Uitspraak
s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde 1] ,
4. [geïntimeerde 4] ,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“Voort is het zo, dat als je, naast je WW uitkering, de door jullie opgenomen bedragen tijdens alle jaren bij jouw inkomen had gevoegd, je ook tegen 52% had moeten afrekenen. Los van de vraag of je uitkering dan wel of niet zou ophouden.”Uit dit bericht blijkt dat [geintimeerde] weliswaar een bezwaarschrift zou gaan indienen, maar ook dat [appellant] is meegedeeld dat hij tegen 52% zal moeten gaan afrekenen. Dat vervolgens [geïntimeerde 2] in de bezwaarprocedure tegen de Belastingdienst stellige standpunten inneemt in een poging de naheffing van de Belastingdienst ongedaan te maken, vormt geen grond voor een verlenging van de verjaringstermijn van [appellant] jegens [geintimeerde] Dat er sprake zou zijn van misleiding door [geintimeerde] jegens [appellant] is dan ook onvoldoende gesteld en onderbouwd. De omstandigheid dat ook [geintimeerde] teleurgesteld is in de handelwijze van de Belastingdienst en daarvan in niet mis te verstane bewoordingen aan [appellant] doet blijken is daarvoor onvoldoende. [appellant] wordt geacht te hebben geweten dat de Belastingdienst zich op het standpunt stelde dat hij inkomstenbelasting moest betalen over het hele bedrag van de ontslagvergoeding en dat [geïntimeerde 2] , indien sprake was van een andersluidend advies en voorlichting, mogelijk een fout advies had gegeven en aansprakelijk zou kunnen zijn jegens [appellant] . Bij het ingaan van de verjaringstermijn gaat het bovendien niet om de juridische kwalificatie van de feiten, zoals de uitkomst van de bezwaarprocedure die [geintimeerde] voor [appellant] bij de Belastingdienst had opgestart. Bijzondere omstandigheden die maken dat de redelijkheid en billijkheid in dit geval in de weg staan aan verjaring van de vordering van [appellant] zijn dan ook niet gebleken. Nu de vordering van [appellant] is verjaard, behoeven de overige grieven geen bespreking en zal het vonnis waarvan beroep worden bekrachtigd.