Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant 1] ,wonende te [woonplaats] ,
[appellant 2] ,wonende te [woonplaats] ,
1.[de V.O.F.] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[de vennoot 1] ,
[de vennoot 2] ,beiden wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 6713506 / 18-1803)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- het anticipatie-exploot van 29 oktober 2018;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord met producties.
3.De beoordeling
: “Het geheel dient na contract duur zich in goed werkende staat van onderhoud te bevinden evenals op de ingangsdatum, putten dienen zuigleeg (<10 cm vanaf de bodem) te worden leeggemaakt door de gebruiker.”Eind december 2014 heeft [de vennootschap] de mestkelder geleegd. Tussen eind december 2014 en februari 2015 werd geen mest in de kelder gereden.
“Wanneer gaat de stront weg? Ze worden het hier een bietje beu.”en [geïntimeerden] daarop antwoordden:
“Volgende week”. Vast staat dat [geïntimeerden] mest hebben opgehaald op 24 of 25 april 2015. Nadien komen er geen appjes meer met verzoek om mest op te halen. Als de mestkelder toen nog niet wederom “zuigleeg” zou zijn geweest, dan hadden zulke appjes wel voor de hand gelegen.