ECLI:NL:GHSHE:2020:2755
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bewijs van meerwerk in aannemingsovereenkomst
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep in een civiele procedure met betrekking tot een aannemingsovereenkomst. De appellant, vertegenwoordigd door mr. R.H.G.M. Kerckhoffs, had in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. M.E.J. Duijsens, met betrekking tot meerwerk dat zou zijn uitgevoerd. Het hof had eerder een bewijsopdracht gegeven aan de geïntimeerde om aan te tonen dat het meerwerk daadwerkelijk was uitgevoerd en dat de appellant hiervoor een opdracht had gegeven. De geïntimeerde heeft echter afgezien van een enquête en heeft schriftelijke verklaringen overgelegd, die volgens het hof onvoldoende waren om het bewijs te leveren. Het hof oordeelde dat de schriftelijke verklaringen niet de nodige feitelijkheden bevatten om de stellingen van de geïntimeerde te onderbouwen. Hierdoor werden de vorderingen van de geïntimeerde afgewezen. Het hof heeft de principale grieven van de appellant gegrond verklaard en de vorderingen van de geïntimeerde met betrekking tot het meerwerk afgewezen. Het hof heeft het bestreden vonnis vernietigd voor zover het de veroordeling van de appellant tot betaling van een hoofdsom van € 4.849,61 betrof, en in plaats daarvan de appellant veroordeeld tot betaling van een hoofdsom van € 1.249,61 aan de geïntimeerde. Tevens zijn de proceskosten in zowel het principaal als het incidenteel hoger beroep toegewezen aan de appellant.