ECLI:NL:GHSHE:2020:28

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 januari 2020
Publicatiedatum
9 januari 2020
Zaaknummer
K19/200232
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing beklag tegen niet vervolgen van beklaagde wegens oplichting c.q. diefstal

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 januari 2020 uitspraak gedaan in een beklagprocedure van klager tegen de beslissing van de officier van justitie om beklaagde niet te vervolgen voor oplichting c.q. diefstal. Klager had aangifte gedaan van oplichting c.q. diefstal door beklaagde, die een draaimolen aan klager had verkocht maar deze niet had geleverd. Klager stelde dat hij meer dan € 40.000,- schade had geleden door de handelingen van beklaagde. De officier van justitie had echter besloten niet tot vervolging over te gaan, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de strafbare feiten.

Het hof heeft de klacht van klager beoordeeld en vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat beklaagde zich schuldig had gemaakt aan oplichting. Het hof benadrukte dat toerekenbare tekortkomingen in de nakoming van verplichtingen uit een wederkerige overeenkomst (wanprestatie) niet strafbaar zijn volgens het Wetboek van Strafrecht. Klager had een koopovereenkomst gesloten met beklaagde, maar beklaagde was zijn verplichtingen niet nagekomen, wat leidde tot de ontbinding van de overeenkomst. Het hof concludeerde dat, hoewel beklaagde wanprestatie had gepleegd, dit niet onder de strafwet viel.

Daarom heeft het hof het beklag van klager afgewezen. Klager werd gewezen op de mogelijkheid om een civielrechtelijke procedure te starten voor terugbetaling van het betaalde bedrag, vermeerderd met rente en kosten. De beslissing van het hof is definitief en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beschikking.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Klachtnummer: K19/200232
Beschikking van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 7 januari 2020 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van:

[Naam klager],

wonende te [plaats],
hierna te noemen: klager,
over de beslissing van de officier van justitie van het arrondissementsparket tot het niet vervolgen van:

[Naam beklaagde],

wonende te [plaats],
hierna te noemen: beklaagde,
wegens oplichting c.q. diefstal.

De feitelijke gang van zaken.

Op [datum] heeft klager aangifte gedaan van oplichting c.q. diefstal, gepleegd door beklaagde.
Bij brief van [datum] is namens de officier van justitie aan klager bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor de gebeurtenis.
Hierop heeft klager bij brief van [datum] een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op [datum], met het verzoek de vervolging te bevelen.
De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van [datum], ingekomen ter griffie van het hof op [datum], het hof geadviseerd het beklag af te wijzen.
Op [datum] is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld in aanwezigheid van klager.
De advocaat-generaal heeft gepersisteerd bij het schriftelijk verslag.

De beoordeling.

I. De klacht
Het klaagschrift ziet op de beslissing van het openbaar ministerie om beklaagde niet te vervolgen ter zake van oplichting c.q. diefstal. Klager stelt dat zijn schade ruim € 40.000,- bedraagt.
De stukken in het dossier voor zover deze feiten en omstandigheden bevatten die van belang zijn voor de beoordeling van de klacht
III.Onderzoek in raadkamer
In raadkamer heeft klager overeenkomstig zijn aangifte en klaagschrift verklaard. Aanvullend heeft klager verklaard dat hij de koopovereenkomst met beklaagde heeft ontbonden. Volgens klager heeft beklaagde gebruik gemaakt van een van de oplichtingsmiddelen waardoor klager de dupe is geworden. Beklaagde was door zijn geldlener gewaarschuwd en hij wist dat er een pandrecht op de carrousel zat. Klager is niet de enige die de dupe is geworden van de praktijken van beklaagde. Klager is door toedoen van klager veel geld kwijt geraakt. De terugbetaling door beklaagde is bij € 10.000,- stopgezet en er is geen zicht op verdere terugbetaling.

De beslissing.

Het hof wijst het beklag af.

Aldus gegeven door
mr. P.T. Gründemann, voorzitter,
mr. M.E.F.H. van Erve en mr. A.C. van der Schans, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans, griffier,
op 7 januari 2020.
Mr. M.E.F.H. van Erve en mr. A.C. van der Schans zijn buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing staat geen gewoon rechtsmiddel open.