Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
hij heeft een mes’. [verbalisant] zag dat de man in de gele trui wegrende en heeft hierop de achtervolging ingezet. Net voordat de man – zijnde de verdachte – werd aangehouden, zag [verbalisant] dat de man een voorwerp in het water gooide. [2]
noodweer. Daartoe is – kort gezegd – het navolgende aangevoerd. In de onderhavige zaak is [getuige I] de agressor; zij begon met schreeuwen en schelden en heeft de verdachte geduwd en geslagen. Nadat [getuige I] de verdachte heeft geslagen, ging [slachtoffer] tussen haar en de verdachte instaan. De verdachte haalde toen met zijn rechterarm uit en raakte [slachtoffer] tegen zijn hoofd.
beter gaan jullie weg’, waarop [slachtoffer] antwoordde: ‘
nee, rot jij maar op, kut buitenlander’. Hierop sloeg de verdachte [slachtoffer] (voor de tweede keer) tegen zijn hoofd. [slachtoffer] ging vervolgens achter de verdachte aan. Op de camerabeelden is waar te nemen dat [slachtoffer] eerst uithaalde en dat de verdachte daaropvolgend een (eerste) steekbeweging heeft gemaakt. Aldus is van de zijde van de verdachte sprake van een verdedigende actie en niet van een aanvallende actie. De aanval van [slachtoffer] (die bestond uit meerdere vuistslagen) leverde een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het lijf van de verdachte op, tegen welke aanranding de verdachte zich mocht verdedigen. Daarbij is voldaan aan de vereisten van subsidiariteit en proportionaliteit.
noodweerexces, nu bij de verdachte sprake is geweest van een hevige gemoedsbeweging, die het onmiddellijk gevolg is geweest van de wederrechtelijke aanranding van [slachtoffer] – waar de scheldpartijen, de duw en de klap van [getuige I] aan voorafgingen – en waardoor de verdachte (door met een mes te steken) de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden.
putatief noodweer(exces), nu de verdachte – gelet op zijn verklaring dat hij een groep personen op zich af zag komen – kon en redelijkerwijs mocht menen dat hij zich moest verdedigen op de wijze zoals hij dat heeft gedaan omdat hij verontschuldigbaar zich het dreigende gevaar heeft ingebeeld dan wel de aard van de dreiging verkeerd heeft beoordeeld.
normaal doen, wegwezen!’ – de situatie probeerde te sussen door tussen [getuige I] en de verdachte te gaan staan. Uit de verklaring van [getuige IV] blijkt dat ook [getuige III] de ontstane consternatie probeerde te sussen door [getuige I] tegen te houden. Bovendien is op de camerabeelden te zien dat op het moment dat het slachtoffer in de richting van de verdachte beweegt, [getuige III] [getuige I] los laat en zich op het slachtoffer richt om hem bij de verdachte weg te halen. [getuige III] richt zich aldus niet op de verdachte, maar op het slachtoffer. Voorts heeft het hof op de camerabeelden waargenomen dat [getuige III] op enig moment achter het slachtoffer is komen te staan en dat hij het slachtoffer juist van de verdachte weg trekt. Op geen enkel moment heeft de verdachte op grond van wat hij zelf heeft kunnen waarnemen omtrent de gedragingen van het groepje waartoe niet alleen het slachtoffer behoorde maar ook [getuige II] , [getuige III] , [getuige IV] en [getuige I] , en die het hof zijn gebleken uit het dossier en na het bekijken van de camerabeelden, redelijkerwijze kunnen menen dat dit groepje – op [getuige I] na – zich tegen de verdachte zou keren.
doodslag.
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan de benadeelde partij bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan de benadeelde partij bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding de benadeelde partij bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) jaren.
Vordering van de benadeelde partij [vader van het slachtoffer]
€ 17.976,07 (zeventienduizend negenhonderdzesenzeventig euro en zeven cent) bestaande uit € 476,07 (vierhonderdzesenzeventig euro en zeven cent) materiële schade en € 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Vordering van de benadeelde partij [moeder van het slachtoffer]
€ 25.217,02 (vijfentwintigduizend tweehonderdzeventien euro en twee cent) bestaande uit € 7.717,02 (zevenduizend zevenhonderdzeventien euro en twee cent) materiële schade en € 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Vordering van de benadeelde partij [zus van het slachtoffer]
€ 57,20 (zevenenvijftig euro en twintig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.