In deze zaak gaat het om een hoger beroep ingesteld door de verdachte tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 4 april 2019 is gewezen. De verdachte, geboren in 1989, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij werd veroordeeld voor diefstal door middel van een valse sleutel. De advocaat-generaal heeft echter aangevoerd dat het hoger beroep te laat is ingesteld, aangezien de termijn van veertien dagen na de uitspraak op 4 april 2019 was verstreken. De raadsvrouw van de verdachte heeft betoogd dat het de wens van haar cliënt was om in hoger beroep te gaan en dat er een schriftelijke volmacht was verzonden, maar het hof oordeelt dat deze volmacht pas na het verstrijken van de termijn bij de griffie is ontvangen.
Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep verricht en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging. Het hof concludeert dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep, omdat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Daarnaast heeft het hof de verdachte vrijgesproken van de poging tot diefstal, maar hem wel veroordeeld voor de diefstal door middel van een valse sleutel, met een gevangenisstraf van drie maanden en de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf.
De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 augustus 2020, waarbij de voorzitter en de raadsheren aanwezig waren. De beslissing is openbaar uitgesproken, maar mr. M.A.M. Wagemakers was buiten staat om het arrest mede te ondertekenen.