In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de verlenging van de termijn van de schuldsaneringsregeling van de appellant. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.M.A. Bouwens, had in eerste aanleg een vonnis van de rechtbank Limburg aangevochten, waarin de rechtbank had besloten de schuldsaneringsregeling voort te zetten en de termijn te verlengen tot maximaal 18 januari 2022. De appellant was van mening dat hij niet tekortgeschoten was in de nakoming van zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling en dat eventuele tekortkomingen niet aan hem konden worden toegerekend.
Tijdens de mondelinge behandeling op 9 september 2020 heeft de beschermingsbewindvoerder verklaard dat de appellant in de periode augustus 2018 tot oktober 2018 nieuwe schulden had opgebouwd door een gebrek aan communicatie over zijn uitkering na ziekte. De bewindvoerder stelde dat de appellant zijn verplichtingen niet had nagekomen, wat leidde tot de nieuwe schulden. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen, omdat hij niet tijdig informatie heeft verstrekt over zijn werkloosheid, wat resulteerde in een tekort aan inkomen en het ontstaan van nieuwe schulden.
Het hof heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om de tekortkoming buiten beschouwing te laten, gezien de hoogte van de nieuwe schuld. De rechtbank had de termijn van de schuldsaneringsregeling met 16 maanden verlengd, en het hof heeft dit vonnis bekrachtigd. De appellant kan zijn nieuwe schuld aflossen met een maandlast van € 75,00, wat betekent dat de vordering binnen ongeveer 13 maanden kan worden ingelopen. Het hof heeft het verzoek van de appellant om de verlenging van de schuldsaneringsregeling te vernietigen afgewezen.