16.6.Het hof overweegt nu verder als volgt.
Uit de aktewisseling is gebleken dat partijen in het arrest in de vrijwaringszaak geen aanleiding hebben gevonden om de onderhavige zaak met een regeling te beëindigen. [geïntimeerde] heeft er, terecht, op gewezen dat in de onderhavige procedure een andere overeenkomst onderwerp van het geschil is dan in de procedure tussen [appellant] en [B.V.] . Omdat in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak twee verschillende overeenkomsten onderwerp van discussie zijn, hoeft niet in alle gevallen een gevaar voor tegenstijdigheid te bestaan bij verschillende uitspraken in de hoofd- en in de vrijwaringszaak. Voorts merkt [geïntimeerde] terecht op dat hij geen partij is geweest in de vrijwaringszaak, niet op de hoogte is van de daarin gewisselde processtukken (en met name niet van het daarin gewezen eindarrest) en voert hij aan wel aanwezig te zijn geweest bij het onderzoek van de door het hof ingeschakelde deskundige (de aan DEKRA Automotive verbonden heer B. van der Horst), maar dat hem daarbij te verstaan werd gegeven dat hij geen partij in het geding was. Voorts merkt hij op in het rapport van DEKRA geen reacties terug te vinden op de vragen die hij bij gelegenheid van het onderzoek heeft gesteld en de opmerkingen die hij daarbij heeft gemaakt.
16.7.1.De onderhavige procedure is in 2015 aangevangen met een appeldagvaarding en memorie van grieven. Het is al weer enige tijd geleden dat [appellant] de memorie van grieven heeft genomen, waarin vier grieven zijn aangevoerd tegen de beslissingen in reconventie in de vonnissen van 11 juni 2014 en 1 april 2015. In de inleiding van de memorie van grieven (nr. 2) merkt [appellant] op dat hij het geschil in volle omvang aan het hof wil voorleggen. Dat [appellant] het geschil in volle omvang aan het hof wenst voor te leggen, is onvoldoende om niet duidelijk gepreciseerde geschilpunten in hoger beroep (opnieuw) te laten beoordelen. [appellant] hoeft niet steeds grieven te benoemen, maar moet wel duidelijk maken – ook voor [geïntimeerde] - welke beslissing(en) hij precies onjuist acht en welke bezwaren hij op welke grond daartegen wil aanvoeren.
16.7.2.In vervolg op het tussenarrest van 5 april 2016 merkt het hof op dat geen als zodanig kenbare grieven zijn gericht tegen de overige tussen partijen in eerste aanleg gewezen vonnissen, waartegen [appellant] blijkens de dagvaarding in hoger beroep van 23 april 2015 mede is opgekomen. Voor zover het hoger beroep tegen die vonnissen is gericht (incidenteel vonnis van de kantonrechter te Terneuzen van 29 juni 2011 en de vonnissen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, van 21 november 2012, 13 februari 2013, 5 mei 2013 en 14 augustus 2013) zal [appellant] bij gebreke aan daartegen gerichte grieven niet-ontvankelijk worden verklaard.
16.8.1.Het hof zal de eerste drie grieven, die alle betrekking hebben op het onderzoek en de rapportage door de door de rechtbank ingeschakelde deskundige, tezamen behandelen. Bij het tussen partijen gewezen tussenvonnis van 21 november 2012 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant in reconventie onder meer geoordeeld (r.o. 4.7) dat een onderzoek naar de technische staat van de aanhangwagen wenselijk was, waarbij partijen de gelegenheid is geboden om zich uit te laten over de aan een te benoemen deskundige te stellen vragen. Uiteindelijk heeft de rechtbank bij vonnis van 14 augustus 2013 de heer P.N.D. van Dijk benoemd als deskundige ter beantwoording van de navolgende vragen:
Is de aanhangwagen stabiel? Is de aanhangwagen stabiel als hij is beladen tot het maximale laadvermogen met een correcte gewichtsverdeling?
Zo neen, kunt u zich uitlaten omtrent de ernst en de mate van instabiliteit?
Wat is de oorzaak van de eventuele instabiliteit en is dit te wijten aan een verkeerde bouw van de aanhangwagen?
Is de aanhangwagen gebouwd in overeenstemming met de overeengekomen technische specificaties en tekeningen, zoals overgelegd bij conclusie van antwoord in reconventie?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
16.8.2.De benoemde deskundige heeft zijn bevindingen en conclusies neergelegd in een rapport van 11 december 2013. Het hof zal hierna naar dit rapport verwijzen als ‘het rapport Van Dijk’. Zakelijk weergegeven komen die bevindingen en conclusies op het navolgende neer.
De aanhangwagen is gebouwd volgens de maatvoering die op de aanwezige tekeningen is te vinden. Detailtekeningen heeft de deskundige niet gezien. Of de juiste profielen zijn gebruikt kan Van Dijk bij gebreke aan detailtekeningen niet vaststellen. Bij het rijden door een onvolkomenheid in het wegdek bewoog de vloer van de aanhangwagen aan de achterzijde minimaal 20 cm, zowel links als rechts, naar boven en beneden, waardoor de instabiliteit is aangetoond. Deze zal zich nog in ernstiger mate voordoen wanneer de aanhangwagen tot 4 m. hoog wordt beladen met hooi of stro. De deskundige merkt op dat het begrijpelijk is dat [geïntimeerde] niet met de aanhangwagen durft te rijden en schat de kans dat bij belading met stro als bedoeld bij aanschaf ongelukken gebeuren als door een kuil wordt gereden of een uitwijkmanoeuvre gemaakt moet worden zeer aannemelijk. Ten aanzien van de oorzaak van het waargenomen gedrag concludeert Van Dijk dat de instabiliteit van het voertuig wordt veroorzaakt door een te lage weerstand tegen torsie, die voortkomt uit te lichte dwarsprofielen. Omdat die onvoldoende zwaar zijn uitgevoerd, gaat de laadvloer van de aanhangwagen volgens het rapport Van Dijk bewegen en torderen.
16.9.1.In de vrijwaringszaak tussen [appellant] en [B.V.] heeft de heer B. van der Horst van DEKRA Automotive een onderzoek verricht naar de daartoe door het hof gestelde vragen. Dit rapport is in de onderhavige zaak door [geïntimeerde] in het geding gebracht als productie A6 bij antwoordakte na tussenarrest van 2 april 2019, waaruit volgt dat [geïntimeerde] in elk geval de beschikking heeft gehad over het DEKRA-rapport. De onderzoeksvragen luidden volgens het DEKRA-rapport als volgt:
Is de aanhangwagen stabiel; is de aanhangwagen (in)stabiel als deze is beladen tot het (vrijwel) maximale laadvermogen; was de aanhangwagen instabiel in het jaar na aflevering?
Zo de aanhangwagen niet optimaal stabiel is,
wat is de oorzaak van de eventuele instabiliteit,
waaraan is dit te wijten en
in welke mate is de aanhangwagen instabiel?
Is de aanhangwagen geschikt voor het [hof: doel] waartoe deze bestemd was?
Voldoet de aanhangwagen aan de technische omschrijving die bij de opdrachtbevestiging is gevoegd en zo nee, welke verschillen zijn er en wat is het gevolg daarvan voor de stabiliteit?
Wat is de invloed van het aanbrengen van een aantal materiaalkisten en touwhaken op de stabiliteit?
Is de stabiliteit eenvoudig te herstellen (waarom zijn eerdere pogingen tot herstel mislukt?), wat moet daarvoor gebeuren (volstaat het aanbrengen van zwaardere dwarsprofielen?), wat zijn de kosten daarvan en is herstel nog wel verantwoord, gelet op de ouderdom van de aanhangwagen?
Wat acht de deskundige verder van belang voor de beoordeling van de eventuele non-conformiteit?
6.9.2.Het hof is van oordeel dat de inhoud van het DEKRA-rapport ook bruikbaar is voor de beoordeling in de onderhavige (hoofd)zaak. Blijkens verschillende opmerkingen van de deskundige op bijvoorbeeld pagina 16 van dit rapport is [geïntimeerde] bij het onderzoek aanwezig en betrokken geweest, heeft hij de deskundige aanwijzingen gegeven en heeft de deskundige ook naar die aanwijzingen gehandeld. Zo blijkt uit het rapport dat de aanhangwagen is beladen volgens instructies van [geïntimeerde] en blijkt uit een opmerking op pagina 11 van het rapport dat [geïntimeerde] ten overstaan van de deskundige ook heeft aangetoond dat de aanhangwagen tordeerde. Daarbij stelt het hof weliswaar vast dat [geïntimeerde] mogelijk niet de gelegenheid is geboden om op het concept-rapport te reageren, maar nu hij bij antwoordakte van 10 september 2019 expliciet verzoekt om een eindarrest te wijzen en hij de gelegenheid heeft gehad om in die akte zijn bezwaren tegen het DEKRA-rapport naar voren te brengen, acht het hof - mede gelet op het in artikel 6 EVRM besloten recht op een rechterlijke (eind)uitspraak binnen een redelijke termijn – geen termen aanwezig om alsnog vragen aan de expert van DEKRA voor te leggen. Daarbij merkt het hof op dat [geïntimeerde] primair bij antwoordakte van 10 september 2019 heeft verzocht om eindarrest te wijzen en dat, zoals in het vervolg zal blijken, het hof tot dezelfde conclusie komt als de rechtbank, zodat dit rapport niet dient ter onderbouwing van een beslissing die ten nadele van [geïntimeerde] uitvalt.
16.9.3.In het DEKRA-rapport concludeert de deskundige met betrekking tot vraag 4 dat de aanhangwagen zoals die op 2 oktober 2018 is gezien voldoet aan de technische omschrijving zoals die op de opdrachtbevestiging is aangegeven. Bij een gemaakte proefrit van 33 km. met de aanhangwagen, beladen met strobalen tot een totaalgewicht (aanhangwagen plus lading) van 13.800 kg., heeft de deskundige geen instabiliteit waargenomen en heeft hij ook geen afwijkingen of aanwijzingen aangetroffen die erop kunnen duiden dat de aanhangwagen in het jaar van aflevering instabiel was.
Wel merkt de deskundige in zijn algemeenheid op dat de aanhangwagen minder geschikt is voor het vervoeren van hooi en/of stro. Gevraagd naar een toelichting op dat oordeel heeft de deskundige op pagina 17-18 van zijn rapport nog het navolgende opgemerkt:
“Wij hebben vermeld dat de aanhangwagen minder geschikt is voor het transport van strobalen. Ook voor het transport van hooibalen is de onderhavige aanhangwagen ons inziens minder geschikt.
Schamelwagens, dus aanhangwagens met aan de voor- en achterzijde een of meerdere assen kunnen daardoor autonoom blijven staan, ongeacht de verdeling van de lading. Doordat de
voorste en achterste as(sen) verder van elkaar zijn geplaatst (onder de hoeken van de laadvloer) dan bij een middenasser, zijn schamelwagens in verhouding stabieler en doordat de triangel van een schamelwagen in hoogte kan veranderen zonder dat de aanhanger daarbij voor- of achterover kantelt blijft de (verticale)druk op de vangmuilkoppeling van het trekkende voertuig bij een schamelwagen constant.
De trekboom van een middenasser, ook wel “wipkar” genoemd, wordt aan de vangmuilkoppeling van het trekkende voertuig gekoppeld, die diep onder het trekkende voertuig is geplaatst. Doordat de vangmuilkoppeling van de motorwagen tijdens het rijden in hoogte veranderd door de onvermijdelijke bewegingen die het trekkende voertuig maakt, en de in hoogte variërende bewegingen aan de vangmuilkoppeling via de vaste trekboom van een middenasser worden doorgegeven, kantelen middenasser-aanhangwagens daardoor tijdens het rijden voortdurend voor- en of achterover, waardoor er in vergelijking met een schamelwagen een minder stabiel rijgedrag ontstaat. Ook zijdelinkse bewegingen van het trekkende voertuig hebben in verhouding op een middenasser meer effect dan op een schamelwagen. Het draaipunt van de assen van een middenasser ligt namelijk verder naar achter dan bij een schamelwagen. Voorts heeft een middenasser ten opzichte van het trekkende voertuig slechts één draaipunt in de vangmuilkoppeling. Bij een schamelwagen zijn dat er twee, namelijk de vangmuilkoppeling en het schamel aan de voorzijde van de schamelwagen. De bewegingen die het trekkende voertuig maakt hebben bij een schamelwagen daardoor minder invloed dan op een middenasser.
Om instabiliteit zo veel mogelijk te voorkomen dient het zwaartepunt van de lading bij een middenasser zich ook altijd zoveel als mogelijk in het midden van de aanhanger te bevinden. Bij een middenasser met een vaste of huifopbouw, en waarmee dus qua opbouw altijd met dezelfde afmetingen zal worden gereden, een zogenaamde gesloten opbouw, zal het zwaartepunt, uiteraard mits de lading gelijkelijk over de laadvloer wordt verdeeld, zich altijd op hetzelfde en op het door de fabrikant berekende zwaartepunt komen te liggen.
In het geval van uw cliënt, waarvan wij hebben vernomen dat [naam][hof: bedoeld is [geïntimeerde] ]
daarmee heeft gereden met ladingen waarvan de afmetingen qua hoogte en lengte, maar ook gewicht variëren, is er dus sprake van een variërend zwaartepunt. Zeker door het verder naar achter, dus over de achterste laadklep doorladen dan waarvoor de middenasser door de fabrikant is berekend en geconstrueerd betekend dit het verplaatsen van het zwaartepunt en dus een nog onstabieler rijgedrag.”