In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1947, was in eerste aanleg veroordeeld voor schennis van de eerbaarheid, gepleegd op 6 mei 2017 te Horst. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem schuldig had bevonden aan het tenlastegelegde feit. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, terwijl de raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak.
Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de getuigenverklaringen en de aangifte van de moeder van een benadeelde partij. De verklaringen van de meisjes, die de verdachte op de openbare weg zagen handelen, werden als bewijs gebruikt. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk seksueel getinte handelingen in het openbaar had verricht, wat leidde tot een ongevraagde confrontatie met de meisjes. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde het bewezen dat de verdachte schennis van de eerbaarheid had gepleegd.
De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 200,00 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het feit. Het hof legde ook een gijzeling op voor het geval de schadevergoeding niet betaald zou worden. De beslissing is gebaseerd op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.