ECLI:NL:GHSHE:2020:28
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing beklag tegen niet vervolgen van beklaagde wegens oplichting c.q. diefstal
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 januari 2020 uitspraak gedaan in een beklagprocedure van klager tegen de beslissing van de officier van justitie om beklaagde niet te vervolgen voor oplichting c.q. diefstal. Klager had aangifte gedaan van oplichting c.q. diefstal door beklaagde, die een draaimolen aan klager had verkocht maar deze niet had geleverd. Klager stelde dat hij meer dan € 40.000,- schade had geleden door de handelingen van beklaagde. De officier van justitie had echter besloten niet tot vervolging over te gaan, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de strafbare feiten.
Het hof heeft de klacht van klager beoordeeld en vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat beklaagde zich schuldig had gemaakt aan oplichting. Het hof benadrukte dat toerekenbare tekortkomingen in de nakoming van verplichtingen uit een wederkerige overeenkomst (wanprestatie) niet strafbaar zijn volgens het Wetboek van Strafrecht. Klager had een koopovereenkomst gesloten met beklaagde, maar beklaagde was zijn verplichtingen niet nagekomen, wat leidde tot de ontbinding van de overeenkomst. Het hof concludeerde dat, hoewel beklaagde wanprestatie had gepleegd, dit niet onder de strafwet viel.
Daarom heeft het hof het beklag van klager afgewezen. Klager werd gewezen op de mogelijkheid om een civielrechtelijke procedure te starten voor terugbetaling van het betaalde bedrag, vermeerderd met rente en kosten. De beslissing van het hof is definitief en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beschikking.