Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[minderjarige](hierna te noemen: [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] .
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 13 mei 2020, waarin de ondertoezichtstelling van haar minderjarige kind, geboren in 2008, werd verlengd. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. A.L. Witteveen, verzet zich tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling door de gecertificeerde instelling (GI), Stichting Jeugdbescherming Brabant. De moeder stelt dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging is voor haar kind en dat de GI niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de noodzaak van de ondertoezichtstelling. De vader, die ook betrokken is bij de procedure, is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling, maar is vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. C.A.M.J.M. Joosten.
De mondelinge behandeling vond plaats op 3 september 2020, waarbij de moeder en de GI hun standpunten naar voren brachten. De GI betoogde dat de ontwikkeling van het kind ernstig wordt bedreigd, vooral in sociaal-emotionele zin, en dat de moeder niet meewerkt aan de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Het hof heeft kennisgenomen van de zorgen van de GI en de argumenten van de moeder, en heeft de beschikking van de rechtbank beoordeeld. Het hof concludeert dat de ondertoezichtstelling gerechtvaardigd is, gezien de ernstige bedreigingen voor de ontwikkeling van het kind en de noodzaak om het NIFP-onderzoek af te ronden.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van het kind voorop staat. Het hof heeft ook de griffier verzocht om een afschrift van de uitspraak toe te zenden aan de rechtbank Oost-Brabant ter attentie van het centraal gezagsregister.