ECLI:NL:GHSHE:2020:2682

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 augustus 2020
Publicatiedatum
28 augustus 2020
Zaaknummer
20-001299-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake niet-ontvankelijkheid en strafoplegging

In deze zaak gaat het om een hoger beroep ingesteld door de verdachte tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 4 april 2019 is gewezen. De verdachte, geboren in 1989, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij werd veroordeeld voor diefstal door middel van een valse sleutel. De advocaat-generaal heeft echter aangevoerd dat het hoger beroep te laat is ingesteld, aangezien de termijn van veertien dagen na de uitspraak op 4 april 2019 was verstreken. De raadsvrouw van de verdachte heeft betoogd dat het de wens van haar cliënt was om in hoger beroep te gaan en dat er een schriftelijke volmacht was verzonden, maar het hof oordeelt dat deze volmacht pas na het verstrijken van de termijn bij de griffie is ontvangen.

Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep verricht en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging. Het hof concludeert dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep, omdat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Daarnaast heeft het hof de verdachte vrijgesproken van de poging tot diefstal, maar hem wel veroordeeld voor de diefstal door middel van een valse sleutel, met een gevangenisstraf van drie maanden en de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf.

De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 augustus 2020, waarbij de voorzitter en de raadsheren aanwezig waren. De beslissing is openbaar uitgesproken, maar mr. M.A.M. Wagemakers was buiten staat om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001299-19
Uitspraak : 17 augustus 2020
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 4 april 2019, parketnummer
02-008066-19 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer
22-002752-16, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ) op [geboortedag] 1989,
wonende te [adres verdachte] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Bij vonnis waarvan beroep is:
  • de verdachte vrijgesproken ter zake de onder 2 tenlastegelegde poging diefstal door middel van een valse sleutel;
  • de verdachte veroordeeld ter zake de onder 1 tenlastegelegde diefstal door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
  • aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden opgelegd;
  • de tenuitvoerlegging gelast van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 86 dagen onder parketnummer 22-002752-16.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep, nu dit te laat is ingesteld.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht om rekening te houden met het feit dat het de wens van haar cliënt was om in hoger beroep te gaan.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De politierechter heeft op 4 april 2019 op tegenspraak vonnis gewezen. Verdachte is ter terechtzitting in eerste aanleg verschenen. Volgens de wet staat voor de verdachte in een zodanig geval gedurende veertien dagen na de uitspraak hoger beroep open.
Op 24 april 2019 heeft de raadsvrouw – kennelijk – telefonisch contact met de strafgriffie gehad en heeft zij per email aan de strafgriffie een ‘schriftelijke volmacht instellen hoger beroep’, gedateerd 5 april 2019, gezonden. Blijkens het daarop aangebrachte stempel van ontvangst, is deze volmacht ook op 24 april 2019 ter griffie van de rechtbank Zeeland-West-Brabant ingekomen. Daarop heeft een medewerkster van de griffie op 24 april 2019 een ‘Akte instellen hoger beroep’ opgemaakt.
Aangezien het hoger beroep daarmee eerst op 24 april 2019, dus na het verstrijken van die termijn, is ingesteld, dient verdachte daarin niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Namens verdachte is in hoger beroep aangevoerd dat de schriftelijke volmacht, die zich in het dossier bevindt, van de raadsvrouw aan de griffier om namens verdachte hoger beroep in te stellen is gedateerd 5 april 2019, dat de raadsvrouw heeft gezien dat die brief op haar kantoor toentertijd ter verzending bij de (Falk)post lag en dat het ook de uitdrukkelijke wens was van verdachte om hoger beroep in te stellen.
Naar het oordeel van het hof neemt dat niet weg, dat deze volmacht eerst na het verstrijken van de appeltermijn, en derhalve te laat, bij de griffie is ontvangen en maakt het eveneens niet dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Aldus gewezen door:
mr. J.F. Dekking, voorzitter,
mr. R.R. Everaars-Katerberg en mr. M.A.M. Wagemakers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.R.A.C. Dinnissen, griffier,
en op 17 augustus 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.A.M. Wagemakers is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.