben aangegeven dat zij ernstig overvraagd wordt door de huidige verdeling van zorgtaken, en dat zij gevoelens van uitzichtloosheid ervaart en de grip op de kinderen dreigt te verliezen. Het was [organisatie] die van mening was dat de huidige situatie ervoor zou zorgen dat moeder de grip op de kinderen zou verliezen. Moeder werd belast door het feit dat vader weigerde de overdrachten op school plaats te laten vinden. Hierop is de vader inmiddels teruggekomen.
De incorrecte stellingen van [organisatie] zijn zonder enig onderzoek gevolgd.
Uit het raadsonderzoek van 30 juni 2020 blijkt niet dat de moeder overbelast is.
De raad zag tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg, na de rapportage van [organisatie] , geen heil in de wijziging van het hoofdverblijf. Dit zou volgens de raad niets oplossen en de raad zette er vraagtekens bij of dit in het belang van de kinderen zou zijn. Een advies dat door de rechtbank zonder nadere motivering terzijde is geschoven.
De man kan met zijn fulltime dienstverband de kinderen niet opvangen na school. Hij ‘verplicht’ de kinderen, aldus [minderjarige 1] , om altijd af te spreken bij andere kinderen. De moeder is wel in staat de kinderen dagelijks na schooltijd op te vangen.
Indien de kinderen op school in [woonplaats moeder] zitten kunnen ze daar naar behoefte afspreken met vriendjes. De afstand tussen de woning van de vader en de basisschool in [woonplaats moeder] is binnen 17 minuten te rijden (bijlage 26). De loopafstand tussen de woning van de vader en de basisschool in [woonplaats vader] is 13 minuten (bijlage 27). Een minimaal verschil.
De kinderen zijn in [woonplaats moeder] en op de basisschool aldaar ingeburgerd en hebben daar een breed sociaal netwerk, waar ze dagelijks contact hebben met vrienden en elkaar treffen op de speelweide in de kern van het dorp.
De docenten van [minderjarige 1] gaven als informant in het raadsonderzoek aan zich af te vragen of het goed is voor [minderjarige 1] om de laatste twee jaar dat zij nog op de basisschool zit te veranderen van school. [minderjarige 1] heeft veel vriendinnen op school die ze moet missen als ze verandert. School denkt dat het voor [minderjarige 1] een te grote stap gaan zijn als ze moet veranderen van school en maakt zich zorgen of [minderjarige 1] hier didactisch niet onder zal gaan lijden.
3.6.2.
De vader voert, kort samengevat, het volgende aan.
De moeder stelt dat, als [organisatie] de stellingen van de moeder, haar huisarts en haar advocaat niet verkeerd zou hebben geïnterpreteerd, de rechtbank het hoofdverblijf van de kinderen niet bij de vader bepaald zou hebben. Met dit standpunt van de moeder is de vader het niet eens. Het gaat niet alleen om het oordeel van [organisatie] in deze zaak. De situatie waarin de kinderen steeds meer klem zijn komen te zitten tussen de ouders, duurt inmiddels al drie jaar. Meerdere hulpverleners hebben de afgelopen jaren grote zorgen geuit. Er moest dus iets drastisch gebeuren.
Daarbij komt dat [organisatie] haar oordeel niet alleen heeft gebaseerd op het telefoontje van de huisarts en de advocaat van moeder. [organisatie] heeft in de periode september tot en met december 2019 de situatie van de kinderen onderzocht en een aantal feiten geconcludeerd, gebaseerd op observaties, gesprekken met de ouder en derden en uit de verklaringen van de moeder zelf.
De zorgen over de kinderen betreffen niet alleen de overbelasting van de moeder maar ook:
  • belast worden met volwassenenproblematiek en emoties van de moeder;
  • geen onbelast contact kunnen hebben met de vader;
  • onvoldoende uitvoeren van zorgtaken door de moeder;
  • schoolverzuim van de kinderen, waardoor zij een achterstand oplopen.
De thuissituatie van de moeder is een terugkerend zorgpunt, hetgeen niet alleen blijkt uit het eindrapport en verklaringen van [organisatie] in 2019/2020, maar ook uit eerdere verslagen (o.a. verslag Yvoor van 13 december 2018, praatpapier beschermtafel RTO en het raadsrapport van 29 juli 2019).
Het gaat niet alleen om het wel of niet overbelast zijn van de moeder, maar om het belang van de kinderen.
Het is onjuist dat de raad geen heil zou zien in wijziging van het hoofdverblijf. De zittingsvertegenwoordiger baseerde zich onterecht op het oude raadsrapport van 29 juli 2019, waarin nog geen sprake was van wijziging van het hoofdverblijf.
De vader heeft de kinderen, in hun belang, het schooljaar in [woonplaats moeder] laten afmaken.
De kinderen spreken vrijwillig af met anderen, de vader verplicht hen hier niet toe.
De vader is in overleg met zijn werkgever om een dag minder te gaan werken.
In het verleden is gebleken dat de kinderen bij moeder niet mochten buitenspelen en geen speelafspraakjes mochten maken met vriendjes.
Sinds mei 2019 is het een feit dat de moeder 90% van de tijd met de kinderen “logeert” bij haar partner in [plaats] (België). De kinderen worden dan naar school gebracht vanuit [plaats] (23 minuten reistijd) en na schooltijd meteen weer in de auto gezet naar [plaats] . De kinderen zijn dus helemaal niet in staat speelafspraakjes te maken of naar de speelweide in [woonplaats moeder] te gaan.
De moeder heeft de kinderen geen ruimte gegeven om sociale contacten op te bouwen of om deel te nemen aan sociale contacten, zoals kinderfeestjes of sportclubjes. Ook kappers- en tandartsbezoeken bleven al die jaren uit.
Ook de moeder heeft sinds kort een baan.
In de ochtendspits is de reistijd van het huis van vader naar de school in [woonplaats moeder] ruim 20 tot 25 minuten. De fietsafstand tussen het huis van de vader en de school in [woonplaats vader] is maar drie minuten.
De kinderen kunnen op de school in [woonplaats vader] een nieuwe start maken en kunnen zich daar vrij en ongedwongen bewegen. Op de school in [woonplaats moeder] kwam de moeder te pas en te onpas opdagen, ook op de dagen dat de vader de kinderen van school moest halen, hetgeen tot grote spanning en loyaliteitsconflict bij de kinderen leidde.
Uit het gesprek op 19 augustus 2020 tussen de vader, de gezinsvoogd en de hulpverlener van Xonar is gebleken dat het de moeder nog steeds niet lukt de kinderen niet te belasten met haar eigen emoties en de kinderen op tijd op school te krijgen. Er is dan ook bewust voor gekozen de kinderen niet door de moeder maar door de vader naar school te laten brengen op de eerste schooldag op 24 augustus 2020.
3.6.3.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven in eerste aanleg niet te hebben geadviseerd het hoofdverblijf van de kinderen te wijzigen, omdat de raad de oplossing in deze zaak niet ziet in de plek waar de kinderen wonen. De zorgen over de kinderen hebben te maken met de ex-partnerstrijd tussen de ouders. Er is een groot gebrek aan vertrouwen tussen deze ouders. De kinderen staan hierdoor onder grote druk. Zij zitten klem tussen de ouders en er is sprake van een loyaliteitsconflict. Dit laatste blijkt met name uit uitspraken van [minderjarige 1] .
Het is belangrijk dat de ouders komen tot een vorm van respectvol ouderschap, bijvoorbeeld in de vorm van solo-parallel ouderschap. Daar hebben de ouders hulp bij nodig.
Er zijn hele hoge verwachtingen van de gezinsvoogd, maar de sleutel ligt bij de ouders zelf.
Op de vraag of de kinderen weer terug naar de moeder zouden kunnen, heeft de raad aangegeven dat de kinderen het goed deden op de school in [woonplaats moeder] . Doordat de kinderen klem zitten en te maken hebben met een loyaliteitsconflict, is hun draagkracht wel minder, maar [woonplaats moeder] en hun oude school daar, is voor hen wel een vertrouwde plek. De bedreiging voor de kinderen zit hem in de strijd tussen de ouders.
3.6.4.
De GI heeft in de brief van 28 augustus 2020 het volgende aangevoerd.
De GI maakt zich ernstig zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] . Beide kinderen worden door de ouderstrijd heen en weer getrokken in hun loyaliteit naar beide ouders. De impact van deze ouderstrijd is merkbaar bij de kinderen doordat ze klem zitten en hierdoor last hebben van concentratieverlies op school en belemmerd worden in hun ontwikkeling. Beide kinderen kunnen geen veilig en fijn thuis ervaren bij beide ouders zo lang de strijd en de onzekerheid over waar men mag zijn, voort blijft duren.
Ouders en met name moeder belasten de kinderen met hun emoties en uitspraken waardoor de kinderen heen en weer geslingerd worden en zich niet goed meer kunnen uiten over wat zij nu precies willen.
De onzekerheid die er nu is over de plek waar ze mogen zijn is voor beide kinderen een zware belasting. Voor de kinderen is het belangrijk te weten waar ze mogen zijn en dat deze plek dan ook voor langere tijd geborgd wordt.
De bedoelde hulpverlening ten aanzien van de verbetering van de communicatie tussen beide ouders in het belang van de kinderen (nieuw ouderschap Xonar) is nog niet kunnen starten vanwege het hoger beroep.
Indien er nu duidelijkheid komt waardoor er rust voor de kinderen kan komen en zij weten waar zij mogen zijn en waar zij naar school mogen gaan, zal dat ertoe bijdragen dat de ontwikkeling van de kinderen weer op een positieve wijze kan worden voortgezet.
3.6.5.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken en het behandelde ter zitting blijkt duidelijk dat de ouders niet in staat zijn met elkaar te communiceren.
Op 17 juli 2020 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld. De bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is gelegen in het feit dat zij geen onbelast contact kunnen hebben met hun beide ouders en zij klem zitten tussen twee ouders die al jarenlang een strijd met elkaar voeren over een juiste verdeling van zorg- en opvoedingstaken. De noodzakelijke hulpverlening om deze ontwikkelingsbedreiging weg te nemen is, gelet op de korte tijd dat de ondertoezichtstelling nu loopt, nog niet op gang gekomen.
Het hof begrijpt uit de brief van de GI van 28 augustus 2020 dat de beoogde hulpverlenende instantie, Xonar, heeft aangegeven dat er geen juridische procedures meer tussen partijen mogen lopen. Het hof acht het echter van belang dat het hulpverleningstraject, ondanks deze nog lopende procedure tussen de ouders, toch zal starten. Het hof acht zich op dit moment namelijk onvoldoende geïnformeerd om deze procedure met een verantwoorde beslissing over het hoofdverblijf en de verdeling van zorg- en opvoedingstaken te kunnen beëindigen. Een beslissing van het hof op dit moment zal wellicht een knoop doorhakken, maar zal geen oplossing brengen in het aan het hof voorgelegde conflict en de achterliggende problematiek. Indien Xonar het benodigde hulpverleningstraject niet kan opstarten om de reden dat er nog een procedure tussen de ouders loopt, is het aan de GI om zo spoedig mogelijk een ander hulpverleningstraject in gang te zetten.
Het hof heeft er verder behoefte aan dat de GI op een nadere hierna te bepalen mondelinge behandeling verschijnt en het hof informeert over het voor deze ouders te doorlopen traject van (wellicht systemische) hulpverlening alsmede in zijn algemeenheid over de meest recente stand van zaken. Het hof verzoekt de GI de daaraan ten grondslag liggende stukken tijdig voor de hierna te noemen datum van de voortgezette mondelinge behandeling aan het hof met een afschrift aan partijen en aan de raad te doen toekomen.
3.6.6.
Het hof zal de mondelinge behandeling in deze zaak voortzetten op 30 november 2020 te 14:00 uur en roept hierbij partijen met hun advocaten, de raad en de GI op om op deze mondelinge behandeling te verschijnen. Deze beschikking geldt als oproep voor deze mondelinge behandeling.
3.6.7.
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

4.De beslissing

Het hof:
roept partijen, zo nodig vergezeld van hun advocaten, alsmede de GI en de raad op om te verschijnen op de mondelinge behandeling op 30 november 2020 te 14.00 uur in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 in ’s-Hertogenbosch;
houdt iedere verdere beslissing aan tot 30 november 2020.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, J.C.E. Ackermans-Wijn en H.J. Witkamp, en is op 24 september 2020 uitgesproken in het openbaar door mr. J.C.E. Ackermans-Wijn in tegenwoordigheid van de griffier