ECLI:NL:GHSHE:2020:2655

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 augustus 2020
Publicatiedatum
27 augustus 2020
Zaaknummer
200.271.214_01 en 200.272.767_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Curatele noodzakelijk na ondercuratelestelling; benoeming van een professional als curator

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondercuratelestelling van [betrokkene], geboren in 1983. De vader van [betrokkene] heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant te vernietigen, waarin [betrokkene] onder curatele is gesteld. De vader stelde dat een bewind en mentoraat voldoende zouden zijn en dat hij en de moeder als curatoren benoemd moesten worden. De curator, die eerder als bewindvoerder was aangesteld, heeft in haar verweerschrift aangegeven dat de ondercuratelestelling noodzakelijk is gezien de ernstige toestand van [betrokkene] na een ongeval op 23 maart 2019, waarbij hij blijvend letsel heeft opgelopen. Het hof heeft de argumenten van de vader en de moeder gehoord, maar oordeelt dat de huidige curator, een professional, beter in staat is om de belangen van [betrokkene] te behartigen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de curator een vergoeding voor aanvangswerkzaamheden toegekend. De ouders zijn kritisch over de zorg voor [betrokkene], maar het hof concludeert dat hun emotionele betrokkenheid hen belemmert om effectief samen te werken met de hulpverlening.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 27 augustus 2020
Zaaknummers: 200.271.214/01 en 200.272.767/01
Zaaknummer eerste aanleg: 8035101 OV VERZ 19-5929
in de zaken in hoger beroep van
200.271.214/01
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. N.J.R.M. Elings,
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
  • [de moeder] , hierna te noemen: de moeder;
  • [de curator] , bijgestaan door mr. J. Stappaerts-Zijlmans, hierna te noemen: de curator.
200.272.767/01
[de curator] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
advocaat: voorheen mr. F.W. Linders, thans mr. J. Stappaerts-Zijlmans.
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
  • de vader;
  • de moeder.
betreffende de ondercuratelestelling van
[betrokkene], geboren op
[geboortedatum] 1983, thans verblijvende bij [instelling] te [verblijfplaats] , hierna te noemen: [betrokkene] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 23 oktober 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

200.271.214/01
2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 20 december 2019, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en - opnieuw rechtdoende - primair te bepalen dat het verzoek tot omzetting bewindvoering naar een ondercuratelestelling wordt afgewezen, dan wel subsidiair te bepalen dat zowel de vader als de moeder als curator van [betrokkene] worden benoemd, met inschrijving van de beschikking in de Centraal Curatele en Bewindregister. Meer subsidiair verzoekt de vader om te beslissen zoals het hof onder de gegeven omstandigheden juist acht.
2.2.
Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 12 maart 2020, heeft de curator verzocht om de verzoeken van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking in stand te laten met dien verstande dat er alsnog een beloning voor de aanvangswerkzaamheden wordt toegekend.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 2 oktober 2019;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van appellant d.d. 30 januari 2020;
  • de brief van mevrouw [medewerker instelling] van [instelling] d.d. 30 maart 2020.
2.3.1.
De brieven van de moeder van 29 juni 2020 en van 2 juli 2020 zijn door het hof niet in behandeling genomen, nu deze brieven zelfstandige verzoeken bevatten en de moeder zonder bijstand van een advocaat geen zelfstandige verzoeken kan indienen.
De moeder is in de gelegenheid gesteld om haar visie mondeling toe te lichten.
200.272.767/01
2.4.
Bij beroepschrift met producties (waaronder het procesdossier eerste aanleg), ingekomen ter griffie op 21 januari 2020, heeft de curator verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft de vergoeding van de curator en alsnog te bepalen dat de curator recht heeft op de aanvangsvergoeding als genoemd in (artikel 2.5.a van) de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren, kosten rechtens.
2.5.
Er is geen verweerschrift binnengekomen.
2.6.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 2 oktober 2019.
in beide zaken
2.7.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 juli 2020, waarbij beide zaken, gelet op hun samenhang, gevoegd zijn behandeld.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Elings;
  • de moeder;
  • [vertegenwoordiger curator] namens de curator, bijgestaan door mr. Stappaerts-Zijlmans, die de curator in beide zaken heeft vertegenwoordigd.

3.De beoordeling (in beide zaken)

3.1.
Bij beschikking van 21 december 2016 heeft de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant over de goederen die [betrokkene] als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren een bewind ingesteld, met benoeming van [de curator] tot bewindvoerder.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, [betrokkene] onder curatele gesteld met benoeming van [de curator] als curator.
3.3.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De vader heeft in zijn beroepschrift en tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, het volgende aangevoerd.
Een ondercuratelestelling is te verstrekkend. De lichamelijke en geestelijke toestand van [betrokkene] is niet van dien aard dat [betrokkene] niet in staat is om met de hulp van zijn ouders en de ingezette hulpverlening zijn belangen behoorlijk waar te nemen. Een bewind en mentoraat volstaan, waarbij de ouders het mentoraat op zich kunnen nemen en een afzonderlijke bewindvoerder kan worden benoemd. De moeder heeft al een bewindvoerder benaderd.
Het is daarbij van belang dat dit overeenkomt met de wensen van [betrokkene] .
Daar komt bij dat de curator haar werkzaamheden niet naar behoren uitvoert. Er wordt geen informatie over financiën en verzekeringen gedeeld, terwijl dit wel noodzakelijk is.
De ouders hebben een verkeerd beeld gehad bij de ondercuratelestelling. De moeder, die aanvankelijk het verzoek tot ondercuratelestelling heeft ingediend, steunt nu het verzoek van de vader.
De ouders zijn zeer betrokken bij [betrokkene] en zij voelen zich aan de kant gezet. Zij willen graag medezeggenschap over de beslissingen die over [betrokkene] genomen moeten worden, aangezien er te weinig en te langzaam actie wordt ondernomen. De ouders hebben een positieve invloed op [betrokkene] , hetgeen ook blijkt uit het verslag van neuropsycholoog [neuropsycholoog] . Zij begrijpen [betrokkene] het beste en zij weten hoe hij reageert. [betrokkene] is in staat om aan te geven wat hij wil. Het is aan de ouders te danken dat [betrokkene] nog leeft en dat de canule uiteindelijk is verwijderd. De revalidatie van [betrokkene] komt echter nog steeds niet op gang.
De ouders komen op voor de rechten van [betrokkene] , hetgeen door de verzorgers en de curator als lastig wordt bevonden.
Indien het hof de ondercuratelestelling noodzakelijk acht, dan is de vader van mening dat de ouders gezamenlijk als curator dienen te worden benoemd, teneinde de belangen van [betrokkene] naar eer en geweten te behartigen.
3.5.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, het volgende aangevoerd.
De moeder is van mening dat de ondercuratelestelling dient te worden beëindigd. Zij wenst zelf als mentor van [betrokkene] te worden benoemd en zij stelt voor om een andere bewindvoerder te benoemen. Zij heeft al iemand benaderd die hiertoe bereid is. De moeder is ook bereid om samen met de vader te worden benoemd als mentor dan wel curator.
De moeder is niet in staat om met de huidige curator samen te werken. De curator laat na om haar te informeren. Verder heeft het lang geduurd voordat de curator in actie is gekomen richting [instelling] . Hierdoor is er onherstelbare schade bij [betrokkene] ontstaan en is er onvoldoende vooruitgang in de behandeling van [betrokkene] geboekt.
3.6.
De curator heeft in haar verweerschrift en tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, het volgende naar voren gebracht.
[betrokkene] is op 23 maart 2019 op een scooter aangereden en ernstig gewond geraakt. Hij heeft lange tijd in een comateuze toestand verkeerd. Voor het ongeval was er bij [betrokkene] al sprake van een verstandelijke beperking en een drugsverslaving.
[betrokkene] verblijft thans op een afdeling van [instelling] te [verblijfplaats] . Door de ziekenhuizen is aangestuurd op een verder strekkende maatregel, waarbij aan de curator, die op dat moment nog bewindvoerder was, is gevraagd om mentor of curator van [betrokkene] te worden. De curator is hierover het gesprek met de ouders aangegaan en zij heeft uitgelegd waarom een ondercuratelestelling noodzakelijk is. Daarbij is aangegeven dat de curator eerst beslissingen over [betrokkene] zou nemen, nadat er met de ouders over is gesproken.
Vanuit de letselschadeverzekering is er een zorgcoördinator ingezet, mevrouw [zorgcoördinator] . Zij onderhoudt op dit moment de contacten met de ouders, totdat er een definitieve plek voor [betrokkene] is gevonden.
De ouders worden wel degelijk serieus genomen. Om die reden heeft mr. Stappaerts, die namens de verzekeraar ook de belangen van [betrokkene] vertegenwoordigt, al twee keer een klacht ingediend bij [instelling] .
Het is juist dat de zorgverleners het afgelopen jaar wat steken hebben laten vallen, althans dat de zorg beter had gekund en kan. De ouders hebben dit goed gesignaleerd. Als gevolg van hun klacht is de revalidatie van [betrokkene] op gang gekomen en kon de canule bij hem worden verwijderd. Het is nu van belang dat de revalidatie van [betrokkene] verder wordt opgepakt.
Aangezien de ouders alle hulp- en dienstverleners wantrouwen en de vader dreigt met klachten en het ‘ontslaan’ van alle betrokkenen, indien de ondercuratelestelling wordt opgeheven, stelt [instelling] zich tegenover de ouders formeel op.
Dit is niet in het belang van [betrokkene] , die de rest van zijn leven goede zorg nodig heeft. Als de ouders de rol van curator op zich nemen bestaat de vrees dat [betrokkene] niet meer de juiste zorg krijgt, omdat de hulpverleners door de houding van met name de vader handelingsverlegen worden om klachten te voorkomen.
Er wordt ook gezien dat [betrokkene] tijdens en na een bezoek van de vader opstandig is en niet wil meewerken met de verpleging. Recent heeft de vader aangegeven dat hij [betrokkene] vast voedsel gaat geven terwijl dit verstikkingsgevaar oplevert.
[betrokkene] is weliswaar beter uit zijn coma gekomen dan gedacht, maar hij kan nog niet praten en vragen stellen als hem zaken worden voorgelegd. Het is niet duidelijk in hoeverre hij zaken begrijpt.
De ouders hebben verder in hun relatie een zeer bewogen verleden achter de rug, zodat een goede samenwerking tussen hen niet mogelijk lijkt te zijn. Bovendien betwijfelt de curator of de ouders in staat zijn om de financiën van [betrokkene] goed te beheren.
De curator voert bij afzonderlijk beroepschrift aan dat de aanvangswerkzaamheden van een curator andere werkzaamheden betreffen dan die van een bewindvoerder. De aanvangswerkzaamheden van een bewindvoerder zien op het in kaart brengen van inkomsten, uitgaven, schuldpositie en debiteuren.
De werkzaamheden van een curator zien ook op het zicht krijgen op het welzijn en de medische gesteldheid van de onder curatele gestelde en de contacten met de betrokkenen hierover.
De rechtbank heeft niet gemotiveerd waarom de curator niet dergelijke aanvangswerkzaamheden zou behoeven te verrichten en heeft nagelaten om op haar brief van 1 november 2019 te reageren.
Ter mondelinge behandeling heeft de curator hier nog het volgende aan toegevoegd. Zij heeft zich uitvoerig moeten inlezen in het medisch dossier van [betrokkene] en zij heeft veel tijd in het opbouwen van zijn dossier gestoken. Weliswaar is mevrouw [zorgcoördinator] de contactpersoon van de ouders, maar de curator is wel degelijk van alles op de hoogte. Er zijn verder meerdere gesprekken geweest met de letselschadeadvocaat en met de ouders.
3.7.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.7.1.
Ingevolge artikel 1:378 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een meerderjarige door de rechter onder curatele worden gesteld wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van:
zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel;
gewoonte van drank- of drugsmisbruik,
en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
3.7.2.
Niet ter discussie staat dat [betrokkene] onvoldoende in staat is om zijn belangen zelfstandig te behartigen.
Op 23 maart 2019 is [betrokkene] betrokken geraakt bij een ongeval en heeft hij ernstig, blijvend letsel opgelopen. Hij heeft enige tijd in coma gelegen en hij zal als gevolg van zijn letsel afhankelijk blijven van vierentwintiguurs-zorg.
Ten tijde van het ongeval stond [betrokkene] reeds onder bewind bij de huidige curator. Er was bij [betrokkene] sprake van een verstandelijke beperking, een visuele beperking en er was sprake van overige problematiek, waaronder middelengebruik.
Ten gevolge van het ongeval volstaat het bewind niet meer en dienen de niet-financiële belangen van [betrokkene] eveneens te worden behartigd. Het is daarbij van belang dat er effectief en kordaat kan worden opgetreden. Wanneer zou worden volstaan met het opleggen van een bewind en mentoraat is [betrokkene] namelijk nog handelingsbekwaam en kan hij zelfstandig rechtshandelingen verrichten die liggen buiten het terrein van zijn vermogen, zoals bijvoorbeeld een huwelijk aangaan. Gelet op [betrokkene] ’s beperkingen kan hij echter zijn wil niet zelfstandig bepalen en kan hij de (financiële en andere) gevolgen van zijn handelingen niet overzien. Met de rechtbank is het hof dan ook van oordeel dat [betrokkene] onder curatele moet worden gesteld.
3.7.3.
Over wie als curator moet worden benoemd overweegt het hof het volgende.
Uit de stukken en hetgeen ter mondelinge behandeling is verklaard is gebleken dat de behandeling en verzorging van [betrokkene] de afgelopen maanden niet geheel naar behoren is verlopen, terwijl het voor [betrokkene] van belang is dat hij optimaal kan revalideren en de gevolgen van zijn ongeluk zoveel mogelijk worden beperkt
De ouders zijn terecht kritisch ten aanzien van de behandeling (geweest) en zij hebben een belangrijke signaalfunctie (gehad) in het herstelproces van [betrokkene] . Het blijft dan ook van belang dat de ouders, die [betrokkene] als geen ander kennen, serieus worden genomen.
Het hof ziet echter ook dat de ouders vanwege hun emotionele betrokkenheid bij hun zoon onvoldoende in staat zijn om hoofdzaken van bijzaken te onderscheiden en zij vanwege deze betrokkenheid niet goed in staat zijn om met de hulpverlening en instanties samen te werken en als gesprekspartner van [betrokkene] te fungeren.
Hierdoor bestaat het risico dat [betrokkene] niet de noodzakelijke zorg krijgt die hij nodig heeft.
[betrokkene] verblijft op dit moment nog op een tijdelijke behandelplek en het revalidatietraject komt moeizaam op gang. Er dient dan ook een goede regie te worden gevoerd zodat [betrokkene] optimaal kan revalideren en er een geschikte woon-/zorgvoorziening kan worden gevonden.
Een professional kan niet alleen voornoemde regie voeren, maar is ook in staat om de hetgeen de ouders signaleren op de juiste wijze en naar de juiste instanties te verwoorden en om te zetten in acties.
Het hof heeft er voldoende vertrouwen in dat de huidige curator in staat is om de hulp voor [betrokkene] te organiseren en in goede banen te leiden. Daarbij werkt de curator samen met mr. Stappaerts en mevrouw [naam] en is ter mondeling behandeling ook gebleken dat mr. Stappaerts nog recent een klacht bij [instelling] heeft ingediend over de behandeling van [betrokkene] , hetgeen dit vertrouwen versterkt en waaruit blijkt dat de ouders wel degelijk serieus worden genomen in hun terechte zorgen.
3.8.
Op grond van het voorgaande kunnen de grieven van de vader niet slagen en dient zijn primaire en subsidiaire verzoek te worden afgewezen.
3.9.
Ingevolge artikel 1:386 lid 1 BW heeft de curator aanspraak op beloning overeenkomstig de regels die daaromtrent bij regeling van Onze Minister van Veiligheid en Justitie zijn vastgesteld. Van toepassing is de regeling ‘Beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren’.
3.9.1.
De rechtbank heeft het niet noodzakelijk geacht om aan de curator een vergoeding toe te kennen voor aanvangswerkzaamheden.
De curator heeft echter in hoger beroep gemotiveerd gesteld dat de aanvangswerkzaamheden als beginnend bewindvoerder (van [betrokkene] ) van andere aard zijn geweest dan die bij haar benoeming tot curator (van [betrokkene] ). Er is in zijn geval sprake van een bovengemiddeld omvangrijk dossier. De curator heeft zich moeten inlezen in het medisch dossier en zij heeft diverse gesprekken moeten voeren. Daarmee was veel tijd gemoeid.
3.9.2.
Nu de curator destijds reeds een vergoeding heeft ontvangen voor haar aanvangswerkzaamheden als bewindvoerder acht het hof het op zijn plaats om de curator thans nog een vergoeding voor aanvangswerkzaamheden toe te kennen ter hoogte van een bedrag van € 543,-, hetgeen overeenkomt met de vergoeding die een mentor ontvangt voor zijn/haar aanvangswerkzaamheden. Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen en aanvullen met de toekenning van een vergoeding van aanvangswerkzaamheden voor de curator.
3.10.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof:
in de zaak 200.271.214/01 en in de zaak 200.272.767/01:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 23 oktober 2019, en vult deze als volgt aan:
stelt de vergoeding van de curator voor de aanvangswerkzaamheden vast op een bedrag van € 543,-;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.F.A.M. Graafland-Verhaegen, J.C.E. Ackermans-Wijn en C.L.M. Smeets en is door mr. J.C.E. Ackermans-Wijn in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.