3.1.In dit hoger beroep zal worden uitgegaan van de volgende als enerzijds gesteld en anderzijds niet of niet voldoende betwist vaststaande feiten.
3.1.1.[appellante] exploiteert een onderneming die zich onder andere bezighoudt met het verhuren van inklapbare containers, [appellante] genaamd, ten behoeve van tijdelijke huisvesting (‘
short stay solutions’).
3.1.2.[geïntimeerde] drijft een onderneming die zich toelegt op afvalverwerking, transport en de verkoop en verhuur van diverse soorten containers, waaronder kantoorunits die kunnen worden omgebouwd tot woonunits.
3.1.3.[appellante] heeft met betrekking tot de Duitse markt een overeenkomst met EPS GmbH (hierna: EPS) op grond waarvan EPS exclusief bevoegd is om de door [appellante] aangeboden ‘
short stay solutions’ in Duitsland te vermarkten.
3.1.4.Begin september 2015 benadert EPS [appellante] met de vraag of het mogelijk is om voor een periode van 2 jaar 120 voor huisvesting geschikte containers te huren.
3.1.5.[appellante] heeft deze containers niet op voorraad en informeert op 15 september 2015 bij [geïntimeerde] of die de beschikking heeft over 120 voor huisvesting geschikte containers. [geïntimeerde] antwoordt bevestigend bij monde van haar verkoopadviseur, de heer [verkoopadviseur] (hierna: [verkoopadviseur] ).
3.1.6.Na bezichtiging en akkoordbevinding van de containers door [appellante] op 25 september 2015, bevestigt [verkoopadviseur] bij e-mail met onderwerp ‘
prijsopgave huur units tbv [plaats 1]’ van dezelfde dag de tarieven voor huur en transport.
3.1.7.In een e-mail van 25 september 2015 van [appellante] aan [geïntimeerde] staat: ‘
Max 2 weken aanlevertijd ??’. In reactie daarop schrijft [geïntimeerde] : ‘
Ja is geen probleem, wij kunnen 8 tot 10 rillen (hof: ritten) per dag uitvoeren’.
3.1.8.Bij e-mail van 5 oktober 2015 bevestigt [appellante] aan [geïntimeerde] de huur van 120
containers, ‘
zoals (...) geoffreerd’. Daarbij is vermeld dat de huur uiterlijk binnen een
maand zal ingaan. In directe reactie daarop antwoordt [verkoopadviseur] bij e-mail: ‘
Met de aantekening dat de transport kosten afhankelijk zijn van lokatie (...)’.
3.1.9.Tussen [appellante] en EPS is vervolgens op 7 oktober 2015 een overeenkomst gesloten
met betrekking tot de huur van 120 containers voor een periode van 2 jaar.
3.1.10.Bij e-mail van 12 oktober 2015 laat [appellante] aan [geïntimeerde] weten dat er ‘
20 containers op dond en 20 op vrijdag naar [plaats 4] , onder [plaats 5] moeten’ en dat nog niet bekend is of de rest daar volgende week naartoe gaat. Afsluitend wordt verzocht om een offerte voor transport naar [plaats 4] .
3.1.11.Bij e-mail van 13 oktober 2015 doet [verkoopadviseur] een opgave van de kosten voor plaatsen/ophalen in/vanaf [plaats 4] , en bevestigt hij dat vanaf 14 oktober 2015 gestart kan worden met de levering van 6 units per dag en als het meezit eventueel 8. Ook schrijft hij dat [geïntimeerde] nu snel akkoord moet hebben, omdat de units nog moeten worden gepoetst en eventuele kleine reparaties moeten worden uitgevoerd.
3.1.12.EPS informeert op 15 oktober 2015 telefonisch bij [appellante] naar de mogelijkheden
om de overeenkomst te ontbinden. Nadat zij is gesommeerd te bevestigen dat zij de
overeenkomst zal nakomen, schrijft EPS op vrijdag 16 oktober 2015 aan [appellante] het
volgende:
‘
To make it clear to all Parties - in our phonecall [...] we just asked […] for a possibility to
nullify the Contract by mutual consent - we did not mentioned that we want to denounce the Contract!’
‘
The 120 portacabins should be ready with all inventory and winterhard preparation on
l9th October 2015 till 08.00 AM.’
3.1.13.In een eveneens op 16 oktober 2015 gevoerd telefoongesprek tussen [appellante] en [verkoopadviseur] zegt laatstgenoemde dat van overeenstemming tussen partijen geen sprake is
omdat [appellante] (nog) geen opdracht aan [geïntimeerde] heeft gegeven voor het transport van
de containers.
3.1.14.[appellante] vraagt [verkoopadviseur] te bevestigen dat [geïntimeerde] haar contractuele verplichtingen gaat nakomen. Bij WhatsApp-bericht van 17 oktober 2015 antwoordt [verkoopadviseur] :
‘
(...) wordt moeilijk we worden van alle kanten benaderd met concrete zaken beginnen
vertrouwen op goede afloop te verliezen, tsp [hof: transport] is in ieder geval aan
verhuur verbonden, maar er komt niets concreet dus er is ook niets te transporteren zelfs
adressen zijn onbe[k]end.’
[appellante] reageert als volgt:
‘
Thxs concreter dan as maandag leveren kun je t niet hebben ! Zoals aangegeven heb ik ovk.
Ik meld me ma morgen. (…)’
3.1.15.Bij e-mail van 19 oktober 2015 schrijft [appellante] aan [verkoopadviseur] onder meer het volgende:
‘
(...) Gisteren heeft mn opdrachtgever aangegeven dat zij vanaf as woensdag willen
afnemen/transport organiseren. Ik ben dat nu samen met hen aan t organiseren (...)
Zoals met je afgesproken in mn bevestiging van 5 okt heb ik de druk opgebouwd om mijn
verplichting naar jou na te komen, nl huur start binnen een maand.
Ten aanzien van transport vind ik dat levering hieraan vast zit zolang dit mogelijk is te
organiseren en zolang dit overeenkomt met de prijs die mn opdrachtgever wil en kan
betalen.
Kun je me een bevestiging van bovenstaande sturen (...)’
3.1.16.[verkoopadviseur] reageert op 20 oktober 2015 als volgt:
‘
Gezien het feit dat de aflever locatie nog steeds niet bekend is, is er nog geen transport
prijs af te geven, laat staan dat jou[w] opdrachtgever hiermee akkoord gaat.
Zoals reeds eerder aangegeven laten wij derden niet ons materieel transporteren. Al met al veel onzekerheden, waardoor wij het vertrouwen zoals zaterdag al aangegeven verliezen in dit gehele verhaal.
Daardoor kan ik jou de gevraagde bevestiging hierop niet geven, en willen wij dit hele verhaal stopleggen om dat we (...) niets kunnen met al deze onzekerheden.’
3.1.17.Bij faxbericht van haar advocaat, mr. Kemps, van 20 oktober 2015 (13:06 uur) sommeert [appellante] [geïntimeerde] tot levering van 120 woonunits over te gaan met ingang van 21 oktober 2015 en dit uiterlijk om 15:00 uur schriftelijk te bevestigen. Mr. Beukers, de advocaat van [geïntimeerde] , laat daarop om 16:20 uur weten dat de gestelde reactietermijn onredelijk kort is en dat op de kortst mogelijke termijn zal worden gereageerd. Uit de
verdere e-mailcorrespondentie tussen de advocaten/gemachtigden van partijen blijkt dat:
- (16:37 uur) [appellante] vanwege het uitblijven van een tijdige reactie aan EPS heeft laten weten dat de containers niet kunnen worden geleverd;
- (17:19 uur) [geïntimeerde] vraagt of hieruit kan worden afgeleid dat geen nakoming meer wordt verlangd?
- (17:26 uur) [appellante] erop wijst dat [geïntimeerde] aangegeven heeft dat de containers niet meer voorradig zijn, wat ook door [appellante] zelf is vastgesteld;
- (18:08 uur) [geïntimeerde] weerspreekt dat onvoldoende containers voorradig zijn; dat zij bereid is om 120 containers aan [appellante] in verhuur te geven; dat nog geen (schriftelijke) huurovereenkomst is gesloten; dat uit de e-mail van 5 oktober 2015 niet blijkt wanneer en op welk adres de containers afgeleverd moeten worden en wordt opnieuw gevraagd of [appellante] nakoming wenst;
- (18:40 uur) [appellante] wenst dat om uiterlijk 22:00 uur wordt bevestigd dat [geïntimeerde] ermee instemt dat [appellante] op 21 oktober 2015 om 09:00 uur zal vaststellen of er voldoende containers aanwezig zijn; waarbij weersproken wordt dat is afgesproken dat [geïntimeerde] het transport zou moeten verzorgen.
3.1.18.Nadat [appellante] op 21 oktober 2015 een bezoek aan [geïntimeerde] heeft gebracht, doet mr. Beukers opnieuw het verzoek aan [appellante] te laten weten of zij de containers wenst te huren. [appellante] antwoordt op 21 oktober 2015 om 15:44 uur dat EPS heeft aangegeven dat de containers uiterlijk vrijdag a.s. te [plaats 3] geleverd moeten worden. Voor het geval dat niet mogelijk is vraagt [appellante] op welke termijn de levering dan kan zijn voltooid?
3.1.19.[geïntimeerde] geeft aan dat levering op de gestelde datum voor haar niet mogelijk is. Bij e-mail van 22 oktober 2015 van 15:11 uur schrijft [geïntimeerde] , onder meer, dat spoedig na ondertekening van de daartoe strekkende overeenkomst begonnen kan worden met de uitlevering, waarbij de transport- en productiecapaciteit het toestaat dat wekelijks vier containers worden uitgeleverd.
3.1.20.[appellante] heeft niet meer gereageerd.
3.2.1.In eerste aanleg vorderde [appellante] , na vermeerdering van eis, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
A. te verklaren voor recht dat [geïntimeerde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [appellante]
als bedoeld in artikel 6:162 BW, en dat zij uit dien hoofde jegens [appellante]
aansprakelijk is voor de daardoor geleden schade, nader op te maken bij staat en te
vereffenen volgens de wet;
subsidiair
B. te verklaren voor recht dat [geïntimeerde] wanprestatie jegens [appellante] heeft gepleegd, en
dat zij uit dien hoofde jegens [appellante] aansprakelijk is voor de daardoor geleden
schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
primair en subsidiair
C. [geïntimeerde] te veroordelen om binnen acht dagen na dagtekening van het vonnis aan [appellante] te betalen een bedrag van in totaal € 38.602,98, zijnde € 37.983,98 aan kosten deurwaarder en forensisch experts en € 619,00 aan griffierecht, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding;
D. [geïntimeerde] te veroordelen in de proces- en nakosten alsmede de wettelijke rente vanaf
veertien dagen na datum vonnis.
3.2.2.Aan deze vordering heeft [appellante] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. [geïntimeerde] heeft primair onrechtmatig jegens haar gehandeld door de containers die zij aan haar, [appellante] , op grond van de gesloten huurovereenkomst ter beschikking had moeten stellen, te verkopen aan EPS. Door de verplichtingen uit de huurovereenkomst niet te erkennen, heeft [geïntimeerde] [appellante] bewust in een onmogelijke positie gebracht door enerzijds te pretenderen bereid te zijn tot nakoming en daaraan anderzijds, naar later bleek, verzonnen leveringsvoorwaarden te verbinden die het [appellante] onmogelijk maakten haar verplichtingen jegens EPS na te komen. Daarmee heeft [geïntimeerde] een tekortkoming van [appellante] jegens EPS uitgelokt, is de gepleegde wanprestatie van kleur verschoten en is primair sprake van onrechtmatig handelen. [appellante] heeft ook gesteld dat [geïntimeerde] met EPS heeft samengespannen om te bewerkstelligen dat [appellante] niet in staat zou zijn om haar verplichtingen jegens EPS tijdig na te komen. [appellante] heeft daardoor forse schade geleden, waarvoor [geïntimeerde] aansprakelijk is. Aldus – steeds – [appellante] .
3.2.3.[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.