ECLI:NL:GHSHE:2020:2611

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 augustus 2020
Publicatiedatum
19 augustus 2020
Zaaknummer
20-003225-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens belaging en bedreiging met gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte is veroordeeld voor belaging (stalking) en bedreiging van zijn ex-partner, [benadeelde]. De verdachte heeft gedurende een periode van enkele maanden herhaaldelijk bedreigende berichten gestuurd via telefoon en sociale media, wat heeft geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde]. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke delicten, wat heeft meegewogen in de strafoplegging. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 92 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 140 uren. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 750,00 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003225-18
Uitspraak : 10 augustus 2020
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, van 26 september 2018 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 03-230159-17 en 03-049372-18, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep:
  • is de verdachte vrijgesproken van het hem bij parketnummer 03-230159-17 onder 1 en 2 en het bij parketnummer 03-049372-18 ten laste gelegde;
  • is de verdachte veroordeeld ter zake van het bij parketnummer 03-230159-17 onder 3 ten laste gelegde - kort gezegd - het voorhanden hebben van een elektrisch stroomstootwapen tot een geldboete ter hoogte van € 550,00, subsidiair 11 dagen hechtenis, met aftrek;
  • is de benadeelde partij [benadeelde] in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Het hoger beroep is in de appelakte uitdrukkelijk beperkt tot de vrijspraken zake van hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 is tenlastegelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
  • de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 92 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest alsmede tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis;
  • de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] zal toewijzen tot een bedrag van € 750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot datzelfde bedrag en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de verdediging primair bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering en subsidiair bepleit dat de vordering zal worden afgewezen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover nog aan de orde in hoger beroep, tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 30 maart 2017 tot en met 2 juni 2017 te Heerlen en/of Geleen, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde] , door die [benadeelde] meermalen te bellen en/of SMS-berichten en/of voicemailberichten en/of Whatsapp-berichten en/of berichten via Facebook te versturen (met onder meer de teksten:
- “ Dus [benadeelde] … geen contact meer met [betrokkene 1] … blijf je dat wel doen en maak je hun leven kapot dan maak ik het jouwe kapot… begrepen!!!”, en/of
- “ Lief konijntje zat er trouwens...van [betrokkene 2] neem ik aan...zou zonde zijn als die binnenkort je lichtkoepel hangt te bengelen”, en/of
- “ we zullen zien als die kleine zwarte 4 voeter met zijn strot doorgesneden er ligt..” en/of
- “ Als ik nu eens de remleiding door zaag...jij bochtje wil maken of remmen en lukt niet wat dan?”, en/of
- “ Heb je scherpe messen trouwens...wil niet toevallig opstraat gepakt worden met een mes bij me...binnen kom ik....zelfs zonder braaksporen...ra ra hoe kan dat...mss heb ik wel je sleutel nagemaakt en weer terug gehangen...”, en/of
- “ mss moet je van je vier voeter gaan genieten zolang het kan...of iets heel belangrijks [betrokkene 2] ...”, en/of
- “ Haha de dag dat wij face to face staan is de laatste dat ge leeft.”, en/of
- " Dus ook lafaards steken je auto in de fik", en/of
- “ Trouwens...mss rijd ik u binnenkort wel van de zijkant per ongeluk aan.”,
althans woorden van gelijke (dreigende) aard/strekking), met het oogmerk die [benadeelde] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 30 maart 2017 tot en met 2 juni 2017 te Heerlen en/of Geleen, althans in Nederland, [benadeelde] heeft bedreigd met
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat, en/of
- feitelijke aanranding van de eerbaarheid, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling, en/of
- brandstichting,
door die [benadeelde] meermalen te bellen en/of SMS-berichten en/of voicemailberichten en/of Whatsapp-berichten en/of berichten via Facebook te versturen met onder meer de teksten:
- “ Dus [benadeelde] … geen contact meer met [betrokkene 1] … blijf je dat wel doen en maak je hun leven kapot dan maak ik het jouwe kapot… begrepen!!!”, en/of
- “ Lief konijntje zat er trouwens...van [betrokkene 2] neem ik aan...zou zonde zijn als die binnenkort je lichtkoepel hangt te bengelen”, en/of
- “ we zullen zien als die kleine zwarte 4 voeter met zijn strot doorgesneden er ligt..” en/of
- “ Als ik nu eens de remleiding door zaag...jij bochtje wil maken of remmen en lukt niet wat dan?”, en/of
- “ Heb je scherpe messen trouwens...wil niet toevallig opstraat gepakt worden met een mes bij me...binnen kom ik....zelfs zonder braaksporen...ra ra hoe kan dat...mss heb ik wel je sleutel nagemaakt en weer terug gehangen...”, en/of
- “ mss moet je van je vier voeter gaan genieten zolang het kan...of iets heel belangrijks [betrokkene 2] ...”, en/of
- “ Haha de dag dat wij face to face staan is de laatste dat ge leeft.”, en/of
- " Dus ook lafaards steken je auto in de fik", en/of
- “ Trouwens...mss rijd ik u binnenkort wel van de zijkant per ongeluk aan.”,
althans woorden van gelijke (dreigende) aard/strekking).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 30 maart 2017 tot en met 2 juni 2017 te Heerlen en/of Geleen, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde] , door die [benadeelde] meermalen te bellen en/of SMS-berichten en/of voicemailberichten en/of Whatsapp-berichten te versturen met onder meer de teksten:
- “ Dus [benadeelde] … geen contact meer met [betrokkene 1] … blijf je dat wel doen en maak je hun leven kapot dan maak ik het jouwe kapot… begrepen!!!”, en/of
- “ Lief konijntje zat er trouwens...van [betrokkene 2] neem ik aan...zou zonde zijn als die binnenkort je lichtkoepel hangt te bengelen”, en/of
- “ we zullen zien als die kleine zwarte 4 voeter met zijn strot doorgesneden er ligt..”, en/of
- “ Als ik nu eens de remleiding door zaag...jij bochtje wil maken of remmen en lukt niet wat dan?”, en/of
- “ Heb je scherpe messen trouwens...wil niet toevallig opstraat gepakt worden met een mes bij me...binnen kom ik....zelfs zonder braaksporen...ra ra hoe kan dat...mss heb ik wel je sleutel nagemaakt en weer terug gehangen...”, en/of
- “ mss moet je van je vier voeter gaan genieten zolang het kan...of iets heel belangrijks [betrokkene 2] ...”, en/of
- “ Haha de dag dat wij face to face staan is de laatste dat ge leeft.”, en/of
- " Dus ook lafaards steken je auto in de fik", en/of
- “ Trouwens...mss rijd ik u binnenkort wel van de zijkant per ongeluk aan.”,
met het oogmerk die [benadeelde] , te dwingen iets te doen, niet te doen en te dulden;
2.
hij in de periode van 30 maart 2017 tot en met 2 juni 2017 te Heerlen en/of Geleen, althans in Nederland, [benadeelde] heeft bedreigd met
- enig misdrijf tegen het leven gericht en
- zware mishandeling,
door die [benadeelde] meermalen te bellen en/of SMS-berichten en/of voicemailberichten en/of Whatsapp-berichten te versturen, met onder meer de teksten:
- “Dus [benadeelde] … geen contact meer met [betrokkene 1] … blijf je dat wel doen en maak je hun leven kapot dan maak ik het jouwe kapot… begrepen!!!”, en/of
- “Als ik nu eens de remleiding door zaag...jij bochtje wil maken of remmen en lukt niet wat dan?”, en/of
- “Heb je scherpe messen trouwens...wil niet toevallig opstraat gepakt worden met een mes bij me...binnen kom ik....zelfs zonder braaksporen...ra ra hoe kan dat...mss heb ik wel je sleutel nagemaakt en weer terug gehangen...”, en/of
- “mss moet je van je vier voeter gaan genieten zolang het kan...of iets heel belangrijks [betrokkene 2] ...”, en/of
- “Haha de dag dat wij face to face staan is de laatste dat ge leeft.”, en/of
- “Trouwens...mss rijd ik u binnenkort wel van de zijkant per ongeluk aan.”,
althans woorden van gelijke (dreigende) aard/strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
I
Door de raadsvrouw is bepleit dat de verdachte van het hem ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft zij aangevoerd dat zij vraagtekens heeft bij de rechtmatigheid van de doorzoeking van de woning van verdachte aan de [adres 2] op 6 juni 2017. In de beslissing doorzoeking die door de rechter-commissaris op 2 juni 2017 zou zijn opgemaakt en ondertekend is te lezen dat de officier van justitie op 2 juni 2017 schriftelijk gemotiveerd heeft gevorderd dat de rechter-commissaris een doorzoeking zal verrichten in de woning van de verdachte. Op de schriftelijke vordering machtiging doorzoeking ter inbeslagneming (art. 110 Sv) d.d. 2 juni 2017 van de officier van justitie (
hierna: de vordering) zoals die zich in het dossier bevindt, staat een stempel met daarop de datum van inkomst bij het kabinet van de rechter-commissaris. De vordering is blijkens de stempel ingekomen op 7 juni 2017. De doorzoeking van de woning heeft op 6 juni 2017 – een dag voor de datum binnenkomst van de vordering – plaatsgevonden. Gelet daarop twijfelt de raadsvrouw aan de juistheid van het proces-verbaal van doorzoeking, opgemaakt door de rechter-commissaris op 6 juni 2017.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt:
In het dossier bevindt zich een door de rechter-commissaris op 2 juni 2017 opgemaakte en ondertekende beslissing doorzoeking, en een op 6 juni 2017 door de rechter-commissaris opgemaakt en ondertekend proces-verbaal van doorzoeking. In voormeld proces-verbaal is onder meer geverbaliseerd dat de rechter-commissaris “
Op 6 juni 2017 te 07.27 uur (…) de officier van justitie mr. M. Scharenborg overeenkomstig het bepaalde in artikel 97 van het Wetboek van Strafvordering heeft gemachtigd de doorzoeking te verrichten ingevolge een beslissing daartoe d.d. 2 juni 2017, op het adres: [adres 2]”.
Het hof heeft geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de door de rechter-commissaris opgemaakte en ondertekende beslissing doorzoeking en genoemd proces-verbaal van doorzoeking. Evenmin heeft het hof aanleiding aan te nemen dat voormelde stukken valselijk zijn opgemaakt. In zowel de beslissing doorzoeking als het proces-verbaal van doorzoeking verwijst de rechter-commissaris naar de op 2 juni 2017 door de officier van justitie ingediende vordering. Gelet op het vorenstaande concludeert het hof dat de rechter-commissaris op 2 juni 2017 in het bezit is geweest van de vordering en daarop dezelfde dag heeft beslist. Het hof hecht meer waarde aan de inhoud van het door de rechter-commissaris ondertekende bevel doorzoeking en proces-verbaal doorzoeking dan aan een datumstempel van het kabinet van de rechter-commissaris. Het enkele gegeven dat die stempel is geplaatst doet niet af aan de juistheid van voornoemde door de rechter-commissaris opgemaakte stukken. Bijgevolg verwerpt het hof het verweer van de raadsvrouw in al zijn onderdelen.
II
Door de raadsvrouw is gesteld dat er geen bewijs is dat de verdachte de berichten heeft verzonden en dat hij daarom dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het niet duidelijk en ook niet te verifiëren is vanaf welke telefoon de berichten zijn verstuurd.
Het hof overweegt omtrent dit verweer als volgt.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting blijkt het volgende:
Op 21 april 2017 heeft [benadeelde] aangifte van belaging gedaan. [benadeelde] heeft verklaard dat zij tot 30 maart 2017 een relatie met de verdachte had. Vanaf 30 maart 2017 is [benadeelde] meermaals gebeld, ge-sms’t en gewhatsappt door het mobiele telefoonnummer van verdachtes werk ( [telefoonnummer 1] ), door het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 2] en een anoniem telefoonnummer. Ook wordt er vaak contact opgenomen met [benadeelde] via het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 3] .
Op 9 mei 2017 heeft [benadeelde] aangifte van bedreiging gedaan. Zij heeft de bedreigende berichten ontvangen via de mobiele telefoonnummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 4] en is meermalen gebeld door deze mobiele telefoonnummers. [benadeelde] heeft nooit opgenomen wanneer zij door deze mobiele telefoonnummers werd gebeld. Vervolgens werd haar voicemail ingesproken, waarbij gebruik werd gemaakt van een stemvervormer.
Alle hierboven genoemde mobiele telefoonnummers zijn bij Centraal Informatiepunt Telecommunicatie (CIOT) bevraagd. De mobiele telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 3] stonden op naam van [werk verdachte] , [adres 2] . Dit betreft het BRP-adres van de verdachte. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij in de tenlastegelegde periode de mobiele telefoons met laatstgenoemde twee nummers gebruikt heeft. De mobiele telefoonnummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 4] betroffen prepaid telefoonnummers van de provider Lycamobile en stonden niet geregistreerd op naam.
Voorts is het historisch overzicht verkeersgegevens telefonie van [benadeelde] opgevraagd, waaruit blijkt op welke dag, datum en tijd [benadeelde] door de hierboven genoemde telefoonnummers is benaderd. Samenvattend is hieruit gebleken dat [benadeelde] :
  • door het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 1] in de periode van 30 maart 2017 tot en met 16 mei 2017 63 keer werd gebeld en in de periode van 12 april 2017 tot en met 15 mei 2017 30 keer werd ge-sms’t;
  • door het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 3] in de periode van 12 april 2017 tot en met 19 april 2017 13 keer werd gebeld en 1 keer werd ge-sms’t;
  • door het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 4] in de periode van 1 mei 2017 tot en met 22 mei 2016 36 keer werd gebeld en in de periode van 1 mei 2017 tot en met 25 mei 2017 32 keer werd ge-sms’t;
  • door het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 2] in de periode van 13 april 2017 tot en met 29 april 2017 27 werd gebeld en in de periode van 20 april 2017 tot en met 29 april 2017 32 keer werd ge-sms’t.
Met behulp van het historisch overzicht verkeersgegevens telefonie van [benadeelde] en de gemaakte screenshots van de berichten naar Hendriks is nagegaan met welk mobiele telefoonnummer, welk bericht gestuurd is. Hieruit volgt dat:
  • de tekst “Dus [benadeelde] … geen contact meer met [betrokkene 1] … blijf je dat wel doen en maak je hun leven kapot dan maak ik het jouwe kapot… begrepen!!!”, verstuurd is op 20 april 2017 om 9:36 uur (dossierpagina 11C), door het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 2] (dossierpagina 76);
  • de tekst “Lief konijntje zat er trouwens...van [betrokkene 2] neem ik aan...zou zonde zijn als die binnenkort je lichtkoepel hangt te bengelen”, verstuurd is op 28 april 2017 om 10:50 uur (dossierpagina 44), door het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 2] (dossierpagina 76);
  • de tekst “we zullen zien als die kleine zwarte 4 voeter met zijn strot doorgesneden er ligt..”, verstuurd is op 29 april 2017 om 10:52 uur (dossierpagina 45), door het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 2] (dossierpagina 76);
  • de tekst “Als ik nu eens de remleiding door zaag...jij bochtje wil maken of remmen en lukt niet wat dan?”, verstuurd is op 1 mei 2017 om 14:52 uur (dossierpagina 46), door het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 4] (dossierpagina 76);
  • de tekst “Heb je scherpe messen trouwens...wil niet toevallig opstraat gepakt worden met een mes bij me...binnen kom ik....zelfs zonder braaksporen...ra ra hoe kan dat...mss heb ik wel je sleutel nagemaakt en weer terug gehangen...”, verstuurd is op 1 mei 2017 om 16:28 uur (dossierpagina 47), door het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 4] (dossierpagina 77);
  • de tekst “mss moet je van je vier voeter gaan genieten zolang het kan...of iets heel belangrijks [betrokkene 2] ...”, verstuurd is op 2 mei 2017 om 11:57 uur (dossierpagina 48), door het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 4] (dossierpagina 77);
  • de tekst “Haha de dag dat wij face to face staan is de laatste dat ge leeft.”, verstuurd is op 8 mei 2017 om 19:13 uur (dossierpagina 52), door het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 4] (dossierpagina 77);
  • de tekst “Dus ook lafaards steken je auto in de fik”, verstuurd is op 13 mei 2017 om 12:43 (dossierpagina 91), door het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 4] (dossierpagina 77);
  • de tekst “Trouwens...mss rijd ik u binnenkort wel van de zijkant per ongeluk aan.”, verstuurd is op 17 mei 2017 om 22:26 uur (dossierpagina 94), door het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 4] (dossierpagina 77).
De woning van de verdachte is op 6 juni 2017 doorzocht en hierbij werd onder meer in de keukenla een gouden (het hof begrijpt: goudkleurige) Samsung mobiele telefoon aangetroffen. In deze mobiele telefoon bevond zich een simkaart van provider Lycamobile. De beveiligingscode ‘4521’ werd in deze mobiele telefoon ingevoerd omdat de beveiligingscode van de mobiele telefoon die de verdachte gebruikte voor zijn rijschool, ook deze code bevatte. De telefoon werd met deze code ontgrendeld en de achtergrond van de mobiele telefoon werd zichtbaar: een foto van [benadeelde] en de verdachte. Het telefoonnummer van de simkaart in deze telefoon betrof [telefoonnummer 4] . Uit het onderzoek naar de applicatie ‘Whatsapp’ op voormelde telefoon is gebleken dat het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 2] werd weergeven. Uit de profielinformatie van Whatsapp is gebleken dat Whatsapp op deze telefoon met het mobiele telefoonummer [telefoonnummer 2] is geconfigureerd.
In de telefoon stond een Whatsapp-chatgesprek met [benadeelde] van 8 maart 2017 waarin aan haar wordt gevraagd om naar de bioscoop te gaan, waarop [benadeelde] antwoordt dat zij eerst Vigo (
het hof begrijpt: haar hond) op moet halen na het werk.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij de goudkleurige Samsung mobiele telefoon sinds februari 2017 aan [benadeelde] had uitgeleend, omdat haar telefoon kapot was. De verdachte heeft verklaard dat hij, toen hij thuis kwam na een bezoek aan Pinkpop-festival, deze mobiele telefoon op de deurmat zag liggen. Hij heeft verklaard dat hij de telefoon zonder er naar om te kijken in de keukenla heeft gegooid.
Tot slot heeft de verdachte verklaard dat hij de mobiele telefoonnummers [telefoonnummer 4] en [telefoonnummer 2] niet kent.
Het hof dient de vraag te beantwoorden of de verdachte aan de mobiele telefoons te koppelen is.
Het hof stelt - aan de hand van het historisch overzicht verkeersgegevens telefonie van [benadeelde] en de gemaakte screenshots van de berichten naar [benadeelde] - vast dat de berichten zoals vermeld in de tenlastelegging zijn verstuurd met behulp van de mobiele telefoonnummers [telefoonnummer 4] en [telefoonnummer 2] . Beide mobiele telefoonnummers betreffen prepaid telefoonnummers van de provider Lycamobile.
Het hof is, evenals de advocaat-generaal, van oordeel dat de ten laste gelegde berichten en andere telefonische contacten onder meer zijn uitgevoerd met het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 4] . Uit het onderzoek aan de goudkleurige Samsung telefoon blijkt dat deze telefoon met een beveiligingscode wordt ontgrendeld die gelijk is aan de beveiligingscode van de telefoon met het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 3] . Het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 3] heeft verdachte in gebruik voor zijn rijschool. Daarnaast is als achtergrond van de Samsung telefoon een foto van de verdachte en [benadeelde] samen te zien. In het Whatsapp-chatgesprek van 8 maart 2017 - op deze datum hebben verdachte en [benadeelde] een relatie - dat is gevoerd met de Samsung telefoon via het telefoonnummer [telefoonnummer 2] zegt [benadeelde] tegen de gebruiker van het telefoonnummer dat ze haar hond moet ophalen voordat ze samen naar de bioscoop gaan. Het hof concludeert dat het de verdachte is geweest die op dat moment met [benadeelde] op Whatsapp in gesprek was. Gelet daarop concludeert het hof dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de goudkleurige Samsung telefoon in gebruik had, zowel met het telefoonnummer [telefoonnummer 4] (simkaart) als met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] (Whatsapp). De stelling van de verdachte dat hij de telefoon aan [benadeelde] had uitgeleend en pas na Pinkpop-festival op zijn deurmat aantrof, vindt geen steun in de inhoud van het procesdossier. Het hof schuift deze verklaring dan ook als onaannemelijk ter zijde. Het hof heeft geen enkele aanwijzing om aan te nemen dat een ander dan de verdachte bij de bewezenverklaarde gedragingen betrokken was.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsvrouw in al zijn onderdelen en acht bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
III
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
belaging.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging, ook wel
stalkinggenoemd, en bedreiging van zijn ex-partner [benadeelde] . Hij heeft [benadeelde] lastiggevallen door haar meermalen te bellen en/of SMS-berichten en/of voicemailberichten en/of Whatsapp-berichten te versturen. De verdachte bediende zich daarbij van zeer bedreigend taalgebruik en maakte gebruik van een stemvervormer. Het bewezenverklaarde handelen van de verdachte was niet alleen hinderlijk, maar heeft bovendien bij [benadeelde] grote gevoelens van angst en onveiligheid opgeroepen. Door de bewezen verklaarde belagingshandelingen is met een zekere frequentie en voor de duur van enige maanden een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde] . Door de aanhoudende communicatie tussen [benadeelde] en de verdachte heeft hij [benadeelde] gedwongen contact met hem te dulden. Het dwingende karakter van zijn handelen heeft grote indruk op [benadeelde] gemaakt. Dat blijkt ook uit de slachtofferverklaring van [benadeelde] . Het hof rekent het de verdachte zeer aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 19 mei 2020, betrekking hebbende op het justitieel verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van gelijksoortige delicten. De politierechter in de rechtbank Limburg heeft de verdachte bij vonnis van 25 oktober 2013 (parketnummer 03-144933-13) ter zake van bedreiging veroordeeld tot een taakstraf. Blijkens voormeld uittreksel heeft de verdachte deze taakstraf verricht. Nu aan de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het plegen van het bewezen verklaarde wegens een soortgelijk misdrijf een taakstraf is opgelegd en verdachte deze taakstraf heeft verricht, is het zogenoemde taakstrafverbod ex artikel 22b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. Ook heeft het hof in aanmerking genomen dat de verdachte geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelwijze.
Het hof heeft daarnaast acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. Hierbij is het hof gebleken dat de verdachte een eigen rijschool heeft. Tot slot heeft het hof in aanmerking genomen dat het bewezenverklaarde feiten uit 2017 betreft.
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 92 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 140 uren, subsidiair 70 dagen hechtenis passend en geboden.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.659,09, bestaande uit materiële schade van € 2.909,09 en immateriële schade van € 750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2017. Deze benadeelde partij is bij vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdediging heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard indien de verdachte wordt vrijgesproken. Subsidiair is de vordering door de verdediging betwist en heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 750,00, bestaande uit immateriële schade. De gevorderde wettelijke rente is, gelet op de bewezenverklaring, over dit bedrag toewijsbaar vanaf 30 maart 2017. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof wijst de vordering voor het overige af. De vordering tot materiële schade is onvoldoende onderbouwd.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde] is toegebracht tot een bedrag van € 750,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2017 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
92 (tweeënnegentig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
90 (negentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
140 (honderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
70 (zeventig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 15 (vijftien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan één van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. F.C.J.E. Meeuwis, voorzitter,
mr. N.J.L.M. Tuijn en mr. G.P.M.F. Mols, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.N. Schlüter, griffier,
en op 10 augustus 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. F.C.J.E. Meeuwis is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.