3.1.Het hof gaat voor de beoordeling van het incident uit van de volgende feiten:
Partijen zijn in april 2013 gaan samenwonen in de door hen op 28 december 2012 aangekochte en op 26 april 2013 aan hen gezamenlijk in eigendom overgedragen woning staande en gelegen aan de [adres] te [postcode] [plaats] (hierna te noemen: de woning).
Op 23 december 2013 zijn zij een geregistreerd partnerschap aangegaan. Er is sprake van gemeenschap van goederen.
Op 13 juli 2015 heeft de vrouw de woning in [plaats] verlaten.
Op 27 juli 2015 is het verzoek tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap door de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar ontvangen.
Op 1 december 2015 heeft de man de woning verlaten en heeft de vrouw de woning weer betrokken.
Bij beschikking van 2 maart 2016 heeft de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar de ontbinding van het geregistreerd partnerschap van partijen uitgesproken.
Voornoemde beschikking is op 23 juni 2016 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Op 6 februari 2018 heeft de man de vrouw gedagvaard voor de rechtbank Limburg. Daarmee is de onderhavige procedure aangevangen. De vrouw heeft een vordering in reconventie ingesteld. Partijen vorderen over en weer – onder meer – de (wijze van) verdeling van de ontbonden gemeenschap van goederen vast te stellen.
Bij het bestreden eindvonnis heeft de rechtbank:
o de woning toegedeeld aan de vrouw onder de verplichting om de hypothecaire geldlening (welke op 1 december 2015 bedroeg € 234.900,-) als eigen schuld te gaan voldoen en de man ter zake van deze geldlening te vrijwaren;
o bepaald dat de kosten van deze toedeling/overdracht voor rekening van de vrouw komen;
o het saldo op spaarrekening [spaarrekening] ter hoogte van € 5.050,73 toegedeeld aan de vrouw;
o de vordering op [betrokkene] ter hoogte van € 12.066,98 toegedeeld aan de man;
o het SBK-tegoed toegedeeld aan de vrouw;
o de man veroordeeld tot betaling van € 27.706,24 aan de vrouw;
o de man veroordeeld tot betaling van € 750,-- aan kosten deskundigenbericht aan de griffier;
o het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
o de proceskosten gecompenseerd;
o het meer of anders gevorderde afgewezen.