In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 januari 2020 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure. Het verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J. van der Knijff, heeft verzocht om een eerder arrest van het hof, gewezen op 3 oktober 2019, te waarmerken als een Europese Executoriale Titel (EET) op grond van de Uitvoeringswet Verordening Europese Executoriale titel (UW EET). Dit verzoek volgde nadat de schuldenaar, die in Duitsland woonachtig is, niet vrijwillig aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan. Het hof heeft vastgesteld dat de schuldenaar niet op de hoogte was gesteld van het verzoek en niet in de gelegenheid was gesteld om een verweerschrift in te dienen.
Het hof heeft vervolgens de toepasselijkheid van de EET Vo onderzocht. Het hof concludeert dat de EET Vo niet van toepassing is op faillissementsbeslissingen, zoals bepaald in artikel 2 van de EET Vo. De beslissing die ten grondslag ligt aan het verzoek betreft de faillissementskosten die zijn gemaakt door de verzoeker, en deze kosten zijn uitgesproken in het kader van een faillissementsprocedure. Daarom heeft het hof de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om waarmerking.
Ten overvloede heeft het hof opgemerkt dat, zelfs als de verzoeker ontvankelijk zou zijn geweest, er twijfel zou bestaan of er sprake was van een 'niet-betwiste schuldvordering', aangezien de schuldenaar in eerdere procedures inhoudelijke standpunten heeft ingenomen. Het hof heeft geen beslissing over proceskosten genomen, gezien de aard van de procedure.