In deze zaak heeft [verzoekster], een Limited uit het Verenigd Koninkrijk, op 12 mei 2020 een verzoekschrift ingediend bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het verzoek betreft de erkenning van een buitenlands arbitraal vonnis van 9 september 2019 en een verbeterd arbitraal vonnis van 27 november 2019, beide voorzien van een vertaling en authentificaties. De verzoekster vraagt het hof om verlof te verlenen tot tenuitvoerlegging van deze vonnissen in Nederland en verzoekt tevens om veroordeling van [verweerster] in de kosten van de procedure.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant had zich eerder onbevoegd verklaard en de zaak doorverwezen naar het hof. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 juli 2020 was alleen de advocaat van [verzoekster], mr. P. Severs, aanwezig, terwijl [verweerster] niet verschenen was. Het hof heeft kennisgenomen van eerdere correspondentie en stukken, waaronder een email van de bestuurder van [verweerster] aan de arbiter.
Na beoordeling van de overgelegde stukken en de argumenten van [verzoekster], concludeert het hof dat het arbitraal vonnis en het verbeterde vonnis erkend kunnen worden op basis van artikel 1075 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Verdrag van New York. Het hof verleent verlof tot tenuitvoerlegging van de vonnissen in Nederland en veroordeelt [verweerster] in de proceskosten, die zijn begroot op € 865,50 aan verschotten en € 2.148,00 aan salaris advocaat. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.