Uitspraak
5.Het verdere verloop van de procedure
- voornoemd tussenarrest waarbij een comparitie na aanbrengen is bepaald;
- het proces-verbaal van comparitie van 24 oktober 2019 en de voorafgaand daaraan door [appellant] overgelegde productie 11;
- de memorie van grieven met productie 12;
- de memorie van antwoord met producties 1 en 2;
- de akte inbreng producties 13 en 14 van [appellant] ;
- de antwoordakte van [geïntimeerde] .
6.De beoordeling
termijn”), die door [geïntimeerde] is voldaan, en één van € 13.140,= (onder de vermelding “
Werkzaamheden balklagen + beschietingen”), die [geïntimeerde] niet heeft voldaan.
Gecalculeerd op 580 mu á € 45,- met verrekenbare bestede uren’, waarmee volgens [appellant] uitsluitend wordt gedoeld op de afspraak die partijen hadden gemaakt dat [geïntimeerde] eventueel eigen mensen zou kunnen inzetten ter bevordering van de vlotte voortgang van het werk, dit tegen een - op de in het contract vermelde vaste aannemingssom van € 26.100,- in mindering te brengen - vergoeding van € 45,- per uur. Door [geïntimeerde] zijn deze stellingen gemotiveerd betwist. [appellant] heeft in hoger beroep gespecificeerd getuigenbewijs aangeboden. Gelet op het bepaalde in art. 166 Rv zal het hof [appellant] tot dit bewijs toelaten, zoals hierna in het dictum is vermeld.
7.De uitspraak
6 oktober 2020voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) in de maanden oktober, november en december 2020;