In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was beschuldigd van het verspreiden en in bezit hebben van kinderporno, waarbij het hof oordeelde dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim tijdens het voorbereidend onderzoek. Dit vormverzuim was ontstaan doordat de verdachte niet op zijn recht op rechtsbijstand was gewezen tijdens de doorzoeking van zijn woning, die gelijkgesteld werd aan een eerste verhoor. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de verdachte, die tijdens deze doorzoeking waren afgelegd, niet als bewijs konden worden gebruikt. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden bevestigd, terwijl de raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak van de gehele tenlastelegging. Het hof heeft het beroepen vonnis bevestigd, maar met enkele verbeteringen in de tenlastelegging en bewezenverklaring. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder reclasseringstoezicht en behandeling.