In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 31 januari 2020, waarin het ouderlijk gezag over haar minderjarige kind is beëindigd. De moeder, die wordt bijgestaan door haar advocaat mr. R. Vermeer, verzoekt het hof om de beschikking te vernietigen en het gezag te behouden, terwijl de Raad voor de Kinderbescherming en de Stichting Jeugdbescherming Brabant als verweerders optreden. De minderjarige, geboren in 2019, staat sinds september 2019 onder toezicht van de GI en is uit huis geplaatst in een pleeggezin.
Tijdens de mondelinge behandeling op 28 juli 2020 heeft de moeder haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoert dat de rechtbank te vroeg heeft beslist over de beëindiging van het gezag. Ze stelt dat ze inmiddels stappen heeft ondernomen om haar verslavingsproblematiek aan te pakken en dat ze in staat is om de zorg voor haar kind weer op zich te nemen. De Raad en de GI hebben echter betoogd dat de moeder niet in staat is om binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen, gezien haar verleden met verslavingsproblematiek en de huidige situatie van de minderjarige.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en komt tot de conclusie dat de bestreden beschikking van de rechtbank moet worden bekrachtigd. Het hof oordeelt dat de moeder onvoldoende heeft aangetoond dat zij in staat is om de zorg voor haar kind op zich te nemen en dat de beëindiging van het gezag in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. De beslissing van het hof is op 20 augustus 2020 uitgesproken in het openbaar.