ECLI:NL:GHSHE:2020:2702

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 september 2020
Publicatiedatum
1 september 2020
Zaaknummer
200.227.757_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindigingsregeling gehele of partiële ontbinding en schadevergoeding wegens wanprestatie

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van F.S. Vastgoed B.V. tegen V.O.F. over de beëindiging van een overeenkomst en de daaruit voortvloeiende schadevergoeding wegens wanprestatie. De zaak is een vervolg op eerdere tussenarresten van het hof en betreft een geschil over de uitleg van afspraken die op 5 november 2015 zijn gemaakt over de beëindiging van de overeenkomst. F.S. Vastgoed stelt dat de overeenkomst volledig is ontbonden en vordert terugbetaling van een bedrag van € 6.000,-, terwijl V.O.F. aanvoert dat de overeenkomst slechts partieel is ontbonden. Het hof oordeelt dat de overeenkomst inderdaad partieel is ontbonden, waardoor F.S. Vastgoed vanaf 1 augustus 2015 is bevrijd van haar betalingsverplichting en V.O.F. niet meer verplicht was om werkzaamheden uit te voeren. Het hof wijst de vordering tot terugbetaling van € 6.000,- af, omdat deze geen grondslag heeft in de beëindigingsafspraken. Daarnaast behandelt het hof verschillende schadeposten die door F.S. Vastgoed zijn ingediend, waaronder kosten van een verzuimboete en extra werkzaamheden die zijn uitgevoerd als gevolg van wanprestatie door V.O.F. Het hof oordeelt dat V.O.F. toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen en veroordeelt haar tot betaling van een bedrag van € 685,69 en € 500,00, beide te vermeerderen met wettelijke rente. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.227.757/01
arrest van 1 september 2020
in de zaak van
F.S. Vastgoed B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als FS Vastgoed,
advocaat: mr. T.P.M. Kouwenaar te 's-Hertogenbosch,
tegen

1.[V.O.F.] V.O.F.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2.
[geïntimeerde 2] ,wonende te [woonplaats]
hierna afzonderlijk aan te duiden als: [geïntimeerde 2]
3.
[geïntimeerde 3] ,wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
hierna gezamenlijk in vrouwelijk enkelvoud aan te duiden als [V.O.F.]
advocaat: mr. T.B.M. Kersten te 's-Hertogenbosch,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 6 augustus 2019 en 4 februari 2020 in het hoger beroep van het door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, onder zaaknummer C/01/310677/HA ZA 16-492 gewezen vonnis van 11 oktober 2017.

11.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 4 februari 2020;
  • de akte van [V.O.F.] van 28 april 2020;
  • de antwoordakte van FS Vastgoed van 2 juni 2020.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

12.De verdere beoordeling

12.1.1
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof aan partijen voorgelegd hoe de op 5 november 2015 gemaakte afspraken rond beëindiging van de overeenkomst (rov. 9.1.3.) dienen te worden begrepen. [V.O.F.] heeft in haar akte toegelicht dat partijen hebben bedoeld de overeenkomst voor de toekomst te ontbinden, waarbij de bedoeling was dat de nog niet gedane betalingen (die vanaf augustus 2015) niet meer verschuldigd zouden zijn en [V.O.F.] de nog resterende werkzaamheden niet meer hoefde te verrichten. FS Vastgoed heeft in haar antwoordakte gesteld dat partijen hebben bedoeld de overeenkomt volledig te ontbinden en dat de € 6.000,- die FS Vastgoed stelt te hebben betaald gedurende de looptijd van de overeenkomst dient te worden terugbetaald.
12.1.2
De voor het eerst in hoger beroep ingediende vordering van FS Vastgoed van
€ 6.000,- is gebaseerd op de door FS Vastgoed gestelde algehele ontbinding van de overeenkomst.
De vorderingen van € 8.156,28, € 10.268,75 en € 1.028,35, te vermeerderen met rente, zijn gebaseerd op door FS Vastgoed gestelde tekortkomingen van [V.O.F.] . De grieven van FS Vastgoed komen er samengevat op neer dat FS Vastgoed de schadeposten die ten grondslag liggen aan deze vorderingen en het causaal verband met de gestelde tekortkomingen, voldoende heeft onderbouwd en dat de rechtbank deze vorderingen had moeten toewijzen, althans een bewijsopdracht of deskundigenonderzoek had moeten bevelen. FS Vastgoed benoemt in haar memorie van grieven de volgende schadeposten:
  • Aangifte vennootschapsbelasting 2014
  • BTW-aangifte over het derde kwartaal 2015
  • BTW-aangiften sloten niet aan bij de administratie
  • Boekingen op tussenrekeningen en niet toegewezen posten
  • Administratie vanaf mei 2015 niet meer gecontroleerd
  • Het systeem in de administratie werkte niet goed
  • Verschil saldo grootboekrekening crediteuren en openstaande crediteurenlijst
  • 13 periodes in de boekhouding
  • Jaarstukken 2014 niet gedeponeerd
  • Onjuiste debiteurenadministratie
  • Twijfel aan de juistheid van de administratie 2014 en de eerste helft 2015
  • Aangifte verhuurderheffing 2015 niet gedaan
  • Een personeelslid zou onder het minimum loon zijn uitbetaald
  • Assistentie administratie
12.1.3.
Het hof zal eerst de op de ontbinding gebaseerde vordering van € 6.000,- behandelen en daarna de verschillende schadeposten waarop de overige in rov. 12.1.2. genoemde vorderingen zijn gebaseerd.
De vordering van € 6.000,-
12.2.1.
Partijen zijn het niet eens over de uitleg van de op 5 november 2015 vastgelegde afspraken rond beëindiging van de overeenkomst (rov. 9.1.3.). Rond de beëindiging hebben partijen het volgende opgenomen:
“Tevens is overeengekomen dat de destijds tussen partijen gesloten en ondertekende overeenkomst per direct wordt ontbonden.
De facturen die zijn opgemaakt door V.o.f. [V.O.F.] en waarvoor geen werkzaamheden zijn verricht, hoeven niet te worden voldaan door FS Vastgoed BV.
(…)”
De vraag hoe in een schriftelijke overeenkomst de verhouding tussen partijen is geregeld kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van die overeenkomst. Het komt aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan die bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (Haviltex).
12.2.2.
Met inachtneming van deze maatstaf legt het hof de afspraken van partijen rond beëindiging van de overeenkomst zo uit dat partijen de overeenkomst op 5 november 2015 partieel hebben ontbonden in die zin dat FS Vastgoed vanaf 1 augustus 2015 is bevrijd van haar betalingsverplichting en [V.O.F.] vanaf die datum is bevrijd van haar verplichting werkzaamheden uit te voeren.
In de gemaakte afspraken staat dat partijen per direct de overeenkomst ontbinden en dat reeds opgemaakte, maar nog niet betaalde facturen waarvoor geen werkzaamheden zijn verricht, niet hoeven te worden voldaan door FS Vastgoed. Deze laatste afspraak staat niet ter discussie tussen partijen. Een dergelijke afspraak rond nog niet betaalde facturen is overbodig indien partijen zouden hebben beoogd de overeenkomst geheel te ontbinden omdat in dat geval deze facturen als gevolg van de ontbinding niet meer hadden hoeven te worden voldaan. Bovendien had het in dat geval voor de hand gelegen ook een bepaling op te nemen omtrent de reeds wel betaalde facturen.
Verder neemt het hof in aanmerking dat het FS Vastgoed naar eigen zeggen medio augustus 2015 bleek dat [V.O.F.] de werkzaamheden niet meer (naar behoren) uitvoerde (3 inleidende dagvaarding). Als gesteld en onvoldoende betwist staat vast dat FS Vastgoed daarvoor nimmer heeft geklaagd bij [V.O.F.] . In dat licht acht het hof het niet aannemelijk dat partijen hebben beoogd de overeenkomst ook voor de periode vóór 1 augustus 2015 te ontbinden. FS Vastgoed was naar eigen zeggen pas met het inschakelen van [naam] en na de op 5 november 2015 gemaakte afspraken rond beëindiging van de overeenkomst op de hoogte van de gestelde tekortkomingen van [V.O.F.] over de periode vóór 1 augustus 2015.
Tussen partijen staat vast dat de betaalde facturen de werkzaamheden over de periode tot en met juli 2015 betreffen. Voor terugbetaling daarvan bestaat geen grondslag nu de beëindigingsafspraken op grond van het voorgaande geen betrekking hebben op deze periode. Het hof wijst de vordering tot betaling van € 6.000,- af.
De aangifte vennootschapsbelasting 2014
12.3.1.
Niet in geschil tussen partijen is dat [V.O.F.] op grond van de overeenkomst gehouden was de aangifte vennootschapsbelasting 2014 in te dienen en dat heeft nagelaten, als gevolg waarvan deze te laat is ingediend en de Belastingdienst een verzuimboete heeft opgelegd. Deze verzuimboete bedroeg in eerste instantie € 2.639,00 en is na een door [naam] ingediend bezwaarschrift gematigd tot € 500,00.
Deze tekortkoming staat derhalve vast tussen partijen, echter volgens [V.O.F.] heeft FS Vastgoed de kosten van de verzuimboete niet gevorderd en de kosten voor de extra werkzaamheden die [naam] als gevolg hiervan heeft moeten uitvoeren onvoldoende onderbouwd.
12.3.2.
Het hof oordeelt als volgt. FS Vastgoed heeft verwezen naar een e-mail van [naam] aan de Belastingdienst van 21 juli 2016 en de reactie daarop van de Belastingdienst inzake de aangifte vennootschapsbelasting 2014 en een tweetal bezwaarschriften inzake de vennootschapsbelasting 2014 van elk één pagina.
Dat FS Vastgoed als gevolg van deze tekortkoming van [V.O.F.] schade heeft geleden staat daarmee volgens het hof vast. Deze schade bestaat in elk geval uit de kosten van de verzuimboete ad € 500,00 en uit de kosten van [naam] voor het:
- alsnog indienen van de aangifte vennootschapsbelasting 2014 (daarbij neemt het hof in aanmerking dat [V.O.F.] in eerste instantie had gemeld deze aangifte op 6 juli 2015 te hebben gedaan en de aangifte dus valt onder de werkzaamheden tot en met juli 2015 waarvoor FS Vastgoed reeds had betaald);
- opstellen van de mail van 21 juli 2016 en lezen van de reactie daarop;
- opstellen van twee bezwaarschriften van elk één pagina.
Subsidiair heeft FS Vastgoed vergoeding gevorderd van de door FS Vastgoed als gevolg van de wanprestatie van [V.O.F.] geleden schade, op te maken bij staat.
Het hof begroot deze schadepost voor voormelde extra werkzaamheden op het bedrag dat [naam] hiervoor op 21 december 2016 heeft gedeclareerd zijnde € 255,50 voor de aangifte, € 32,63 voor het bezwaarschrift en € 397,56 (381,25 + 16,31) voor correspondentie ter zake. In totaal betreft dit een bedrag van € 685,69.
Het hof acht het door [naam] gedeclareerde bedrag voor voornoemde werkzaamheden redelijk.
De BTW-aangifte over het derde kwartaal 2015
12.4.1.
Partijen zijn het erover eens dat [V.O.F.] op grond van de overeenkomst de BTW-aangifte over het derde kwartaal 2015 had moeten indienen binnen één maand na het derde kwartaal. Het derde kwartaal eindigt op 30 september zodat de aangifte uiterlijk op 31 oktober 2015 had moeten worden ingediend en niet 30 november 2015 zoals [V.O.F.] stelt. Daarmee is [V.O.F.] tekortgeschoten in haar verplichting de BTW-aangifte over het derde kwartaal 2015 (tijdig) in te dienen en aansprakelijk voor de schade die daarvan, althans van de ontbinding van de overeenkomst op dit onderdeel het gevolg is.
12.4.2.
FS Vastgoed heeft niet nader gespecificeerd welke schade het gevolg is van het niet tijdig indienen van de BTW-aangifte, althans van de ontbinding van de overeenkomst voor dit onderdeel. Voor zover het alsnog indienen van de aangifte dient te worden aangemerkt als schade, heeft FS Vastgoed dit onvoldoende onderbouwd. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat dit geen werkzaamheden betreft van vóór 1 augustus 2015 waarvoor zij reeds had betaald. De enkele stelling dat [naam] de werkzaamheden heeft uitgevoerd tegen een hoger uurtarief dan [V.O.F.] vormt in elk geval een onvoldoende onderbouwing nu niet is toegelicht hoe het door [naam] gedeclareerde bedrag zich verhoudt tot wat FS Vastgoed anders voor deze werkzaamheden aan [V.O.F.] verschuldigd was geweest.
BTW-aangiften sloten niet aan met de administratie / Boekingen op tussenrekeningen en niet toegewezen posten / Verschil saldo grootboekrekening crediteuren en openstaande crediteurenlijst / Onjuiste debiteurenadministratie / Assistentie administratie /
Administratie vanaf mei 2015 niet meer gecontroleerd / Twijfel aan de juistheid van de administratie 2014 en de eerste helft 2015
12.5.1.
Het hof ziet aanleiding deze posten gezamenlijk te behandelen.
FS Vastgoed heeft gesteld dat [V.O.F.] de administratie niet deugdelijk heeft gecontroleerd. [V.O.F.] had bij de controle moeten constateren dat ontvangsten en uitgaven over meerdere jaren op een tussenrekening staan en niet zijn toegewezen aan een bepaalde rubriek. [V.O.F.] had dit moeten uitzoeken en deze ontvangsten en uitgaven naar de juiste rubriek/grootboekrekening moeten corrigeren. [V.O.F.] heeft dit, met name vanaf mei 2015, nagelaten aldus nog steeds FS Vastgoed. Vanaf mei 2015 is [V.O.F.] volgens FS Vastgoed nog maar enkele malen op kantoor verschenen, heeft geen ondersteuning meer gegeven aan de medewerkers van FS Vastgoed en heeft de administratie niet gecontroleerd. Doordat een aantal ontvangsten en uitgaven niet waren toegewezen aan een bepaalde grootboekrekening, correspondeerde het saldo op de grootboekrekening “crediteuren” niet met de crediteurenlijst en het saldo op het debiteurenoverzicht van 31 december 2015 niet met de debiteurenlijst.
Als gevolg hiervan sloten de door [V.O.F.] ingediende BTW-aangiften van het eerste en tweede kwartaal 2015 niet aan bij de administratie.
Ter onderbouwing van deze stellingen heeft FS Vastgoed onder meer overgelegd:
- een overzicht van de aanwezigheid van [V.O.F.] (in de persoon van [geïntimeerde 2]
);
- de grootboekkaarten “vraagrekening”, “niet toegewezen posten” en “crediteuren”;
- de debiteurenlijst;
- het debiteurenoverzicht van 31 december 2015;
- de crediteurenlijst.
12.5.2.
[V.O.F.] heeft betwist dat zij de op een tussenrekening geplaatste ontvangsten en uitgaven had moeten controleren en afhandelen. Volgens [V.O.F.] was FS Vastgoed zelf verantwoordelijk voor de juistheid en volledigheid van de administratie en het correct inrichten en invoeren ervan. Verder bestonden dit soort onbenoemde posten volgens [V.O.F.] ook al voordat zij werd ingeschakeld door FS Vastgoed, kan FS Vastgoed de voor de controle benodigde gegevens over de herkomst van deze posten alleen zelf aanleveren en moet FS Vastgoed na controle daarvan eventuele aanpassingen ook zelf doorvoeren. [V.O.F.] wijst erop dat het bijhouden van de administratie niet tot haar werkzaamheden uit hoofde van de overeenkomst behoorde.
12.5.3.
Het hof oordeelt hieromtrent als volgt. [V.O.F.] is op grond van de overeenkomst gehouden de administratie te controleren. Het bijhouden van de administratie en toewijzen van posten behoort tot de verantwoordelijkheid van FS Vastgoed zelf, waarbij partijen in de offerte zijn overeengekomen dat [V.O.F.] eenmaal per maand een bezoek brengt aan FS Vastgoed en ondersteuning verleent aan administratief personeel. Uit het feit dat partijen in de offerte een bedrag van € 400,00 hebben gekoppeld aan dit maandelijks bezoek en de offerte een uurtarief vermeldt van € 75,00, maakt het hof op dat partijen rekening hielden met aanwezigheid van [V.O.F.] van circa vijf uur per maand. Uit de aanwezigheidsregistratie die FS Vastgoed heeft overgelegd, blijkt dat [V.O.F.] over de periode december 2014 tot en met juli 2015 gemiddeld genomen ruim meer dan vijf uur per maand is geweest, waarbij het aantal uren wisselde per maand.
12.5.4.
Dat [V.O.F.] de controle in de periode vóór eind juli 2015 onvoldoende heeft uitgevoerd, is naar het oordeel van het hof niet vast komen te staan. Dat de administratie voordat partijen de overeenkomst sloten op orde was, er toen geen sprake was van niet toegewezen posten en de grootboekcijfers en crediteuren/debiteurenlijsten wel met elkaar correspondeerden, heeft FS Vastgoed onvoldoende onderbouwd.
[naam] meldt in een brief van 27 juni 2018 onvolkomenheden in de boekhouding te hebben gezien over de periode van mei 2015 tot oktober 2015 en ook in de voorgaande jaren. Dit betekent dat er in 2013, voorafgaand aan de overeenkomst al onvolkomenheden bestonden. De Grootboekkaart 2014 (prod 20) bevestigt dat niet toegewezen posten ook al vanaf januari 2014 (en daarmee voor aanvang van de overeenkomst in september/oktober 2014) voorkwamen.
Hetzelfde geldt voor het verschil in de debiteuren en crediteuren administratie. Verschillende posten op de debiteurenlijst waarachter met de hand “gesloten” is geschreven en die - zo begrijpt het hof - door [naam] zijn gecorrigeerd, zijn ontstaan in de periode voorafgaand aan de overeenkomst.
FS Vastgoed heeft gesteld dat [naam] twijfelde aan de juistheid van de boekhouding over heel 2014 en 2015 tot en met oktober. Dat deze twijfel gerechtvaardigd bleek en dat [naam] fouten heeft aangetroffen die zijn ontstaan ten tijde van de door [V.O.F.] gecontroleerde boekhouding is echter niet voldoende gesteld of gebleken.
12.5.5.
Vaststaat tussen partijen dat [geïntimeerde 2] vanaf medio augustus 2015 voor FS Vastgoed slecht bereikbaar is geweest (rov. 9.1.2.). Uit de registratie van de aanwezigheid van [geïntimeerde 2] blijkt dat hij vanaf eind juli 2015 tot aan het einde van de overeenkomst op 5 november 2015 nog slechts eenmaal (op 24 augustus 2015) aanwezig is geweest.
Vanaf juli 2015 neemt het aantal openstaande posten weliswaar toe, maar het in kaart brengen van de oorsprong van de post en het inboeken ervan valt naar het oordeel van het hof niet onder taak van [V.O.F.] en kan daarom niet worden aangemerkt als schade wegens het niet controleren van de administratie of verlenen van assistentie. Voor zover het alsnog controleren van de administratie en verlenen van assistentie over de periode augustus 2015 tot 5 november 2015 - zijnde de periode waarover [V.O.F.] door de partiële ontbinding is bevrijd van haar verplichting om deze werkzaamheden uit te voeren - kan worden aangemerkt als schade, heeft FS Vastgoed dat onvoldoende onderbouwd. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat FS Vastgoed [V.O.F.] niet heeft betaald voor deze werkzaamheden. De enkele stelling dat [naam] deze werkzaamheden heeft uitgevoerd tegen een hoger uurtarief dan [V.O.F.] vormt in elk geval een onvoldoende onderbouwing nu niet is toegelicht hoe het door [naam] gedeclareerde bedrag zich verhoudt tot wat FS Vastgoed anders voor deze werkzaamheden aan [V.O.F.] verschuldigd was geweest.
Het systeem in de administratie werkte niet goed / 13 periodes in de boekhouding
12.6.1.
Dat de software voor het bijhouden van de administratie onder de verantwoordelijkheid van [V.O.F.] valt is naar het oordeel van het hof niet vast komen te staan. En dergelijke taak/verantwoordelijkheid staat niet vermeld in de offerte (rov. 9.1.1). Bovendien heeft de heer [bestuurder] , bestuurder van FS Vastgoed, op de comparitie in eerste aanleg verklaard dat het softwaresysteem [softwaresysteem] op zijn licentie draaide. FS Vastgoed heeft haar stellingen in het licht van deze verklaring onvoldoende onderbouwd.
12.6.2.
Hetzelfde geldt voor de stelling van FS Vastgoed dat [V.O.F.] 13 periodes in de boekhouding heeft geadviseerd of doorgevoerd. Reeds in de conclusie van antwoord heeft [V.O.F.] betwist dat de inrichting van de boekhouding in 13 periodes door [V.O.F.] is ingevoerd of geadviseerd. Op de comparitie in eerste aanleg heeft [geïntimeerde 2] verklaard dat de dertiende periode in de administratie al aanwezig was voorafgaand aan de overeenkomst. In dit licht had FS Vastgoed haar stellingen op dit punt nader moeten onderbouwen, bijvoorbeeld door het inbrengen van administratie uit de periode voorafgaand aan de overeenkomst waaruit dit blijkt.
Jaarstukken 2014 niet gedeponeerd / Aangifte verhuurderheffing 2015 niet gedaan /
Een personeelslid zou onder het minimum loon zijn uitbetaald
12.7.
Dat [V.O.F.] op grond van de overeenkomst verplicht was de jaarstukken te deponeren bij de Kamer van Koophandel en/of de aangifte verhuurdersheffing in te dienen en/of de hoogte van de te administreren lonen aan het minimumloon te toetsen, heeft FS Vastgoed onvoldoende onderbouwd gesteld. [V.O.F.] heeft betwist dat dit tot haar werkzaamheden behoort en deze werkzaamheden staan ook niet in de offerte (rov. 9.1.1).
Het enkele feit dat [V.O.F.] eerder de aangifte verhuurdersheffing heeft ingediend acht het hof, zonder nadere motivering die FS Vastgoed niet heeft gegeven, onvoldoende onderbouwing voor de stelling dat dit tot de overeengekomen werkzaamheden behoort.
Slotsom inzake de
vorderingen van € 6.000, € 8.156,28, € 10.268,75 en € 1.028,35
12.8.1.
Op grond van het voorgaande is [V.O.F.] V.O.F. toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen en verplicht aan FS Vastgoed de volgende schadebedragen te vergoeden:
  • een bedrag van € 685,69 exclusief BTW in verband met de aangifte vennootschapsbelasting 2014, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2017, welke ingangsdatum als zodanig door [V.O.F.] niet is betwist;
  • een bedrag van € 500,00 inzake de verzuimboete, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 juni 2016, zijn de datum waarop deze boete is betaald.
Geïntimeerden sub 2 en 3 zijn als vennoten van [V.O.F.] V.O.F. op grond van artikel 18 Wetboek van Koophandel hoofdelijk aansprakelijk voor deze verplichtingen.
12.8.2.
In de vordering van € 8.156,28 zit een post van € 645,00 exclusief BTW voor “kosten in eigen beheer”. FS Vastgoed heeft deze door de rechtbank afgewezen schadepost in hoger beroep niet nader onderbouwd. Wat de grondslag is voor deze kosten en in hoeverre deze kosten verband houden met de in rov. 12.8.1. toegekende schadeposten, of anderszins met tekortkomingen van [V.O.F.] heeft FS Vastgoed niet althans onvoldoende toegelicht zodat het hof deze post zal afwijzen.
12.8.3.
Ter zake de in 12.8.1. genoemde schadeposten slagen de grieven. Het hof zal het bestreden vonnis vernietigen en de vorderingen ten aanzien van deze posten alsnog toewijzen. Voor het overige falen de grieven en zal het hof de vorderingen afwijzen.
12.8.4.
Partijen hebben op een aantal punten hun stellingen onvoldoende onderbouwd zoals in het voorgaande is besproken. Verder hebben partijen geen bewijs aangeboden van feiten die, indien bewezen, tot een ander oordeel zouden leiden. Bewijslevering is dan ook niet aan de orde. Voor een deskundigenonderzoek ziet het hof evenmin aanleiding.
Buitengerechtelijke incassokosten
12.9
FS vastgoed heeft € 783,81 exclusief BTW gevorderd aan buitengerechtelijke incassokosten en daarbij verwezen naar een aanmaning van 21 september 2015 en de aansprakelijkstelling van haar advocaat van 9 mei 2016 waarin tevens aanspraak is gemaakt op buitengerechtelijke incassokosten. FS Vastgoed heeft echter niet gesteld dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een (eventueel herhaalde) aanmaning, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan FS Vastgoed vergoeding vordert moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskosten een vergoeding plegen in te houden. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
12.10.
In het gegeven dat partijen over en weer deels in het gelijk en deels in het ongelijk zijn gesteld, ziet het hof aanleiding de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep, waaronder de kosten in het incident, te compenseren aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep.
De in hoger beroep door FS Vastgoed gevorderde veroordeling tot terugbetaling van wat zij ter uitvoering van het vonnis waarvan beroep heeft voldaan vermeerderd met rente, welke vordering kennelijk betrekking heeft op de proceskostenveroordeling, is toewijsbaar voor zover aan deze proceskostenveroordeling door FS Vastgoed is voldaan.

13.De uitspraak

Het hof:
- vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
- verklaart voor recht dat [V.O.F.] V.O.F. jegens FS Vastgoed toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst tussen partijen;
- veroordeelt [V.O.F.] hoofdelijk om aan FS Vastgoed te voldoen:
- een bedrag van € 685,69 exclusief BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 5 januari 2017 tot aan de dag van algehele betaling;
- een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 16 juni 2016, tot aan de dag van algehele betaling;
- compenseert de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep, inclusief die van het incident in hoger beroep, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
- veroordeelt [V.O.F.] hoofdelijk, indien en voor zover FS Vastgoed uitvoering heeft gegeven aan de proceskostenveroordeling van het vonnis waarvan beroep, tot terugbetaling daarvan aan FS Vastgoed, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling;
- verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.C.H. Molin, A.L. Bervoets en J.W.H. van Wijk en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 1 september 2020.
griffier rolraadsheer