Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 26 november 2019;
- het proces-verbaal van de enquête van 9 maart 2010;
- de memorie na enquête van [appellant] ;
- de antwoordmemorie na enquête van Dexia.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een hoger beroep in de Dexia-zaak, waarbij de appellant, vertegenwoordigd door mr. J.B. Maliepaard, in geschil is met Dexia Nederland B.V., vertegenwoordigd door mr. I.M.C.A. Reinders Folmer. De zaak betreft de vraag of de echtgenote van de appellant, [echtgenote van appellant], bekend was met de effectenleaseovereenkomsten en of zij deze rechtsgeldig heeft kunnen vernietigen. Het hof heeft in een eerder tussenarrest van 26 november 2019 de appellant toegelaten om tegenbewijs te leveren tegen het bewijsvermoeden dat zijn echtgenote al vóór 11 februari 2000 op de hoogte was van de overeenkomsten. Tijdens de bewijslevering heeft de appellant en zijn echtgenote als getuigen verklaard, maar het hof heeft twijfels geuit over de geloofwaardigheid van hun verklaringen. Het hof concludeert dat de appellant niet is geslaagd in het leveren van tegenbewijs, waardoor vaststaat dat zijn echtgenote vóór de verjaring van haar vernietigingsrecht op de hoogte was van de overeenkomsten. Dit leidt tot de conclusie dat de vernietiging van de overeenkomsten niet rechtsgeldig was en dat de vordering van de appellant tot terugbetaling van betalingen aan Dexia niet kan worden toegewezen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant en veroordeelt de appellant in de proceskosten van het hoger beroep.