ECLI:NL:GHSHE:2020:2826

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 september 2020
Publicatiedatum
10 september 2020
Zaaknummer
200.278.330_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot erkenning van een buitenlands arbitraal vonnis en verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland

In deze zaak heeft [verzoekster], een Limited uit het Verenigd Koninkrijk, op 12 mei 2020 een verzoekschrift ingediend bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het verzoek betreft de erkenning van een buitenlands arbitraal vonnis van 9 september 2019 en een verbeterd arbitraal vonnis van 27 november 2019, beide voorzien van een vertaling en authentificaties. De verzoekster vraagt het hof om verlof te verlenen tot tenuitvoerlegging van deze vonnissen in Nederland en verzoekt tevens om veroordeling van [verweerster] in de kosten van de procedure.

De rechtbank Zeeland-West-Brabant had zich eerder onbevoegd verklaard en de zaak doorverwezen naar het hof. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 juli 2020 was alleen de advocaat van [verzoekster], mr. P. Severs, aanwezig, terwijl [verweerster] niet verschenen was. Het hof heeft kennisgenomen van eerdere correspondentie en stukken, waaronder een email van de bestuurder van [verweerster] aan de arbiter.

Na beoordeling van de overgelegde stukken en de argumenten van [verzoekster], concludeert het hof dat het arbitraal vonnis en het verbeterde vonnis erkend kunnen worden op basis van artikel 1075 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Verdrag van New York. Het hof verleent verlof tot tenuitvoerlegging van de vonnissen in Nederland en veroordeelt [verweerster] in de proceskosten, die zijn begroot op € 865,50 aan verschotten en € 2.148,00 aan salaris advocaat. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak : 10 september 2020
Zaaknummer : 200.278.330/01
in de zaak van:
[Limited] Limited,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigings- en kantoorplaats] (Verenigd Koninkrijk),
verzoekster,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. P. Severs te Amsterdam,
tegen
[BV] BV
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigings- en kantoorplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: [verweerster] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
[verzoekster] heeft bij verzoekschrift met producties, ontvangen ter griffie van het hof op 12 mei 2020, het hof primair verzocht om op grond van artikel 1075 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en het Verdrag van New York 1958 (Verdrag van New York) het aan het verzoekschrift gehechte arbitrale vonnis van 9 september 2019 alsmede het verbeterde arbitrale vonnis van 27 november 2019 - beiden als voorzien van een vertaling en authentificaties - te erkennen en verlof te verlenen tot tenuitvoerlegging van dit vonnis in Nederland en daarbij [verweerster] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
1.2.
Het hof heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling voorts kennisgenomen van de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg van 8 mei 2020 alsmede van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling (middels telefonisch horen) bij voornoemde rechtbank van 8 mei 2020. De rechtbank heeft zich bij die beschikking onbevoegd verklaard en de zaak ter verdere behandeling doorverwezen naar dit hof.
Daarnaast heeft het hof kennisgenomen van de door de advocaat van [verzoekster] bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep overgelegde, althans getoonde stukken, te weten een origineel oproepingsexploit d.d. 26 juni 2020 betreffende mondelinge behandeling, alsmede een origineel van het arbitrale vonnis van 9 september 2019.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 15 juli 2020. Daarbij is namens [verzoekster] mr. Severs gehoord. Namens [verweerster] is niemand verschenen.

2.De beoordeling

2.1.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling is namens [verzoekster] , kort weergegeven, het navolgende aangevoerd. Er is recent, namelijk op 7 mei 2020, nog telefonisch contact geweest met de bestuurder van [verweerster] , [bestuurder] . Er is ook daaraan voorafgaand op meerdere momenten sprake geweest van telefonisch contact met zowel [bestuurder] als met de controller van [verweerster] , [controller] . Daarnaast is er ook een mailbericht van [bestuurder] aan de arbiter. De advocaat van [verzoekster] is in bezit van een afschrift van dit emailbericht, maar heeft dat thans ter zitting niet bij zich. Desgevraagd deelt de advocaat van [verzoekster] mee dat de authentificatie van het arbitraal vonnis door de eigen sollicitor is geschied. Hij neemt aan dat dit ook is toegestaan, maar weet dat niet helemaal zeker.
2.2.
Op grond van de overgelegde stukken alsmede hetgeen ter zitting namens [verzoekster] naar voren is gebracht heeft het hof aanleiding gezien om [verzoekster] in de gelegenheid te stellen om uiterlijk 30 juli 2020 alsnog een aantal stukken in het geding te brengen, te weten:
- Een stuk of stukken waaruit genoegzaam kan worden opgemaakt dat in het Engelse recht de eigen sollicitor bevoegd is tot het authentificeren van een ten behoeve van de cliënt verkregen arbitraal vonnis;
- Een actueel uittreksel van de KvK waaruit naast de vestigingsplaats van [verweerster] ook het woonadres van diens bestuurder [bestuurder] kan worden herleid;
- Een afschrift van het door de advocaat van [verzoekster] bij gelegenheid van de mondelinge behandeling gememoreerde emailbericht van [bestuurder] aan de arbiter;
- Een origineel exemplaar van het geauthentificeerde verbeterde arbitrale vonnis van 27 november 2019.
2.3.
Vervolgens heeft de advocaat van [verzoekster] bij indieningsformulier van 28 juli 2020
een aantal stukken (productie 15 t/m 17) aan het hof doen toekomen.
2.4.
Het hof overweegt het volgende.
2.5.
Het hof is thans van oordeel dat op grond van artikel 1075 Rv en artikel III van het Verdrag van New York het arbitrale vonnis van 9 september 2019 alsmede het verbeterde arbitrale vonnis van 27 november 2019, mede gezien de nader door [verzoekster] verschafte informatie, kan worden erkend. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
2.6.
Door [verzoekster] zijn originele stukken overgelegd, te weten de beide originele arbitrale vonnissen. Van de overeenkomst , “ [overeenkomst] ” met daarin inderdaad een arbitrageclausule, is een kleurenkopie overgelegd (productie 2 bij het verzoek), maar het ontbreken van een origineel wordt geheeld door hetgeen hierna wordt besproken.
2.7.
Uit het door [verzoekster] overgelegde emailbericht van [verweerster] bestuurder [bestuurder] aan de arbiter van 16 juli 2019 (Productie 17), waarbij [bestuurder] een mail van de arbiter beantwoordt, kan zonder meer worden afgeleid dat [verweerster] op de hoogte was van de procedure bij de arbiter, deze procedure als zodanig aanvaardde en dat ook daadwerkelijk een overeenkomst tussen [verzoekster] en [verweerster] als gesteld inclusief een rechtsgeldige arbitrageclausule (zie hiervoor) is gesloten nu de bestuurder ingaat op de uitvoering van deze overeenkomst.
Het hof heeft voorts vastgesteld dat de oproeping van [bestuurder] voornoemd als (indirect, namelijk via [Holding BV] Holding BV) bestuurder van [verweerster] door [verzoekster] voor onderhavige procedure op een correcte wijze heeft plaatsgevonden.
Daarbij komt dat de advocaat van [verzoekster] bij gelegenheid van de mondelinge behandeling ook nadrukkelijk heeft verklaard met zowel [bestuurder] als met [controller] (controller bij [verweerster] ) begin 2020, derhalve na het wijzen van beide vonnissen, telefonisch over een minnelijke schikking te hebben onderhandeld, althans gesproken.
2.8.
Het bovenstaande leidt tot de hieronder opgenomen beslissing waarbij [verzoekster] verlof tot het ten uitvoer leggen van de (verbeterde) arbitrale uitspraak in Nederland wordt verleend.
Hierbij zal [verweerster] , zoals door [verzoekster] ook is verzocht, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, voor zover het hof bekend uit de stukken als overgelegd, en met inachtneming van het volgende.
2.9.
Artikel 988 lid 2 Rv, dat ingevolge artikel 1075 Rv hier van overeenkomstige toepassing is, bepaalt dat de hierna te nemen beslissing in beginsel van rechtswege uitvoerbaar bij voorraad is, voor zover het hof niet anders zou beslissen. Ter verduidelijking en ter voorkoming van ieder misverstand zal het hof beslissen dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is.

3.De uitspraak

Het hof:
wijst het verzoek van [verzoekster] toe;
erkent en bepaalt dat gezamenlijk ten uitvoer mogen worden gelegd in Nederland het arbitrale vonnis van [arbiter] op 9 september 2019 alsmede het verbeterde arbitrale vonnis van dezelfde arbiter van 27 november 2019 als - met vertaling - aan het verzoek gehecht;
veroordeelt [verweerster] in de proceskosten van deze procedure en begroot die kosten tot op
heden aan de zijde van [verzoekster] op € 865,50 aan verschotten (griffierecht en explootkosten) en op € 2.148,00 aan salaris advocaat;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.R.M. de Moor, S.M.A.M. Venhuizen en T. van der Valk en in het openbaar uitgesproken op 10 september 2020.