ECLI:NL:GHSHE:2020:2873

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 september 2020
Publicatiedatum
17 september 2020
Zaaknummer
200.263.851_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kinderalimentatie en overeenstemming tussen partijen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, uitgesproken op 7 mei 2019. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. Ҫ. Bayrak, heeft in hoger beroep verzocht om herziening van de door de rechtbank vastgestelde kinderalimentatie. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.G.M. Baas, heeft een verweerschrift ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 september 2020 hebben partijen aangegeven dat zij overeenstemming hebben bereikt over de kinderalimentatie. De man en de vrouw hebben afgesproken dat de man € 75,- per kind per maand zal betalen, met ingang van 1 september 2020. Daarnaast is overeengekomen dat de man een bedrag van € 2.684,95, dat hij nog verschuldigd is over de periode van 7 mei 2019 tot 1 september 2020, in twaalf termijnen van € 223,74 per maand zal voldoen. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en de nieuwe afspraken tussen partijen vastgelegd. De kosten van het geding in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak : 17 september 2020
Zaaknummer : 200.263.851/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/02/355346 / FA RK 19-894
inzake
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. Ҫ. Bayrak te Bergen op Zoom,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. C.G.M. Baas te Bergen op Zoom.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 7 mei 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De man is op 7 augustus 2019 in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikking van 7 mei 2019.
2.2.
De vrouw heeft op 17 oktober 2019 een verweerschrift ingediend.
2.3.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een brief van de zijde van de man, met bijlagen, ingekomen op 22 augustus 2019;
- een V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 25 maart 2020;
- een V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vrouw d.d. 3 april 2020;
- een V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vrouw d.d. 20 augustus 2020;
- een V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 24 augustus 2020.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft op 7 september 2020 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

3.De feiten

3.1.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2.
Uit de inmiddels verbroken relatie van de vrouw en de man zijn geboren:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] , en
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] ,
hierna samen te noemen: de kinderen.
3.3.
De man heeft de kinderen erkend. De kinderen wonen bij de vrouw.

4.De omvang van het geschil

4.1.
In geschil is de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen (hierna ook: de kinderalimentatie).
4.2.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie bepaald op € 300,- per kind per maand met ingang van de datum van die beschikking.

5.De motivering van de beslissing

5.1.
Ter mondelinge behandeling hebben partijen aan het hof bericht dat zij overeenstemming hebben bereikt over de kinderalimentatie.
Partijen zijn overeengekomen dat de man aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen € 75,- per kind per maand zal betalen met ingang van 1 september 2020.
Daarnaast hebben partijen het bedrag aan kinderalimentatie dat de man aan de vrouw nog is verschuldigd over de periode van 7 mei 2019 tot 1 september 2020 vastgesteld op een bedrag van € 2.684,95 (zijnde de helft van het openstaand saldo bij het LBIO volgens het saldo-overzicht van 19 augustus 2020). Partijen zijn overeengekomen dat de man dit bedrag in twaalf termijnen van € 223,74 per maand zal voldoen, eveneens met ingang van 1 september 2020.
Verder hebben partijen afgesproken dat als de man een nieuwe baan heeft, zij de kinderalimentatie opnieuw zullen laten berekenen.
5.2.
Partijen verzoeken het hof de getroffen regeling vast te leggen in een beschikking. Het hof leidt hieruit af dat partijen hun standpunten en verzoeken in hoger beroep dienovereenkomstig hebben aangepast.
5.3.
Het voorgaande brengt mee dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en opnieuw zal beschikken overeenkomstig de bereikte overeenstemming tussen partijen, met compensatie van de proceskosten in hoger beroep.
De afspraak tussen partijen dat zij de kinderalimentatie opnieuw zullen laten berekenen op het moment dat de man een nieuwe baan heeft, leent zich niet voor opname in het dictum. Dit laat onverlet dat partijen aan die afspraak gebonden zijn.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, van 7 mei 2019 en opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de man aan de vrouw met ingang van 1 september 2020 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] , en
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] ,
€ 75,- per kind per maand zal betalen, de toekomstige termijnen bij vooruitbetaling te voldoen;
stelt het bedrag aan kinderalimentatie dat de man aan de vrouw nog is verschuldigd over de periode van 7 mei 2019 tot 1 september 2020 vast op € 2.684,95 en bepaalt dat de man ter aflossing van voormeld bedrag met ingang van 1 september 2020 € 223,74 per maand zal betalen, de toekomstige aflossingstermijnen bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, J.C.E. Ackermans-Wijn en M.L.F.J. Schyns en is op 17 september 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.