In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van het personen- en familierecht, heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft de vader van een minderjarige, geboren in 2017, die in hoger beroep is gegaan tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 19 maart 2020. In deze beschikking werd de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend. De vader, die het niet eens is met de verlenging van de ondertoezichtstelling, verzoekt het hof om deze op te heffen, nu de minderjarige bij hem woont en hij van mening is dat er geen ontwikkelingsbedreiging meer is.
De GI, Stichting Jeugdbescherming Brabant, verzet zich tegen het verzoek van de vader en stelt dat er nog steeds zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van de ouders en de communicatie tussen hen. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 juli 2020 zijn zowel de vader als de GI gehoord, maar de moeder en de Raad voor de Kinderbescherming zijn niet verschenen. Het hof heeft kennisgenomen van de ingediende stukken en de argumenten van beide partijen.
Het hof overweegt dat de ondertoezichtstelling gerechtvaardigd is op basis van de wettelijke vereisten en dat er nog steeds een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige bestaat. De ouders zijn nog niet in staat om op een constructieve manier samen te werken en de GI is van mening dat begeleiding noodzakelijk is. Het hof besluit dan ook om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen en het verzoek van de vader af te wijzen.