Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
4.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 10 maart 2020;
- het proces-verbaal van de enquête van 16 juni 2020;
5.De verdere beoordeling
Ik woonde in 1998 niet meer thuis. Ik ben op 21 mei 1992 getrouwd en heb toen mijn ouderlijk huis verlaten en ben naast mijn ouders gaan wonen. Daar heb ik gewoond tot november 2002. Ik kwam dagelijks lunchen of koffie drinken bij mijn ouders. Maar ik werkte ook 4 of 5 dagen en kwam dan soms 's avonds langs. Iedere zondag komen alle kinderen en kleinkinderen bij mijn ouders op visite. Dat was toen ook al zo en nu komen we nog met zijn allen bij mijn moeder thuis. In verband met corona heeft dat de afgelopen maanden niet plaatsgevonden. Ik had zelden over financiële zaken met mijn ouders en nu ik er over nadenk had ik het helemaal niet over financiële zaken. De brievenbus van mijn ouders stond naast de inrit mijn vader of moeder leegde de brievenbus. Ik was niet betrokken bij de belastingaangifte van mijn ouders. De boekhouder kwam bij mijn ouders thuis om de boekhouding en belastingaangifte te doen. Mijn vader deed alle financiën en verzorgde de varkens en mijn moeder zorgde voor het huishouden en hielp soms mee bij het voeren van de varkens. Als de boekhouder kwam zat hij in een kamer met mijn vader en mijn moeder bracht dan weleens een kopje koffie maar zat niet in dezelfde kamer. Mijn moeder heeft de huishoudschool gedaan en heeft geen baan gehad buitenshuis. Mijn moeder heeft op een verjaardag van [oom] van mijn vader gehoord dat er leaseovereenkomsten zijn afgesloten door mijn vader. Ik was niet op die verjaardag aanwezig maar op zondag hebben mijn ouders in mijn aanwezigheid besproken dat zij zich zouden gaan aanmelden bij Leaseproces."