De GI voert, kort samengevat, het volgende aan.
De afgelopen jaren en maanden is gezien dat de ouders niet over de vaardigheden beschikken die nodig zijn om de zorg voor een kind te dragen. Dit geldt zowel ten aanzien van de basale verzorging, de hechtingsvoorwaarden, als voor de pedagogische capaciteiten.
De twee andere kinderen van de ouders, [kind 1] en [kind 2] , vertonen hechtings- en traumaproblematiek en zijn ernstig beschadigd. Er wordt nog steeds gezien dat de ouders geen inzicht hebben in wat de kinderen nodig hebben, niet inspelen op signalen van de kinderen en de belangen van de kinderen niet voorop stellen. Voorkomen dient te worden dat [minderjarige] eveneens schade oploopt.
[minderjarige] is te vroeg geboren en verbleef in eerste instantie op de afdeling neonatologie van het ziekenhuis. Op de afdeling waar hij verbleef, zijn zorgen over de vaardigheden van de ouders geuit. Beide ouders bleken ruw in de verzorging en de vader bleek onvoldoende in staat om de moeder, die zowel fysiek als cognitief niet in staat was om voor [minderjarige] te zorgen, te compenseren.
De moeder heeft een licht verstandelijke beperking in combinatie met een traumatisch verleden, waarbij zij zelf onvoldoende heeft geleerd om zich te hechten.
Er is bij de moeder sprake van een zeer geringe leerbaarheid. Bij de vader wordt eveneens gezien dat informatie niet goed beklijfd.
Tijdens de omgang maken beide ouders geen contact met [minderjarige] en tonen ze weinig affectie, ondanks dat zij hier wekelijks op worden geattendeerd. Er is geen groei waarneembaar in de basale vaardigheden. De ouders stellen zich weliswaar leerbaar op, maar de afgelopen jaren is door de GI geconstateerd dat de ouders niet leerbaar zijn.
Ondanks zijn vroeggeboorte en hartruis ontwikkelt [minderjarige] zich in het pleeggezin goed. Het zou schadelijk voor hem zijn om hem in de belangrijke fase van zijn hechting waarin hij zich nu bevindt, weg te halen. De aanvaardbare termijn is inmiddels verstreken.
Er is aan de hand van de zogenaamde. ‘choplist’ gekeken naar een passende omgangsregeling tussen de ouders en [minderjarige] . Hieruit volgt een regeling van minimaal één keer per jaar en maximaal vier keer per jaar. De GI wil inzetten op een regeling van vier keer per jaar. Verder wordt geregeld dat de kinderen van de ouders ( [minderjarige] , [kind 2] en [kind 1] ) elkaar onderling in de pleeggezinnen bezoeken.