ECLI:NL:GHSHE:2020:2745

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 september 2020
Publicatiedatum
4 september 2020
Zaaknummer
20-000598-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak poging tot doodslag en zware mishandeling tijdens woningoverval

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerder vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaar voor een woningoverval, waarbij hij samen met anderen geweld had gebruikt tegen de slachtoffers. In hoger beroep werd de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag en zware mishandeling van twee opsporingsambtenaren, omdat het hof oordeelde dat de agenten tijdig uit hun voertuig waren gestapt en daardoor niet meer in gevaar waren. Het hof bevestigde wel de veroordeling voor de woningoverval en legde een gevangenisstraf van 6 jaar op, met aftrek van voorarrest. De zaak benadrukt de juridische nuances van opzet en poging tot doodslag in situaties waarin de slachtoffers niet meer in gevaar zijn. De vorderingen van de benadeelde partijen, de opsporingsambtenaren, werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000598-19
Uitspraak : 8 september 2020
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 20 februari 2019 in de strafzaak met parketnummer 02-700264-17 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans gedetineerd in de [penitentiaire inrichting]
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van - kort gezegd - een woningoverval (gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd: feit 1) en het medeplegen van een poging tot zware mishandeling (meermalen gepleegd: feit 2 subsidiair) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van voorarrest.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde zijn de vorderingen van de benadeelde partijen, te weten opsporingsambtenaren zich noemende ZEBRA-01 en ZEBRA-02, bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot respectievelijk € 950,00 en € 700,00 ter zake van immateriële schade, beiden te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Tevens zijn bij vonnis waarvan beroep beslissingen genomen ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van het hof en heeft ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde integrale vrijspraak bepleit. Voorts heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen, politieambtenaren ZEBRA-01 en ZEBRA-02, heeft de verdediging bepleit dat deze gelet op de bepleite integrale vrijspraak niet-ontvankelijk zullen worden verklaard in hun vorderingen.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 december 2017 te Breskens, in de gemeente Sluis, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van enig goed, te weten een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) en/of met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee en/of een hoeveelheid geld en/of vier, althans een of meer horloge(s) en/of autosleutel(s) en/of een auto (Range Rover), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn/haar mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, met een pistool althans een hard voorwerp tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of meermalen, althans eenmaal tegen het lichaam heeft/hebben geschopt/getrapt en/of die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met een pistool, althans een hard voorwerp, tegen het lichaam en/of het hoofd heeft/hebben geslagen en/of die [slachtoffer 1] met een pistool, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben bedreigd en/of geroepen - zakelijk weergegeven - dat hij/zij geld wilde(n) hebben;
2. primair
hij op of omstreeks 20 december 2017 te Breskens, gemeente Sluis, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om twee, althans een opsporingsambtena(a)r(en) van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant (ZEBRA-01 en/of ZEBRA-02) opzettelijk van het leven te beroven, met een auto (Range Rover) met hoge/aanzienlijke snelheid door een (gesloten) hek is gereden tegen/op een dienstvoertuig van voornoemde opsporingsambtena(a)r(en) (die dat voertuig tijdig uit kon(den) vluchten), waarna hij/zij, de verdachte(n), met deze auto zijn/hun weg vervolgden waarbij werd gereden in de richting van (een) van die opsporingsambtena(a)r(en), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. subsidiair
hij op of omstreeks 20 december 2017 te Breskens, gemeente Sluis, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om twee, althans een opsporingsambtena(a)r(en) van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant (ZEBRA-01 en/of ZEBRA-02) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een auto (Range Rover) met hoge/aanzienlijke snelheid door een (gesloten) hek is gereden tegen/op een dienstvoertuig van voornoemde opsporingsambtena(a)r(en) (die dat voertuig tijdig uit kon(den) vluchten), waarna hij/zij, de verdachte(n), met deze auto zijn/hun weg vervolgden waarbij werd gereden in de richting van (een) van die opsporingsambtena(a)r(en), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde
Aan de verdachte is onder 2 tenlastegelegd dat hij, tezamen en in vereniging met een ander, heeft gepoogd de opsporingsambtenaren ZEBRA-01 en ZEBRA-02 opzettelijk van het leven te beroven (primair) dan wel opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (subsidiair), door met een auto door een (gesloten) hek en tegen/op het dienstvoertuig van voornoemde opsporingsambtenaren (die dat voertuig tijdig uit konden vluchten) te rijden.
Uit het dossier leidt het hof de volgende feiten en omstandigheden af.
Op woensdag 20 december 2017 omstreeks 19.00 uur waren de opsporingsambtenaren, in het dossier aangeduid als ZEBRA-01 en ZEBRA-02, belast met surveillancedienst en reden in een opvallend dienstvoertuig. Zij kregen de opdracht te gaan naar [het adres van de slachtoffers] in Breskens , waar een woningoverval zou plaatsvinden. Zij hebben toen hun zware vesten aangetrokken. Ter plaatse gekomen zagen zij dat het een landgoed betrof met een groot terrein eromheen in de polder. Het erf was afgesloten en de toegang tot de oprit bestond uit twee gemetselde stenen beren met daartussen een hoog hekwerk met spijlen. Aan de zijkanten bevonden zich lange, hoge hagen. Om zicht te krijgen op de woning heeft ZEBRA-01 het dienstvoertuig een klein stuk op het begin van de oprit gedraaid. Zij zagen bij de woning twee koplampen van een auto oplichten en hoorden het geluid van een op volle toeren draaiende automotor. Zij zagen een grote auto via de oprit van de woning met hoge snelheid hun kant oprijden. De opsporingsambtenaren hebben verklaard dat ze het voertuig uit zijn gevlucht en in de berm zijn terechtgekomen, waarna zij zagen dat de auto het gesloten toegangshek ramde en vol op hun dienstvoertuig inreed. Zij hebben hun dienstvuurwapen getrokken en daarvan gebruik gemaakt. Vervolgens zagen zij dat het voertuig richting ZEBRA-01 reed. Daarna is het voertuig tot stilstand gekomen. De verdachte, die als bijrijder in het voertuig zat, is uitgestapt, aangehouden en is, omdat hij door een kogel was geraakt, ter verzorging van een wond aan zijn hoofd naar het ziekenhuis vervoerd (proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina’s 362 en 363).
In het nader verhoor van ZEBRA-01 bij de Rijksrecherche (dossierpagina’s 468-475) heeft ZEBRA-01 verklaard opgetreden te hebben als bestuurder van het dienstvoertuig. Er werd geen gebruik gemaakt van optische- en geluidssignalen, alleen het blauwe licht van het politievoertuig was aan, welk licht vanaf de rotonde bij [plaats] richting Breskens ook was uitgezet. ZEBRA-01 heeft verklaard dat de politieauto een beetje het pad op werd gedraaid om door de poort te kunnen kijken en dat, toen zij zo keken, opeens twee koplampen aan gingen op de oprit. Ze hoorden het geluid van veel vermogen en vol gas. Beide opsporingsambtenaren kregen het gevoel dat zij geramd zouden gaan worden. ZEBRA-01 heeft verklaard dat ze toen beiden gelijk uit het voertuig zijn gesprongen. Ze zagen vervolgens dat er een auto vreselijk hard het pad van de woning af kwam rijden. Die heel hard rijdende auto ramde door het gesloten hek heen en ramde het politievoertuig. Door de aanrijding met het politievoertuig kwam de auto recht op ZEBRA-01 afrijden. ZEBRA-01 heeft toen diverse malen op het voertuig geschoten. Vervolgens kwam de auto tot stilstand. Volgens ZEBRA-01 was de afstand tot de auto toen de lichten van de auto aangingen minder dan 30 meter. ZEBRA-01 en ZEBRA-02 hebben toen geroepen: ”Ze gaan ons rammen” en zijn uit de auto gesprongen, beiden aan hun eigen kant. ZEBRA-01 is naar de linkerkant van de oprit gerend. Op het moment dat hij uit de auto was, hoorde hij dat de auto het hek van de oprit raakte. ZEBRA-01 was toen op maximaal vier meter van dit hek verwijderd. Hij had toen zijn dienstwapen al in zijn hand. Toen de auto hem passeerde, stond hij ter hoogte van de stenen beer. Daarna werd het politievoertuig geraakt. ZEBRA-01 heeft geschoten op de rechterzijkant van de auto.
ZEBRA-02 heeft in zijn nader verhoor bij de Rijksrecherche (dossierpagina’s 482-489) verklaard dat zij de neus van het voertuig hebben neergezet voor de ingang van het toegangspad tot het erf. Zij wilden via het hek naar binnen kijken. Het hek was gesloten. Zij stonden recht op de openbare weg, de auto stond aan de rechterkant van de weg geparkeerd. Ze stonden er net en zagen op het erf koplampen van een auto aangaan. De koplampen kwamen snel dichterbij in hun richting. ZEBRA-02 riep tegen zijn collega: ”pas op, hij gaat ons rammen”. Op dat moment is ZEBRA-02 uit de auto gesprongen, waarna hij rechts van zijn voertuig terechtkwam. Hij zag vervolgens dat de auto met een knal het toegangshek tot het erf open ramde en dat de auto daarna het dienstvoertuig ramde aan de rechtervoorkant. Op het moment dat de auto het politievoertuig raakte stond hij in het gras, naast het politievoertuig. Hij stond 3 tot 4 meter van de plaats van de aanrijding vandaan. De auto had rechts langs het dienstvoertuig weg kunnen rijden. De afstand van het hek tot het dienstvoertuig was ongeveer 2 meter. Hij zag dat zijn collega vanaf de weg gezien aan de linkerzijde van de oprit stond en hijzelf stond aan de rechterzijde. Hij heeft op de wegrijdende auto geschoten, die na 25 tot 30 meter tot stilstand kwam.
Uit het aanvullend dossier (dossierpagina 130) blijkt dat de Range Rover (weggenomen van aangever [slachtoffer 2] ) met daarin de verdachte en zijn medeverdachte met een snelheid van tussen de 35 en 42 kilometer per uur tegen het toegangshek is gebotst, terwijl de bestuurder het rempedaal bediende, daarna heeft geaccelereerd en met een snelheid van tussen de 26 en 34 kilometer per uur tegen het dienstvoertuig is aangekomen.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij heeft gepoogd een tweetal opsporingsambtenaren opzettelijk van het leven te beroven dan wel opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een auto (Range Rover) met hoge/aanzienlijke snelheid door een gesloten hek te rijden tegen een dienstvoertuig van opsporingsambtenaren (die dat voertuig tijdig uit konden vluchten), waarna de verdachte(n) met deze auto zijn/hun weg vervolgd(en) waarbij werd gereden in de richting van (een van) die opsporingsambtena(a)r(en).
Uit bovengenoemde verklaringen van ZEBRA-01 en ZEBRA-02 blijkt dat zij, ten gevolge van de voor hen uitermate bedreigende situatie dat er een terreinwagen in de richting van het dienstvoertuig kwam gereden, beiden de beslissing hebben genomen het voertuig te verlaten. Zij hebben dat tijdig kunnen doen en nog voordat het toegangshek door de Range Rover werd geramd. Toen de Range Rover het dienstvoertuig raakte, stond ZEBRA-02 volgens zijn verklaring op 3 tot 4 meter van die aanrijding af. Ook ZEBRA-01 bevond zich op een afstand van ongeveer 4 meter tot het toegangshek en op afstand van het dienstvoertuig.
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van de onder 2 tenlastegelegde poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling is vereist dat het opzet van de verdachte, al dan niet in de vorm van voorwaardelijk opzet, daarop was gericht.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich bewust heeft blootgesteld aan zodanige kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Het tegen een auto aanrijden, waarin zich op dat moment geen verbalisanten (meer) bevinden, houdt naar het oordeel van het hof geen uitvoeringshandeling van poging tot doodslag of zware mishandeling in. Niet is vast te stellen hoe deze gedraging de aanmerkelijke kans in zich draagt dat deze gedraging het overlijden van de opsporingsambtenaren of zwaar letsel van de verbalisanten tot gevolg zou kunnen hebben.
Het hof zal de verdachte dan ook van dit onderdeel van het tenlastegelegde feit vrijspreken. Buiten kijf staat dat de genoemde gedraging uiterst bedreigend moet zijn geweest voor de betrokken verbalisanten en het hof heeft geen twijfel over de omstandigheid dat hetgeen is gebeurd een grote impact op hen heeft gehad.
Tevens is in de tenlastelegging opgenomen dat de verdachten daarna met de auto hun weg vervolgden waarbij werd gereden in de richting van (een) van die opsporingsambtena(a)r(en), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Uit het procesdossier wordt duidelijk dat na de botsing met het hek en de dienstauto de richting van het voertuig is gewijzigd. ZEBRA-01 heeft verklaard dat de Range Rover in zijn richting kwam gereden. Hij heeft echter niet verklaard dat hij toen moest wegspringen. Hij heeft verklaard dat hij toen is gaan schieten op het voertuig en het voertuig hem is gepasseerd. Dat daarbij ook gevaar voor de dood of zwaar lichamelijk letsel is opgetreden is het hof niet uit de bewijsmiddelen gebleken. Het hof zal de verdachte dan ook tevens ten aanzien van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting aldus niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
1.
op 20 december 2017 te Breskens, in de gemeente Sluis, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van enig goed, te weten een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , en met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee, een hoeveelheid geld, horloges, autosleutel(s) en een auto (Range Rover), toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededader die [slachtoffer 2] meermalen met een pistool tegen het hoofd heeft geslagen en meermalen tegen het lichaam heeft geschopt en die [slachtoffer 1] meermalen met een pistool tegen het lichaam en het hoofd heeft geslagen en die [slachtoffer 1] met een pistool heeft bedreigd en geroepen - zakelijk weergegeven - dat hij/zij geld wilde(n) hebben.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd

en

afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is derhalve strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De verdediging heeft ten aanzien van de strafmaat voor wat betreft het onder 1 tenlastegelegde bepleit dat wordt aangesloten bij de LOVS oriëntatiepunten en de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf tussen de 3 en 5 jaren. Indien het onder 2 primair of subsidiair tenlastegelegde bewezen wordt verklaard, heeft de verdediging ten aanzien van de strafmaat bepleit dat een extra gevangenisstraf daarvoor - zoals de rechtbank heeft gedaan - van 3 jaren te hoog is.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het navolgende.
Op 20 december 2017 zijn [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en hun (stief)kinderen van destijds 13 en 16 jaar oud in hun woning in Breskens overvallen. [slachtoffer 2] kwam omstreeks 19.00 uur thuis van zijn werk en parkeerde de auto op de oprit van de woning. Toen hij uitstapte hoorde hij voetstappen en zag hij twee personen met bivakmutsen op hem af komen rennen. Beide personen hadden volgens [slachtoffer 2] een vuurwapen. [slachtoffer 2] werd door een van de overvallers met de kolf van een revolver geslagen, waarna hij op de stoep voor de voordeur is gevallen. Zijn handen werden met tape op zijn rug vastgebonden. [slachtoffer 1] en haar dochter begaven zich na het horen van een bonk en geschreeuw naar de voordeur, alwaar zij door het raam zagen dat [slachtoffer 2] met een bebloed hoofd en zijn armen op zijn rug op de grond lag. De dochter opende de voordeur, waarna de overvallers de woning zijn binnengedrongen. [slachtoffer 1] werd door een van de overvallers op haar hoofd geslagen, kreeg een pistool tegen haar hoofd gedrukt en werd daarna op de grond gegooid en met een vuurwapen op haar knie geslagen. Daarbij is gezegd: “Where is the money”. Terwijl de kinderen zich hadden verstopt, hebben de overvallers [slachtoffer 1] bedreigd, geslagen en geschopt en hebben zij het huis doorzocht. Bij deze overval werd een bedrag van enkele duizenden euro’s buitgemaakt, net als horloges, autosleutels en de Range Rover waarmee [slachtoffer 2] even daarvoor was thuisgekomen.
[slachtoffer 2] heeft door de overval fors letsel opgelopen aan zijn hoofd. Daarnaast brengt het plegen van een overval op een woning in de regel gedurende geruime tijd gevoelens van onveiligheid mee voor de bewoners. Uit het onderzoek is gebleken dat de overval nadelige psychische gevolgen heeft gehad voor de vier slachtoffers. Bij [slachtoffer 2] is een posttraumatische stressstoornis vastgesteld en ook [slachtoffer 1] en de twee kinderen hebben geregeld nog last van hetgeen op die avond is voorgevallen, zo blijkt uit het in het kader van het spreekrecht namens de slachtoffers door mr. M.M.A.J. Goris overgelegde e-mailbericht d.d. 25 augustus 2020. De verdachte en zijn mededader hebben niet stilgestaan bij het persoonlijke leed dat zij hierdoor bij de slachtoffers hebben teweeggebracht en hebben hun persoonlijke en financiële belangen vooropgesteld. Met de rechtbank rekent het hof de verdachte dit zwaar aan.
Het hof heeft bij de straftoemeting ten nadele van de verdachte meegewogen dat hij, blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 juli 2020, betrekking hebbende op het justitieel verleden van de verdachte, voorafgaand aan het bewezenverklaarde meerdere malen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van geweldsdelicten en overtredingen van de Wet wapens en munitie. Die veroordelingen en de eerder opgelegde straffen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich schuldig te maken aan het onderhavige feit.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte naar voren gebracht dat 20 december 2017 een keerpunt in zijn leven is geweest, dat hij aan zichzelf werkt en na detentie een nieuwe start wil maken buiten Zeeland. Hij heeft de opleiding Sport & Bewegen gevolgd en wil graag aan de slag als personal trainer. De raadsvrouw van de verdachte heeft bij e-mailbericht d.d. 20 augustus 2020 stukken aan het hof overgelegd met betrekking tot de door de verdachte in de penitentiaire inrichting gevolgde en te volgen cursussen en behaalde certificaten.
Tot slot heeft het hof bij de bepaling van de op te leggen straf acht geslagen op de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als richtlijn voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid. Genoemde oriëntatiepunten geven als indicatie voor de op te leggen straf ten aanzien van een overval op een woning met geweld een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren. Als strafverzwarende factoren worden in die oriëntatiepunten onder meer benoemd de aard en de ernst van het letsel, het al dan niet aanwezig zijn van een samenwerkingsverband en het soort wapen waarvan gebruik is gemaakt. Van voornoemde stafverzwarende omstandigheden is in de onderhavige zaak sprake.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Alle omstandigheden afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest passend en geboden.
Beslag
Verbeurdverklaring
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het onder 1 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan.
Het betreft de volgende voorwerpen:
  • een zwarte bivakmuts, G1827133;
  • een plastic fles, lege fles zonder wikkel, G1821159;
  • een zwarte bivakmuts, G1821045;
  • een stuk bruine tapeband, Tesa, G1820965;
  • een stuk bruine tapeband, Tesa rol, G1821037;
  • een stuk bruine tapeband, G1821039.
Onttrekking aan het verkeer
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu deze bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte begane misdrijf werden aangetroffen en deze aan de verdachte toebehorende voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven, terwijl zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Het betreft de volgende voorwerpen:
  • een zwart pistool, CZ99, G1820962;
  • een vlindermes, G1827109;
  • een imitatiewapen, zwart bolletjespistool, Galaxy Red Line, G1827096;
  • een imitatiewapen, zwart bolletjesmitrailleur, G1827112;
  • 0,9 gram verdovende middelen, kleur bruin, korrel;
  • 2,1 gram verdovende middelen, kleur wit, kristal, G1832474.
Teruggave aan de verdachte
Het hof zal de teruggave gelasten van de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggeven voorwerpen, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer zijn en onder de verdachte in beslag zijn genomen.
Het betreft de volgende voorwerpen:
  • computertoebehoren, Toshiba, G1827140;
  • twee Alcatel Touch gsm’s, kleur zwart, G1827149;
  • 4 telefoonkaarten Lebara Onetouch, G1827174;
  • een computer HP laptop, G1827216;
  • 2 zwarte handschoenen, G1820751;
  • 2 zwarte schoenen, Nike, G1820752;
  • een zwarte broek, G1820991;
  • een grijze trui;
  • 4 sokken, G1821021;
  • een groen vest, Nike;
  • een zwarte jas, WE, G1821033;
  • een stuk tapeband, Tesa tape plakband, G1827122;
  • een stuk tapeband, Gamma, G1827206;
  • een stuk tapeband, Tesa, geen G-nummer, nummer 9 op de beslaglijst.
Teruggave aan [slachtoffer 1]
Het hof zal de teruggave aan [slachtoffer 1] gelasten van het Breitling horloge (G1820748), omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
Het hof zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van de blauwe broek, 7 for all mankind (G1821027), aangezien thans niemand, althans niet de verdachte, als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Vorderingen van de benadeelde partijen ZEBRA-01 en ZEBRA-02
Vordering van de benadeelde partij ZEBRA-01
De benadeelde partij ZEBRA-01 heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 950,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Nu aan verdachte ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij ZEBRA-01 niet in de vordering worden ontvangen.
Vordering van de benadeelde partij ZEBRA-02
De benadeelde partij ZEBRA-02 heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 700,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Nu aan verdachte ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij ZEBRA-02 niet in de vordering worden ontvangen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • een zwarte bivakmuts, G1827133;
  • een plastic fles, lege fles zonder wikkel, G1821159;
  • een zwarte bivakmuts, G1821045;
  • een stuk bruine tapeband, Tesa, G1820965;
  • een stuk bruine tapeband, Tesa rol, G1821037;
  • een stuk bruine tapeband, G1821039;
beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
  • een zwart pistool, CZ99, G1820962;
  • een vlindermes, G1827109;
  • een imitatiewapen, zwart bolletjespistool, Galaxy Red Line, G1827096;
  • een imitatiewapen, zwart bolletjesmitrailleur, G1827112;
  • 0,9 gram verdovende middelen, kleur bruin, korrel;
  • 2,1 gram verdovende middelen, kleur wit, kristal, G1832474;
gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • computertoebehoren, Toshiba, G1827140;
  • twee Alcatel Touch gsm’s, kleur zwart, G1827149;
  • 4 telefoonkaarten Lebara Onetouch, G1827174;
  • een computer HP laptop, G1827216;
  • 2 zwarte handschoenen, G1820751;
  • 2 zwarte schoenen, Nike, G1820752;
  • een zwarte broek, G1820991;
  • een grijze trui
  • 4 sokken, G1821021;
  • een groen vest, Nike;
  • een zwarte jas, WE, G1821033;
  • een stuk tapeband, Tesa tape plakband, G1827122;
  • een stuk tapeband, Gamma, G1827206;
  • een stuk tapeband, Tesa, geen G-nummer, nummer 9 op de beslaglijst;
gelast de
teruggaveaan [slachtoffer 1] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een horloge, chroom, Breitling, G1820748;
gelast de
bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een blauwe broek, 7 for all mankind, G1821027;

Vordering van de benadeelde partij ZEBRA-01

verklaart de benadeelde partij ZEBRA-01 niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;

Vordering van de benadeelde partij ZEBRA-02

verklaart de benadeelde partij ZEBRA-02 niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. A.C. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. V.A. Batelaan, griffier,
en op 8 september 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.