In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 6 december 2018. De moeder, die samen met de vader van de kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een relatie heeft gehad, verzoekt om wijziging van het gezag over de kinderen. De moeder heeft in eerste aanleg een verzoek ingediend om het gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] te wijzigen in eenhoofdig gezag en om de zorgregeling te herzien. De vader verzet zich tegen deze verzoeken en vraagt om bekrachtiging van de eerdere beschikking.
Tijdens de mondelinge behandeling op 17 december 2019 zijn beide ouders gehoord, maar de Raad voor de Kinderbescherming was niet aanwezig. De moeder voert aan dat er sprake is van verbale en fysieke agressie van de vader en dat dit een risico vormt voor de kinderen. De vader ontkent deze beschuldigingen en stelt dat hij zijn leven heeft gebeterd. Het hof overweegt dat er geen onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders en dat gezamenlijk gezag in het belang van de kinderen is. De moeder kan zich niet verenigen met de zorgregeling die door de rechtbank is vastgesteld, maar het hof oordeelt dat de regeling te veel wisselmomenten kent en past deze aan.
Het hof bekrachtigt de beslissing van de rechtbank voor wat betreft het gezag, maar vernietigt de beschikking voor wat betreft de zorgregeling en stelt een nieuwe zorgregeling vast. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.