Uitspraak
arrest van 28 januari 2020in de zaak van
DB BAHNBAUGRUPPE GMBH, gevestigd te [vestigingsplaats] (Duitsland),
DB ENGINEERING & CONSULTING GMBH(rechtsopvolger van
DB PROJEKTBAU GMBH), gevestigd te [vestigingsplaats] (Duitsland),
DB REGIONETZ INFRASTRUKTUR GMBH, gevestigd te [vestigingsplaats] (Duitsland),
DB FAHRWEGDIENSTE GMBH, gevestigd te [vestigingsplaats] (Duitsland),
DB STATION&SERVICE AG, gevestigd te [vestigingsplaats] (Duitsland), appellanten, hierna samen: DB c.s., advocaat: mr. E.-J. Zippro en mr. R. Meijer,
1.NEDRI SPANSTAAL B.V., gevestigd te [vestigingsplaats]
HIT GROEP B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] ,
WESTFÄLISCHE DRAHTINDUSTRIE VERWALTUNGSGESELLSCHAFT MBH & CO. KG,
WESTFÄLISCHE DRAHTINDUSTRIE GMBH, gevestigd te [vestigingsplaats] (Duitsland),
PAMPUS INDUSTRIEBETEILIGUNGEN GMBH & CO. KOMMANDITGESELLSCHAFT,
6.de rechtspersoon naar Spaans recht ARCELORMITTAL ESPANA SA,
ARCELORMITTAL WIRE FRANCE SA,
ARCELORMITTAL SA, gevestigd te [vestigingsplaats] (Luxemburg),
9.de rechtspersoon naar Duits recht DWK DRAHTWERK KOLN GMBH,
SAARSTAHL AKTIENGESELLSCHAFT, gevestigd te [vestigingsplaats] (Duitsland),
11.de rechtspersoon naar Italiaans recht CB TRAFILATI ACCIAI S.P.A.,
12.de rechtspersoon naar buitenlands recht FAPRICELA-INDÚSTRIA DE TREFILARIA S.A.,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/190094 / HA ZA 14-204)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties en eiswijziging;
- de memorie van antwoord van Nedri c.s. met producties;
- de memorie van antwoord van AM c.s met producties;
- de memorie van antwoord van DWK c.s.met producties;
- de memorie van antwoord van CB;
- de memorie van antwoord van FT;
- de nadere memorie inzake verjaring van DB c.s. met producties;
- de nadere memorie inzake verjaring van Nedri c.s. met producties;
- de nadere memorie inzake verjaring van AM c.s. met producties;
- de nadere memorie inzake verjaring van DWK c.s. met producties;
- de nadere memorie inzake verjaring van CB c.s.;
- het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd;
- een bij H-formulier van 13 november 2019 door DB c.s. toegezonden productie 50, die bij het pleidooi bij akte in het geding is gebracht;
- de bij H-formulier van 13 november 2019 door AM c.s. toegezonden akte houdende overlegging van 13 producties.
3.De beoordeling
1.INLEIDING
2.BESCHRIJVING VAN DE ZAAK
(…)
- Deze zaak betreft een inbreuk op artikel 101 van het VWEU en, vanaf 1 januari 1994, op artikel 53 van de EER-Overeenkomst in de sector spanstaal, met uitzondering van speciale strengen en draagkabels. Spanstaal bestaat uit lange, gekrulde metaaldraden en -strengen die in combinatie met beton op bouwwerven worden gebruikt voor het maken van funderingen, balkons of bruggen alsook bij ondergrondse bouwwerken en in de bruggenbouw.
- De betrokken leveranciers stelden prijzen en volumes vast, verdeelden klanten en wisselden commercieel gevoelige informatie uit in het kader van een kartel dat meer dan 18 jaar duurde, van tenminste 1 januari 1984 tot 19 september 2002. Daarnaast controleerden zij de afspraken op het gebied van prijzen, afnemers en volumes door middel van een systeem van nationale coördinatoren en bilaterale contacten. Sommige leveranciers waren tevens betrokken bij een speciale vorm van klantentoewijzing met betrekking tot een grote Scandinavische afnemer. De inbreuk vormt door zijn aard een van de ernstigste schendingen van artikel 101 van het VWEU.
- Het kartel betrof een geheel van pan-Europese regelingen en werd aanvankelijk aangeduid als
De betrokken ondernemingen ontmoetten elkaar doorgaans in de wandelgangen van officiële branchebijeenkomsten in hotels in heel Europa. De Commissie bezit bewijsmateriaal met betrekking tot meer dan 550 kartelbijeenkomsten.
De adressaten van het besluit hebben gedurende tenminste de volgende perioden aan de inbreuk deelgenomen:
3.BESLUIT
nade betekening van de respectieve dagvaarding. Althans indien, dus deze conclusie is voorwaardelijk, zou moeten worden aangenomen dat artikel 33 lid 5 GWB inderdaad van toepassing is. Derhalve behoeft de stellingname van AccelorMittal aangaande de korte verjaringstermijn alleen nadere beoordeling indien het hof oordeelt dat artikel 33 lid 5 GWB toepassing mist, als hierna te bespreken.
- i) of de schorsing van rechtswege als per 1 juli 2005 als onderdeel van de zevende herziening van de GWB opgenomen in art. 33 (5) GWB (hierna: GWB 2005), op claims als onderhavige van toepassing is en
- ii) of de dagvaardingen eind 2013 op zich voldoen aan de vereisten die art. 204 (1) sub 1 BGB en daarmee al dan niet schorsende werking hebben gehad.
die Erhebung der Klage auf Leistung oder auf Feststellung des Anspruchs, auf Erteilung der Vollstreckungsklausel oder af erlass des Volstreckungsurteils,”
die Bezeichnung der Parteien und des gerichts;
die bestimmte angabe des Gegenstandes und des Grundes des erhobenen Anspruchs, sowie einen bestimmten Antrag.”
The designation of the parties and of the court;
Exact information on the subject matter and the grounds for filing the claim, as well as a precisely specified petition.”