Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
[minderjarige],
[vader/erflater] ,overleden op [datum] 2015,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
of een kind van 13 een behoorlijke hoeveelheid gitaren zou mogen ontvangen’. [testamentair bewindvoerder] heeft dit herhaald in haar reactie die als productie 2 is gehecht aan de brief van 16 december 2019: “
Aangezien mijn broer 14 gitaren had vond ik dat ik een keuze moest maken voor [minderjarige]”
was als enig erfgenaam gerechtigd tot het eigendom en het bezit van
allegitaren: het was en is niet aan de bewindvoerder om te bepalen of de erfgenaam wel zoveel gitaren zou mogen hebben, maar om te zorgen dat deze gitaren – voor zover niet nodig om schulden te delgen – op zijn eerste verzoek per ommegaande aan hem zouden worden overhandigd. Dit tenzij dit vanuit de beschermingsgedachte van het vermogen van [minderjarige] als enig erfgenaam op dat moment niet gewenst was en bovendien het behouden van de gitaren niet in zijn belang was. Van deze uitzonderingssituaties is niet gebleken.