9.4.Deze getuigen hebben zakelijk weergegeven als volgt verklaard.
[appellant]
Ik heb de heer [geïntimeerde] voor de eerste keer ontmoet in augustus 2007. Ik weet dat nog zo precies omdat we dat hebben nagekeken. Ik had de afspraak met de heer [geïntimeerde] telefonisch gemaakt. Ik weet niet meer van wie ik zijn telefoonnummer heb gekregen. Ik had zijn 06-nummer. Voor zover ik mij kan herinneren heb ik daarvoor nooit contact gehad met de heer [geïntimeerde] .
[aandeelhouder van de vennootschap] was eerder bij ons geweest in zijn hoedanigheid als bestuurder van FLIB. Hij heeft ons toen twee spaarpolissen verkocht. De reden van het bezoek van [geïntimeerde] was dat wij graag wilden weten met wie we te maken hadden als er iets met [aandeelhouder van de vennootschap] zou gebeuren. [aandeelhouder van de vennootschap] heeft toen tegen ons gezegd dat [geïntimeerde] zijn mede kompaan was en dat hij de financieel directeur was van FLIB. Wij hebben toen gesproken over de twee spaarpolissen. Wij hadden daar wel vragen over: is het wel correct, klopt het wel? De producten zijn namelijk gelabeld als Credit Suisse en Fortis Bank. De rentes waren heel hoog, wij hebben ons wel afgevraagd of dat wel kon. Het was voor ons een check om te kijken of het wel correct was. [geïntimeerde] vertelde ons dat het een veilig product was, dat het verzekerd was door de bank, met nul risico. Wij hebben gevraagd of het aandelen zijn. Daarop heeft [geïntimeerde] nee geantwoord. Ik wilde geen enkel risico lopen met mijn geld. Ik ben invalide en dit was het geld waar ik van moest leven. [geïntimeerde] bevestigde het verhaal van [aandeelhouder van de vennootschap] . Het was een deposito bij de bank en het was in een jasje van de verzekering gegoten omdat dat in Luxemburg altijd zo gaat, zo vertelde [geïntimeerde] . Wij hebben de polissen niet laten zien dat was volgens [geïntimeerde] niet nodig. Wij hebben wel genoemd de Dutch Blue Account en we hebben het gehad over spaarpolis. Dat is hoe wij onze producten noemden.
Tijdens het bezoek van [geïntimeerde] is ook nog over iets anders gesproken. Mijn schoonmoeder was kort daarvoor overleden en er kwam een kindsdeel vrij. Daar wilden wij wat mee. We hebben toen advies gevraagd aan [geïntimeerde] : kunnen we dat in een spaarpolis stoppen? We kunnen het ook opmaken, we waren op dat moment aan het verbouwen en misschien was het wel beter om het aan de verbouwing te besteden. [geïntimeerde] zei tegen ons: je moet het niet opmaken, dat is zonde, het is beter om het in een spaarproduct te stoppen. Je hebt dan een looptijd met een mooie rente en na afloop ontvang je het bedrag weer terug. [geïntimeerde] zei: je krijgt toch iedere maand je rente dat gaat toch goed. [geïntimeerde] vertelde dat hij zelf ook een spaarproduct had. We hebben toen besloten om een nieuwe spaarpolis af te sluiten. Voordat we echt zouden beslissen wilde ik eerst wel mee naar Luxemburg. Ik wilde zien of het kantoor bestond. Daarvoor had ik al een afspraak gemaakt met [aandeelhouder van de vennootschap] . Daar ging wat tijd over heen omdat ik lichamelijk niet in staat was om te reizen. Ik wilde ook een bankrekening openen in Luxemburg. Deze afspraak heb ik met [aandeelhouder van de vennootschap] gemaakt maar dit heb ik [geïntimeerde] in dat gesprek in augustus 2007 ook mede gedeeld. Ik wil daar nog aan toevoegen dat [geïntimeerde] zei: je zou wel gek zijn als je het niet doet. We werden dus aangespoord door [geïntimeerde] om een spaarpolis af te sluiten.
Wij zijn op een gegeven moment met zijn vieren naar Luxemburg gereden met de auto. In de auto zaten [aandeelhouder van de vennootschap] , [geïntimeerde] , [getuige 1] en ikzelf. [geïntimeerde] reed en ik zat met [getuige 1] op de achterbank. [getuige 1] vroeg mij wat de reden was om mee te gaan naar Luxemburg. Ik heb toen verteld over mijn ongeval en ik heb verteld over de uitkering die ik verkreeg vanuit de spaarpolissen. Ik wilde geen risico ik wilde dat mijn toekomst verzekerd was en dat ik niets meer had om mij druk over te maken. Op dat moment was ik ook nog niet zo ver met mijn herstel. Het heeft jaren geduurd voordat ik was hersteld. Beide heren [aandeelhouder van de vennootschap] en [geïntimeerde] hebben dat aangehoord. Zij hebben aangegeven dat het product helemaal veilig was en dat het gegarandeerd was door de bank. Dit hebben wij besproken op de heenweg. Toen we waren aangekomen kreeg [getuige 1] instructies om iets met de computer te doen. We zijn met zijn drieën naar de Dexia Bank gegaan in Luxemburg en hebben daar een gesprek gehad met de directeur of de filiaalmanager. Ik zat in het midden met [geïntimeerde] aan de ene kant en [aandeelhouder van de vennootschap] aan de andere kant. Door de directeur van de Dexia Bank werd mij gevraagd wat de reden was dat ik een bankrekening wilde openen. Dat heb ik hem uitgelegd. Ik heb hem verteld dat ik spaarproducten had, dat ik daarop rente ontving en dat de rente die ik overhield op een nieuwe rekening in Luxemburg wilde zetten. De directeur stelde mij standaardvragen. Ik heb begrepen dat dat was om fraude of herkomst van crimineel geld te voorkomen. Dus ik heb uitgelegd waar mijn geld vandaan kwam. We hebben gesproken in het Engels. Ik zou niet meer weten wat voor een Engels woord ik heb gebruikt voor ‘’spaarpolis’’. [aandeelhouder van de vennootschap] vulde mij aan en [geïntimeerde] deed dat ook wel. Ik heb wel uitgelegd dat het om een uitkering ging die ik in een spaarpolis had gestopt.
Ik wil daar nog bij aanvullen dat wij toen we in Luxemburg bij de Dexia Bank waren allebei een rekening hebben geopend zowel meneer [geïntimeerde] als ikzelf hebben papieren moeten invullen en er is een kopie van ons paspoort gemaakt. Aan [geïntimeerde] werden dezelfde vragen gesteld door de directeur als die aan mij waren gesteld. In mijn beleving heeft [geïntimeerde] dezelfde antwoorden gegeven als ik, dat het ging om geld dat afkomstig was van spaarpolissen.
(…)
Toen we met zijn vieren wegreden heb ik nogmaals aan de heren gevraagd: hier wordt toch niet gerommeld? [aandeelhouder van de vennootschap] heeft toen nogmaals gezegd dat ik mij geen zorgen hoefde te maken. Er was sprake van controle door drie Luxemburgse instanties en het was een gegarandeerd product van de bank. [aandeelhouder van de vennootschap] heeft toen ook nog gezegd: [roepnaam geintimeerde] houdt niet van gerommel. [geïntimeerde] heeft zelf gezegd: met gerommel wil ik niets te maken hebben.
Op vragen van mr. De Jong antwoord ik als volgt: het verschil tussen sparen en beleggen is volgens mij dat sparen via een bank gaat en dat beleggen risico’s heeft. Hoe het heel precies zit weet ik niet maar ik ken wel het onderscheid tussen beiden. Ik zou de woorden niet door elkaar gebruiken. Beide heren heb ik meerdere keren gezegd dat ik geen risico wil.
U houdt mij voor mijn verklaring bij de rechter-commissaris van 29 augustus 2012 (productie 2k bij conclusie van antwoord) mr. De Jong leest voor de alinea halverwege pagina 5 vanaf ‘’over de rol’’ tot en met ‘’van de polis gesproken’’. Mijn reactie is dat het niet helemaal klopt. Wat mij opvalt dat het niet letterlijk wordt opgeschreven zoals je het zegt. Daar maak je je dan niet druk om nu is het natuurlijk wel van belang wat er is gezegd. We hebben alleen maar over spaarproducten of polissen gesproken. Het gesprek is alleen maar daarover gegaan. Ik heb aan [geïntimeerde] gevraagd of hij ze wilde zien, maar dat was niet nodig. Mijn verklaring bij de rechter-commissaris klopt dus niet in zoverre tot achter de komma. Dat is hetzelfde met het verslag van de FIOD. In grote lijnen klopt het helemaal.
Mr. De Jong: ik wil een stukje voorlezen uit een proces-verbaal van aangifte. Dit stuk bevindt zich nog niet bij het procesdossier. Ik kwam daar achter tijdens de voorbereiding van deze zaak. Ik wil graag dat de getuige reageert op een stukje wat ik zal voorlezen. Het gaat om een proces-verbaal van aangifte van 13 juli 2010 op het politiebureau in [plaats] . Het stuk wat ik wil voorlezen staat op blad 2 ongeveer halverwege: ‘’op advies van [aandeelhouder van de vennootschap] heb ik het geld wat ik uitgekeerd kreeg bij hem onder gebracht. Eerst was het een beleggingsfonds waarbij weinig tot geen risico was. Omdat het rendement laag bleek te zijn heb ik op aanraden van [aandeelhouder van de vennootschap] een ander beleggingsproduct genomen. Dat was ‘’Future Life’’. Dat fonds werd dan geparkeerd in Luxemburg en het werd beheerd door een vermogensbeheerder. (…) ik heb van de beleggingen die ik gedaan heb bij Future Life een duplo van [aandeelhouder van de vennootschap] gekregen waarop getekend werd. Ik heb daarop nog niet getekend maar dat kan nog.
Het origineel heeft [aandeelhouder van de vennootschap] meegenomen en dat zal wel nog steeds in zijn bezit zijn.
Inmiddels heb ik twee beleggingen in Future Life gedaan. Het zijn twee polissen.
’’
U vraagt mijn reactie. Dit verhaal klopt niet u probeert mij woorden in de mond te leggen. Het is een proces-verbaal nadat de hele boel klapte. U moet zich voorstellen dat ik net te horen had gekregen dat ik zeven ton kwijt was. De dag erna moest ik aangifte doen, dat was de situatie. Ik weet niet wat beleggingen zijn ik heb daar nooit over gesproken ik heb die woorden niet gebruikt. Ik weet niet meer of ik mijn verklaring heb doorgelezen op het politiebureau.
Mr. De Jong heeft nog een stuk dat hij de getuige wil voorhouden. Dat is een proces-verbaal van de FIOD van 14 februari 2011, met een verklaring van de getuige, het gaat hier om de tweede pagina van vijf op ongeveer 2/3 leest mr. De Jong het volgende stukje voor: ‘’Ik kreeg dus een uitkering van mijn werkgever en toen heeft [naam 1] ons geadviseerd om het bedrag te accepteren en het advies om het via [aandeelhouder van de vennootschap] te beleggen. Wij hadden toen al een bedrag belegd bij [aandeelhouder van de vennootschap] van €155.000. Dit bedrag was in eerste instantie belegd via Future Life. Dit is gebeurd op 1 maart 2006. Dit is later omgezet naar Blue Account per 12 januari 2010.
Voor het contract per 1 maart 2006 was het bedrag van €155.000 op een andere manier belegd via [aandeelhouder van de vennootschap] . Deze belegging ging via Dexia en Hollands Beleggingsfonds
.’’
U vraagt mijn reactie. Dit is iets wat niet klopt. Ik heb tussentijds uitkeringen gekregen voordat het bedrag van de werkgever volledig werd uitgekeerd. Hetgeen tussentijds is uitgekeerd daarvan is een bedrag naar Dexia gegaan. Dat was geen belegging. Het bracht weinig rendement op. Het was op zo een manier weggezet zodat er zo min mogelijk belasting over hoefde te worden betaald. Toen het grote bedrag werd uitgekeerd heeft [naam 1] gezegd: accepteer het nou. Hij wist van de spaarpolissen en zei: dan heb je een mooie rente. Het bedrag wat in Dexia zat is bijgezet bij de spaarpolis van €155.000. De tweede spaarpolis die is afgesloten was voor een bedrag van €537.000.
Meneer [geïntimeerde] heeft tijdens zijn bezoek een spaarpolis aan ons verkocht. Ik wil nog aan mijn verklaring toevoegen dat bij thuiskomst van de trip uit Luxemburg ik heb gezegd: heren jullie horen nog van mij. Ik heb vervolgens het verhaal verteld aan mijn vrouw en aan mijn zwager. Zij hebben er beiden over gesproken. Zij zijn allebei tot de conclusie gekomen dat zij een spaarpolis wilden kopen. Enige weken later heb ik [geïntimeerde] gebeld en heb ik gezegd dat mijn echtgenote en zwager een spaarpolis wilden hebben. [geïntimeerde] heeft toen gezegd dat hij het zou afhandelen. Hij heeft vervolgens brieven gestuurd. De verdere correspondentie heeft plaatsgevonden met [geïntimeerde] . [aandeelhouder van de vennootschap] heeft daar niets mee te maken gehad. [geïntimeerde] heeft de spaarpolis aan mijn vrouw verkocht en een aan mijn zwager.
Op vragen van mr. Duvekot antwoord ik als volgt. U vraagt mij naar het proces-verbaal van aangifte en het proces-verbaal bij de FIOD dat is een zakelijke weergave van wat er toen is gezegd het zijn niet mijn woorden. Bij de aangifte zijn de polissen gevoegd van 1 februari 2006 en 1 maart 2006. Daarop staat onder meer vermeld dat het een gelabeld product is van Fortis Bank Lux. Ik weet niet meer of ik de polissen mee heb genomen naar de politie. Het kan haast niet anders dat ik de polissen toen bij mij had.
(…)
[getuige 1]
In de periode van 2005 tot 2008 was ik systeembeheerder bij de administratiekantoren van [aandeelhouder van de vennootschap] en [geïntimeerde] .
Ik weet zelf niet van de producten die werden verkocht. Van vrienden en familie weet ik dat er spaargeld is ingelegd. Zelf heb ik geen geld ingelegd. Dat van vrienden en familie weet ik omdat die met een stichting en de procedure bezig zijn geweest. Er is met mij niet gesproken over spaarpolis. Als ik op kantoor was zat ik meestal in de serverruimte of achter de pc. Ik heb er dus verder niet veel van meegekregen.
Wij zijn op een gegeven moment met zijn vieren naar Luxemburg gegaan. Er moest technisch onderhoud plaatsvinden in Luxemburg. Ik zat in de auto met [aandeelhouder van de vennootschap] , [geïntimeerde] en [appellant] . De heer [appellant] had ik nog niet eerder gezien of ontmoet. Volgens mij reed [geïntimeerde] en zat ik achterin met [appellant] . Ik kan me dit nog wel herinneren omdat ik nog niet eerder zo een dagje op en neer naar Luxemburg was gegaan. In de auto is er over gesproken dat [appellant] een bedrag van zijn werkgever had gekregen naar aanleiding van het ongeluk dat hij had gehad. Ze gingen een rekening openen in Luxemburg waar meer rente op kon worden verkregen. Volgens mij was [appellant] een bekende van [aandeelhouder van de vennootschap] . Op een gegeven moment zijn we op het kantoor aangekomen. Ik ben toen aan het werk gegaan en de andere drie zijn naar de bank gegaan. Op een gegeven moment kwamen zij weer terug en zijn wij weer naar huis gegaan. Wat ik er van heb begrepen was het de bedoeling om een rekening te openen in Luxemburg waar geld op zou worden gestort en er zo meer rente op kon worden ontvangen. Ik weet niet of er tijdens de reis is gesproken over spaarpolissen. Ik kan mij dat in ieder geval niet herinneren. Als er over iets moeilijks zou zijn gesproken had ik dat waarschijnlijk toch niet meegekregen omdat ik daar dan verder geen interesse in had.
Ik was op een gegeven moment werkzaam in [plaats] op [adres] in het administratiekantoor van [geïntimeerde] . Door mevrouw [geïntimeerde] werd op een gegeven moment de deur dichtgedaan van de kamer waar ik zat en die deur ging op slot. Het bleek dat er sprake was van een inval van de AFM. Later werd ik er een soort van uitgebonjourd ik wilde toen nog naar het kantoor [kantoorplaats] maar er werd mij gezegd dat heeft ook geen zin want daar zijn ze ook. De reden waarom de deur op slot moest was dat er mappen van klanten stonden en dat als ze die mee zouden nemen er achterstanden zouden ontstaan. Ik heb daar toen een tijdje gezeten er werd wel aan de deur gerommeld maar er is niemand binnen geweest. Ik kan mij niet meer herinneren wie er vertelde dat er ook een inval was op het kantoor in Nieuwe Tonge.
[getuige 2]
Mijn relatie tot de partijen is dat ik de partner ben van [aandeelhouder van de vennootschap] . [aandeelhouder van de vennootschap] is eind december 2018 overleden. Ik heb geen twijfel dat [roepnaam geintimeerde] wist van de spaarpolissen. Mijn eigen Blue Account polis heb ik van hem gekregen. Daar staat een paraafje van [roepnaam geintimeerde] op. Ik heb ook mails gezien uit 2010 en eerder en daar uit maak ik op dat [geïntimeerde] wist hoe het in elkaar zat. Ik kan mij nog een specifieke mail herinneren tussen [aandeelhouder van de vennootschap] en [geïntimeerde] . Dat ging over de situatie van mijn buren de familie [buren van getuige 2] . Zij hadden ook een spaarpolis afgesloten in die mail wordt het woord spaarpolis genoemd in ieder geval valt daar uit af te leiden dat [geïntimeerde] ook wist waar het om ging. Uit de aanduidingen in die mails en dan bedoel ik de actie SPRK leid ik af dat er is gesproken over het omzetten van spaar of deposito naar iets anders. Alle geldstromen liepen via [roepnaam geintimeerde] . Ik heb daar met [aandeelhouder van de vennootschap] , mijn partner, over gesproken. Wij hebben het gehad over wat er met het geld is gebeurd. [aandeelhouder van de vennootschap] had niet eens kastjes van de banken die bij de rekeningen hoorden. [aandeelhouder van de vennootschap] heeft die toen opgevraagd bij de banken. Toen heeft hij ook gekeken in de rekeningen van JéGé B.V. en [aandeelhouder van de vennootschap] Portefeuille beheer. Daaruit volgt dat [geïntimeerde] zicht had op alle geldstromen. Ik heb zelf geen contact gehad met [appellanten] . Ik ken hen niet persoonlijk. Ik ken ze wel van naam want ik ben hun namen tegengekomen op de lijsten van de gedupeerden. Ik ken de naam ook uit de mails waar er Excel bestanden waren waarin hun naam voorkomt, net als mijn eigen naam. Ik heb niet persoonlijk rechtstreeks met [geïntimeerde] over de spaarpolis gesproken.
Er was sprake van een intensieve samenwerking tussen [aandeelhouder van de vennootschap] en [geïntimeerde] . De Green Account had ik afgesloten via mijn partner en daarvoor heb ik ook rente ontvangen. Op een gegeven moment ontving ik via de post een nieuwe polis: de Blue Account. Daarin kwam het woord spaar niet meer voor. Het ging wel om hetzelfde bedrag en hetzelfde percentage. Het leek mij een administratieve wijziging ik dacht dat het om een soort van reorganisatie ging. De Green Account was al van langer geleden, al vanuit de tijd dat er nog geen samenwerking was tussen [aandeelhouder van de vennootschap] en [geïntimeerde] . Ik ging er vanuit dat ze met het omzetten van de polis naar de Blue Account de organisatie wilde stroomlijnen. Naar mijn idee ging het om dezelfde polissen. Ik heb toen geen folder ontvangen wat de Blue Account voor een product was. Ik heb geen contact gehad met [geïntimeerde] over de Blue Account. Op een gegeven moment heb ik op advies van mijn partner het bedrag vast gezet en ontving ik geen rentebedragen meer. Ik had maandelijks geen geld te kort en had dus ook geen reden om [geïntimeerde] te bellen.
(…) Wat ik mij nog kan herinneren is dat ik bij de mails van 2010 die ik van mijn partner heb ontvangen ook een bericht zag waarvan mijn partner zei dat er de naam [naam 2] in voorkwam en die naam zei hem niks. Daar heb ik uit afgeleid dat [geïntimeerde] ook zelf Blue Account verkocht. Mijn partner dacht dit ook. De mails van 2010 heb ik van [aandeelhouder van de vennootschap] ontvangen om mij te informeren voor het geval hem ooit wat overkwam. Volgens mij zijn die mails ook allemaal ingediend bij de strafzaak.
Bij de mails zat ook een Excel-bestand met daarop een lijst met namen en daarbij werd vermeld de inkoop en verkoop percentages. Volgens mij had het bestand als auteur [geïntimeerde] . [aandeelhouder van de vennootschap] was heel erg slordig en chaotisch, [roepnaam geintimeerde] was daarentegen heel gestructureerd ik zag mijn naam staan en die van [appellant] en heel veel anderen en daarbij stond precies vermeld allerlei bedragen waarbij stond ‘inkoop’ ‘verkoop’ en percentages. Ik kon dat niet helemaal precies begrijpen maar het leek mij een overzicht van de gelden. [aandeelhouder van de vennootschap] vertelde mij dat hij dit bestand van de server had weten te halen. Er zijn veel bestanden gewist en mails die niet meer terug te vinden waren. Er is een aanvraag gedaan om de ontbrekende bestanden weer terug te kunnen halen. Dat is gegaan via [betrokkene] die kan daar nog meer over verklaren. [aandeelhouder van de vennootschap] had zelf een Mac-account daar zijn nog wel mails van bewaard gebleven. Ik weet heel zeker dat het Excel bestand als auteur [roepnaam geintimeerde] [geïntimeerde] had.
Op de vragen van mr. Duvekot antwoord ik als volgt. U houdt mij voor productie 5 bij akte reacties producties en bewijsaanbod voor de rol van 31 oktober 2017 daarin bevindt zich als productie 5 mailverkeer tussen [aandeelhouder van de vennootschap] en [roepnaam geintimeerde] . Mr. Duvekot leest de mail voor die [aandeelhouder van de vennootschap] heeft gestuurd op 12 juni 2010 aan [roepnaam geintimeerde] en dat gaat over de familie [buren van getuige 2] . En mr. Duvekot leest een stukje voor uit de reactie van [roepnaam geintimeerde] die zelfde dag om 20 uur 25.
Dit is een van de mails waar ik het over heb gehad. Die mail is mij ook doorgestuurd door [aandeelhouder van de vennootschap] . U vraagt mij naar aanleiding van het slot van de mail van [roepnaam geintimeerde] of er voor zover ik weet in Luxemburg een andere administratie aanwezig was dan op de [adres] in [plaats] . Ik weet dat [aandeelhouder van de vennootschap] en [roepnaam geintimeerde] in Luxemburg een appartement hadden. Daar was ook een administratief medewerkster, zij heet volgens mij [adm. medewerkster] . [roepnaam geintimeerde] [geïntimeerde] was daar ook regelmatig voor de administratie. Ik ben er zelf nooit geweest.
Op de vragen van mr. De Jong antwoord ik als volgt. U houdt mij voor een stukje uit mijn verklaring van 20 juni 2012 bij de rechtbank Dordrecht (productie 2t bij conclusie van antwoord). Op de tweede pagina staat vermeld ‘’Ik heb het product Blue Account zelf ook gekocht, van [aandeelhouder van de vennootschap]
’’ mijn reactie daarop is dat het ging over Blue Account en Green Account door elkaar heen. Ik bedoelde dat ik de omzetting van de Green Account naar de Blue Account van [roepnaam geintimeerde] heb ontvangen. Naar mijn idee ging het om dezelfde polis. Ik heb geen andere Blue Account polis afgesloten op enig moment.
Op nadere vragen van mr. Duvekot antwoord ik als volgt. U houdt mij voor een stukje uit mijn verklaring bij de rechtbank (productie 2t) op bladzijde 4. Waarin ik vertel dat er ook wel vrienden van [roepnaam geintimeerde] een spaarproduct hebben gekocht. Ik was dat eerlijk gezegd weer een beetje vergeten. Van [aandeelhouder van de vennootschap] heb ik gehoord dat hij op de lijst met namen van gedupeerden namen tegen kwam die hij niet kende. Van sommige kende hij wel de naam omdat hij wist dat dat dan een vriend of een bekende van [roepnaam geintimeerde] was. [aandeelhouder van de vennootschap] had in ieder geval niet aan die mensen een polis verkocht. Dat moet [roepnaam geintimeerde] hebben gedaan.
(…)
[getuige 3]
In 2005 heb ik 20% aandelen verkregen in [aandeelhouder van de vennootschap] Portefeuillebeheer BV. (…) In 2007 heb ik al een stap teruggedaan omdat ik het niet eens was met het gevoerde beleid en de bemoeienissen van [aandeelhouder van de vennootschap] en [roepnaam geintimeerde] . Dit houdt verband met het feit dat [aandeelhouder van de vennootschap] en [roepnaam geintimeerde] zich niet hielden aan wat de AFM had opgelegd namelijk dat zij niet meer feitelijk leiding mochten geven en beleidsbepalend mochten zijn. (…)
[aandeelhouder van de vennootschap] [roepnaam geintimeerde] en ik hadden meestal 2 keer per maand overleg bij [aandeelhouder van de vennootschap] thuis in [plaats] . [roepnaam geintimeerde] was daar meestal bij aanwezig. Ik denk dat [roepnaam geintimeerde] en [aandeelhouder van de vennootschap] zelf vaker overlegden dat leid ik af uit hun verklaringen. [aandeelhouder van de vennootschap] was degene die verantwoordelijk was voor het commerciële verhaal en het contact met de klanten. [roepnaam geintimeerde] deed de administratie, ook de financiële administratie. Hij stelde de brieven op en de overeenkomsten. [aandeelhouder van de vennootschap] had daar weinig verstand van hij kon daarop wel een aantekening maken of een krabbel zetten maar [roepnaam geintimeerde] bezat de kennis om dat goed vorm te geven. Naar mijn idee moet [roepnaam geintimeerde] van alle producten hebben geweten. [aandeelhouder van de vennootschap] heeft mij verteld dat er een product bestond om via Luxemburg klanten een spaarfaciliteit of deposito aan te bieden. Het product heette de Blue Account. Het ging om een product met een gegarandeerde rente en dat werd dan maandelijks of jaarlijks uitgekeerd op basis van het saldo. Ik kon dit product aanbieden bij klanten. Volgens [aandeelhouder van de vennootschap] was Fortis Assetmanagement hierbij betrokken. Zij wilden geld aantrekken voor grote partijen zoals bijvoorbeeld Shell. Via de depositiefaciliteit kon er geld worden binnengehaald tot dat er voldoende was. Er was maar een beperkt aantal klanten die van deze mogelijkheid gebruik konden maken. Dat [roepnaam geintimeerde] hiervan moet hebben geweten leid ik uit twee omstandigheden af. Ten eerste was hij verantwoordelijk voor de administratie en ten tweede heb ik de contracten gezien waar het hier om gaat. [aandeelhouder van de vennootschap] heeft die aan de klanten uitgereikt maar ik weet niet of [aandeelhouder van de vennootschap] de redactie daarvan deed. Ik ga er van uit dat het basiscontract, want alle contracten zagen er op dezelfde manier uit, moet zijn opgesteld door [roepnaam geintimeerde] .
Naar aanleiding van een mail (productie 4 bij akte reactie producties en bewijsaanbod voor de rol van 31 oktober 2017) merk ik op dat wij in Dordrecht een bespreking hebben gehad met [aandeelhouder van de vennootschap] op kantoor. De AFM had toen een lijst met vragen toegestuurd, [roepnaam geintimeerde] was wel op kantoor en is op een gegeven moment bij de bespreking binnen gekomen. Hij had zijn laptop bij zich en hij wilde input van ons voor de antwoorden die hij zou geven op de vragen van de AFM. Ik heb de antwoorden toen niet gezien [roepnaam geintimeerde] heeft die ingevuld op zijn laptop. Ik wijs u op de ‘p.s.’ van [aandeelhouder van de vennootschap] in de mail van 14 juli 2007. Hij heeft het daar in de eerste zin over deposito. [roepnaam geintimeerde] was ook ingekopieerd op deze mail en hij moet toen hebben geweten dat het product bestond en dat het een deposito betrof. Ik ga er van uit dat [roepnaam geintimeerde] het antwoord aan de AFM heeft verzonden. Ik weet nu dat in het antwoord stond dat het obligaties betroffen terwijl het eigenlijk om een deposito als product ging. Ik heb destijds wel gevraagd om ook de antwoorden te ontvangen die naar de AFM zijn gezonden maar ik heb die nooit gehad.
Over de periode 2007 en 2009 wil ik verklaren dat er toen duidelijk werd dat er sprake was van frauduleuze praktijken door [aandeelhouder van de vennootschap] en [roepnaam geintimeerde] . [zus van aandeelhouder] en ik hebben toen onze verantwoordelijkheid genomen om de zaken zo netjes mogelijk af te handelen. Ik wijs u op de mail van 12 juno 2010 (productie 5 bij voormelde actie) ik zie in deze mail bevestigd dat wat ik al eerder zei namelijk dat [roepnaam geintimeerde] wist dat het ging om een deposito.
(…)
[appellante]
U houdt mij voor dat bij de stukken als productie 2 bij de memorie van grieven een verklaring van mij zit. Die verklaring heb ik zelf getypt en naar waarheid afgelegd. Na het overlijden van mijn moeder in augustus 2007 is [geïntimeerde] bij ons thuis langs geweest. Wij hebben toen gesproken over onze bestaande spaarproducten. Wij hebben toen opgemerkt dat het wel een hele hoge rente was die we kregen. [geïntimeerde] zei daarop: dat klopt. Verder hebben wij gevraagd of het wel gegarandeerd was. Mijn man heeft toen gezegd dat er sprake was van een ongevallenuitkering en dat het voor ons belangrijk was dat er niets geks mee kon gebeuren. [geïntimeerde] zei toen dat het absoluut veilig was. Hij zei ook: je krijgt toch elke maand behoorlijk veel rente, je hoeft je geen zorgen te maken. Voor dit gesprek heb ik nooit eerder contact gehad met [geïntimeerde] . De aanleiding voor het gesprek was het feit dat [aandeelhouder van de vennootschap] in Amerika zat. We vroegen ons af wat er nou zou gebeuren als er iets met [aandeelhouder van de vennootschap] zou gebeuren, wie weet er meer van onze producten. Toen zei [aandeelhouder van de vennootschap] : dat is een financieel directeur van de [aandeelhouder van de vennootschap] groep. Zo is [geïntimeerde] bij ons gekomen. Tijdens ons gesprek hebben we ook gesproken over een kleine erfenis die ik zou ontvangen. Wij vroegen toen aan [geïntimeerde] : goh wat adviseert u ons nou? We kunnen het ook opmaken zeiden we. Nee dat is zonde zei [geïntimeerde] . Wat je nu hebt is goed een safe product zei [geïntimeerde] . Je zal wel gek zijn als je het niet doet, je krijgt een goede rente en na afloop van de looptijd krijg je je bedrag weer terug.
Nadat de polissen waren opgestuurd heb ik enige tijd later weer contact gehad met [geïntimeerde] . Dit was omdat de rente toen niet werd betaald. Ook mijn man heeft toen wel contact gehad met [geïntimeerde] . Het antwoord van [geïntimeerde] was dat hij ervoor zou zorgen dat het geld zou worden overgemaakt. Dat is toen ook wel gebeurd maar aan het einde kwam er niets meer. In die gesprekken vroeg ik wanneer ik mijn spaarrente zou krijgen. In die zin is daarover gesproken.
[getuige 4] (broer van [appellante] )
Het klopt dat er een polis is verkocht aan mij, de heer [geïntimeerde] heeft die polis aan mij verkocht. Ik heb de heer [geïntimeerde] nooit gezien of gesproken. Ik had een erfenis gekregen van mijn moeder. Dat ging om een bedrag van €25.000. We hebben wat gedaan met €5000. Daarna vroegen we ons af wat moet je er verder mee doen de €20.000 brengt niets op aan rente bij de bank. Mijn zus en zwager vertelden toen dat zij wel een goede mogelijkheid hadden waardoor je er meer rente voor kon krijgen. Daarvoor moest wel gebeld worden want je kon niet zomaar instappen. Uiteindelijk kwam dat rond en heb ik €20.000 ingelegd. Mijn echtgenote heeft de formulieren ingevuld en teruggestuurd. Ik heb een paar keer de rente ontvangen toen hield het op. Mijn vrouw heeft gebeld met het kantoor van [geïntimeerde] maar zij kreeg hem niet te pakken. Dat heeft ze een paar keer geprobeerd. Ik heb er verder niets meer aan gedaan. Het is een grote ellende dat zie ik bij mijn zus ook. Mijn vader heeft er zelf ook geld in gestoken, ongeveer een ton.
(…)
[getuige 5]
(…)
[geïntimeerde] ken ik ook wel. Het kantoor van [aandeelhouder van de vennootschap] is op een gegeven moment overgegaan naar [geïntimeerde] en [geïntimeerde] deed al een paar jaar mijn belastingaangifte. In het begin heb ik niet met [geïntimeerde] over het geld dat in Luxemburg stond gesproken. Ik had die spaarrekening denk ik al ongeveer twee jaar toen [geïntimeerde] een keer naar mij toe kwam. Dat was toen ik op het kantoor in [kantoorplaats] was. Hij sprak mij aan toen ik in het wachtkamertje zat waar ik op dat moment alleen was en vroeg aan mij: ‘heb je soms nog liggende gelden?’ ‘Als je dat nog hebt dan moet je gauw een nieuwe spaarrekening openen om die toe te voegen aan de al bestaande spaarrekening’, zei hij.
Ik heb gezegd dat ik daar diep over na moest denken. [geïntimeerde] moet wel hebben geweten dat ik nog spaargeld had, omdat hij ook mijn belastingaangifte deed. Ik ben er toen niet op ingegaan. Ik vermoed dat dit gesprekje heeft plaatsgevonden in 2009. In mijn herinnering was het vlak voordat de boel helemaal misliep. Ik schat in dat het zo’n half jaar van tevoren was. Ik denk dat het gesprekje plaats heeft gevonden in april, omdat ik dan mijn belastingaangifte in orde maakte. Dat was ook de aanleiding om op het kantoor van [aandeelhouder van de vennootschap] te komen. Mijn belastingaangifte was al helemaal uitgewerkt. Dat deed ik zelf. Maar hij ging ter controle naar [geïntimeerde] . Ik laat dat het liefst over aan een vakman. Volgens mij deed [geïntimeerde] die controle niet zelf, maar een mevrouw. Ik weet haar naam niet meer. Ik ging er echter vanuit dat [geïntimeerde] toch ook wel eens mijn belastingaangifte zal hebben gezien. Ik ging er vanuit dat hij ook wel eens een controle zou uitvoeren. Ik heb daar niet met hem over gesproken.
De administratie werkzaamheden van het kantoor van [aandeelhouder van de vennootschap] daar werd op een gegeven moment mee gestopt en dat werd overgenomen door [geïntimeerde] . Dit gebeurde zonder dat de klanten daar over werden ingelicht. Ik had daar verder geen bezwaar tegen, omdat het goed liep. Ik denk dat de administratie in 2007 over ging van [aandeelhouder van de vennootschap] naar [geïntimeerde] . Ik had een spaarrekening afgesloten op 7 oktober 2006, deze had de naam Dutch Blue Account. Op 24 maart 2010 kreeg ik opeens een nieuwe polis. Deze ontving ik van [aandeelhouder van de vennootschap] . Op de polis stond vermeld BA Investments. Het woord Dutch Blue Account kwam daarop niet meer voor. Het bedrag van €175.000,- stond nog steeds vermeld en ook het rentepercentage was niet gewijzigd. Wat wel veranderd was, was dat waar voorheen ‘spaarrekening’ stond dat dat was gewijzigd in ‘contract’. Er stond ook vermeld als reden voor afgifte: contract. De naam ‘spaarrekening’ was gewijzigd in ‘polisgegevens’.
Ik heb [aandeelhouder van de vennootschap] gebeld naar aanleiding van de nieuwe polis die ik ontving in 2010. Ik vroeg aan hem: ‘waarom gebeurt dit?’ [aandeelhouder van de vennootschap] antwoordde: ‘dit komt juridisch beter uit’. Het was een goed verhaal van [aandeelhouder van de vennootschap] . Ik heb me daardoor laten overtuigen. Achteraf bezien denk ik dat ik te goed van vertrouwen was. Ik heb niet met [geïntimeerde] gesproken over deze wijziging van de polis. Nadat de boel klapte is de FIOD bij mij geweest. ik was penningmeester van een stichting sinds ongeveer 2010 en ik beschikte daarom over een heleboel gegevens waar de FIOD wel interesse in had. Met [geïntimeerde] heb ik nog wel gesproken over mijn aangifte. Ik weet niet meer voor welk jaar dit was, maar op die aangifte stond de spaarrekening duidelijk vermeld.
(…)
[geïntimeerde] wist zeker dat spaarpolissen werden verkocht, want anders had hij me niet benaderd om er meer geld in te stoppen.
(…)
Waar ik het zojuist over had, het gesprekje op het kantoor in [kantoorplaats] , dat was het enige gesprekje dat ik met [geïntimeerde] heb gehad waarbij hij mij een product aanbood. U vraagt mij of ik zeker weet dat het woord ‘spaar’ toen is gebruikt en waarom ik dat zo zeker weet. Ik moet daar even over nadenken. Wat ik mij nog kan herinneren is dat hij mij met klem heeft gevraagd om het geld wat ik nog had te beleggen of toe te voegen op de bestaande spaarrekening die ik al had. Ik heb voor mezelf onlangs nog aantekeningen gemaakt. Je probeert de hele geschiedenis wel weg te stoppen of weg te duwen, maar het blijft je de hele tijd bezig houden. Daarom heb ik die aantekeningen gemaakt. En in die aantekeningen heb ik opgeschreven wat er toen tijdens het gesprekje is gezegd.
[getuige 6]
Ik heb mijn verklaring die ik heb afgelegd bij de FIOD, die in het dossier zit (het betreft pagina 1028 en 1029), doorgelezen. Ik heb die verklaring vandaag ook bij me. Het enige wat ik daarover kan verklaren in verband met mijn geheimhoudingsplicht is dat het klopt dat mijn handtekening onder deze verklaring staat en dat het klopt dat er staat dat ik na doorlezing van die tekst heb verklaard dat het een juiste weergave is van wat ik heb gezegd.