In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 september 2020, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 22 mei 2020, waarbij de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht zijn gesteld. De moeder, die het eenhoofdig gezag heeft over de kinderen, is van mening dat er geen zorgen zijn over hun ontwikkeling en dat de rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming verouderd zijn. De Raad daarentegen stelt dat er sprake is van een terugkerend patroon van zorgmeldingen en dat de moeder niet openstaat voor hulpverlening. De Gecertificeerde Instelling (GI) heeft ook zorgen geuit over de situatie, vooral omdat er momenteel geen vaste gezinsvoogd is toegewezen aan het gezin.
Tijdens de mondelinge behandeling op 28 augustus 2020 is de moeder gehoord, bijgestaan door haar advocaat, en zijn vertegenwoordigers van de Raad en de GI aanwezig geweest. De vader van de kinderen is niet verschenen. Het hof heeft de minderjarige [minderjarige 1] de gelegenheid gegeven om haar mening te uiten, wat zij ook heeft gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen al lange tijd in een onrustige thuissituatie opgroeien, met frequente zorgmeldingen en een eerdere uithuisplaatsing van een oudere zus. De moeder lijkt de ernst van de situatie niet in te zien, wat het hof zorgelijk acht.
Het hof concludeert dat er voldoende gronden zijn voor de ondertoezichtstelling van de kinderen, gezien de ernstige ontwikkelingsbedreigingen die zij ondervinden. De beslissing van de rechtbank wordt bekrachtigd, en het hof verzoekt om een afschrift van de uitspraak naar de rechtbank Oost-Brabant te sturen. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.