6.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. [appellant] huurde sinds 1 januari 2015 van [geïntimeerde] de bedrijfsruimte op de begane grond en eerste verdieping met een oppervlakte van circa 215 m2 en een achtergelegen ruimte van circa 22,5 m2, staande en gelegen aan de [adres 1] te [plaats] (door partijen ook aangeduid als [adres 2] , hierna te noemen: het gehuurde), tegen een huurprijs van € 1.008,33 per maand (inclusief btw). [appellant] exploiteerde in het gehuurde een sport- en trainingsstudio. Op deze huurovereenkomst waren de algemene bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte van toepassing.
b. In de huurovereenkomst is de navolgende bepaling opgenomen:
“(…)
1.4De hoogst toelaatbare belasting van de vloeren van het gehuurde bedraagtvoldoende voor het beoogde gebruik (conform verhuurder), met een minimum van 1.000 kg /pm2(...)
c. De vloer van de eerste verdieping is deels een betonvloer, die voldoet aan de overeengekomen vloerbelasting en deels een houten vloer die niet voldoet aan de in de overeenkomst vermelde vloerbelasting. Op het deel van de houten vloer bevinden zich kleedkamers.
d [bedrijf in constructieve berekeningen] (hierna: [bedrijf in constructieve berekeningen] ) heeft de vloer onderzocht en beoordeeld op draagkracht en heeft daarvan een rapport uitgebracht. Daarin staat voor zover relevant:
"(...) Controle vloerbalklaag
Hier voldoen balken 75x200 h.o.h. 400 mm (...) gezien de medewerking van de beplating zal de vloer voldoen). Indien de bestaande balklaag (waarschijnlijk 60 x 175) kleiner is van afmeting dan hier berekend kan de bestaande balklaag opgeklampt worden d.m.v. stroken underlayment d=18 mm aan de zijkant en een keper 60 x 25 aan de onderzijde volledig te verschroeven/verlijmen met de bestaande balklaag. Daarnaast kan er - om trillingen van de vloer tegen te gaan per vloerveld 1 rij klossen haaks op de balklaag in het midden van de overspanning toegepast worden. (...)"
e. Bij schrijven van 31 december 2015 deelt [appellant] aan [geïntimeerde] mee dat zij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiende uit de huurovereenkomst doordat de houten vloer op de eerste verdieping van het gehuurde niet voldoet aan de overeengekomen vloerbelasting.
f. Bij brief van 4 maart 2016 heeft [appellant] de huurpenningen geheel opgeschort.
g. [appellant] heeft bij e-mailbericht van 31 maart 2016 de huurovereenkomst opgezegd tegen 1 juli 2016.
h. Bij kort geding vonnis van 26 april 2016 is [appellant] veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling van huurachterstand en (restant) waarborgsom.
6.2.1.In de onderhavige procedure vordert [appellant] - voor zover mogelijke uitvoerbaar bij voorraad- in conventie:
- te verklaren voor recht dat [geïntimeerde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [appellant] ;
- veroordeling van [geïntimeerde] :
a. tot vergoeding van de door [appellant] geleden schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
b. tot betaling van € 2.500,- (retourneren waarborgsom),
c. in de proceskosten en nakosten,
alle bedragen te vermeerderen met de wettelijke handelsrente althans de wettelijke rente.
6.2.2.Aan deze vordering heeft [appellant] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
[geïntimeerde] is tekortgeschoten in de nakoming van diens verplichting uit de huurovereenkomst, omdat de vloer niet voldoet aan de overeengekomen vloerbelasting. De tekortkoming kan volgens [appellant] [geïntimeerde] worden toegerekend omdat [geïntimeerde] heeft gegarandeerd dat de vloer die minimale vloerbelasting kon dragen en op de hoogte was van het soort onderneming dat [appellant] wenste te exploiteren. [appellant] stelt als gevolg van die tekortkoming in de nakoming door [geïntimeerde] schade te hebben geleden en maakt aanspraak op vergoeding daarvan, waaronder inkomstenderving. [appellant] voert hiervoor aan dat hij niet de gewenste activiteiten heeft kunnen bieden, waardoor nieuw aan te trekken doelgroepen zijn gemist en er sprake was van terugloop van klanten.
6.2.3.[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen. [geïntimeerde] heeft in reconventie gevorderd [appellant] te veroordelen tot betaling van € 1.450,- aan schadevergoeding (schade aan het gehuurde ad € 3.950,- minus de waarborgsom ad € 2.500,-) omdat [appellant] het gehuurde in beschadigde toestand heeft achtergelaten.
6.2.4.In het vonnis in incident van 19 april 2017 van de rechtbank heeft de rechtbank de zaak naar de kamer voor kantonzaken van die rechtbank verwezen aangezien de vordering van [appellant] een onderwerp betreft dat op grond van artikel 93 onder c Rv door de kantonrechter dient te worden behandeld.
6.2.5.In het bestreden vonnis van 22 november 2017 heeft de kantonrechter in conventie [geïntimeerde] veroordeeld om aan [appellant] tegen bewijs van kwijting een bedrag te betalen van € 2.500,-, vermeerderd met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 16 januari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening. Voor het overige zijn de vorderingen in conventie afgewezen. De kantonrechter heeft onder andere overwogen dat [appellant] pas één jaar na exploitatie van de sportschool (niet eerder dan 31 december 2015) de vloerbelasting, waarover partijen in december 2014 al discussieerden, opnieuw aan de orde heeft gesteld. Verder is niet gebleken dat [appellant] verzocht heeft om de balklaag van de vloer op te klampen. [appellant] heeft de ruimte volledig gebruikt doordat hij het houten vloergedeelte in gebruik heeft genomen als kleedruimte. [appellant] heeft niet weersproken dat in die kleedruimte in zijn opdracht door [geïntimeerde] wateraansluitingen zijn aangelegd. De kantonrechter heeft op grond van het vorenstaande geconcludeerd dat niet is komen vast te staan dat [geïntimeerde] in de nakoming van haar verplichting uit de huurovereenkomst jegens [appellant] te kort is geschoten.
Verder heeft de kantonrechter de vordering in reconventie afgewezen. Tot slot heeft de kantonrechter de proceskosten gecompenseerd.