ECLI:NL:GHSHE:2020:2531

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 augustus 2020
Publicatiedatum
6 augustus 2020
Zaaknummer
200.276.886_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een bijzondere curator in een zaak betreffende een minderjarige met een belangenstrijd

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om de benoeming van een bijzondere curator voor een minderjarige, geboren in 2004, die momenteel onder de voogdij van de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg valt. De minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige], heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Limburg van 20 januari 2020 aangevochten, waarin het verzoek om een bijzondere curator te benoemen werd afgewezen. De minderjarige is van mening dat er een belangenstrijd bestaat tussen haar en de GI, die haar vertegenwoordigt, en heeft daarom verzocht om de benoeming van een bijzondere curator.

Tijdens de mondelinge behandeling op 14 juli 2020 is de minderjarige gehoord, bijgestaan door haar advocaat, mr. J.B.G. Gelissen. De GI, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] en haar advocaat, mr. C.M. van den Eertweg, heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de minderjarige. Het hof heeft vastgesteld dat er inderdaad een belangenstrijd is, zoals bedoeld in artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek, en dat het in het belang van de minderjarige noodzakelijk is om een bijzondere curator te benoemen.

Het hof heeft besloten om drs. [bijzondere curator] te benoemen als bijzondere curator voor de minderjarige, met de taak om haar belangen te behartigen. De bijzondere curator moet binnen drie maanden duidelijkheid geven over de mogelijkheid van een verzoek tot wisseling van voogdij. De beslissing van het hof vernietigt de eerdere beschikking van de rechtbank en stelt de bijzondere curator aan voor een periode tot 6 november 2020, of tot het moment dat er een einduitspraak is in de procedure voor wisseling van voogdij. De beschikking is uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2020.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 6 augustus 2020
Zaaknummer : 200.276.886/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/03/273115 / FA RK 19-4836
in de zaak in hoger beroep van:
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2004,
thans verblijvende te [verblijfplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. C.J.M. Dreessen.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, regio Noord-Limburg,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
de voogd (hierna te noemen: de GI).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 20 januari 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 9 april 2020, heeft [minderjarige] verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, naar het hof begrijpt voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende een bijzondere curator aan te stellen over [minderjarige] .
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 14 mei 2020, heeft de GI verzocht het hoger beroep van [minderjarige] af te wijzen als ongegrond en/of onbewezen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, eventueel onder aanvulling en/of verbetering van de gronden.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 juli 2020. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [minderjarige] , bijgestaan door mr. J.B.G. Gelissen, namens zijn kantoorgenote mr. Dreessen;
- de GI, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] , bijgestaan door mr. C.M. van den Eertweg.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van de tijdens de mondelinge behandeling door mr. Gelissen overgelegde en voorgedragen pleitnotitie.

3.De beoordeling

3.1.
[minderjarige] is op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] (Syrië) geboren.
3.2.
Bij beschikking van 8 november 2017 is de vader van [minderjarige] geschorst in de uitoefening van het ouderlijk gezag over [minderjarige] en de GI belast met de voorlopige voogdij en aansluitend is het ouderlijk gezag van de vader bij beschikking van 19 april 2018 beëindigd en is [minderjarige] onder de voogdij gesteld van de GI.
3.3.
[minderjarige] verblijft sinds 9 juli 2018 binnen een gesloten setting.
3.4.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van [minderjarige] een bijzondere curator als bedoeld in artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te benoemen afgewezen.
3.5.
[minderjarige] kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. Voor de inhoud van de grieven wordt verwezen naar het beroepschrift.
3.6.
De GI heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.7.
Het hof overweegt het volgende.
3.7.1.
Het hof dient te beoordelen of in deze zaak gronden aanwezig zijn voor benoeming van een bijzondere curator.
3.7.2.
Artikel 1:250 BW bepaalt - voor zover hier van belang - het volgende. Wanneer in aangelegenheden betreffende diens verzorging en opvoeding, dan wel het vermogen van de minderjarige, de belangen van de met het gezag belaste ouders of een van hen dan wel van de voogd of de beide voogden in strijd zijn met die van de minderjarige, benoemt de rechtbank, dan wel, indien het een aangelegenheid inzake het vermogen van de minderjarige betreft, de kantonrechter, of, indien de zaak reeds aanhangig is, de desbetreffende rechter, indien hij dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, daarbij in het bijzonder de aard van deze belangenstrijd in aanmerking genomen, op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve een bijzondere curator om de minderjarige ter zake, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen.
3.7.3.
Het hof is op grond van de overgelegde stukken en het besprokene tijdens de mondelinge behandeling van oordeel dat zich in deze procedure met betrekking tot [minderjarige] een belangenstrijd in de zin van artikel 1:250 BW voordoet en overweegt daaromtrent het navolgende.
Het hof is van oordeel dat er in het belang van [minderjarige] rust moet komen en dat [minderjarige] kan toekomen aan het verwerken van de ingrijpende gebeurtenissen die in haar leven hebben plaatsgevonden.
Het hof heeft moeten constateren dat [minderjarige] zich niet gehoord voelt door de GI en er op dit moment geen enkel vertrouwen is van [minderjarige] in de GI, die (samen met [minderjarige] ) de weg moet bepalen voor deze verwerking; een weg waarin de juiste keuze voor therapieën van groot belang is.
Dit wantrouwen van [minderjarige] in de GI leidt tot een conflict tussen haar en de GI en leidt er vervolgens toe dat [minderjarige] niet toekomt aan deze verwerking.
De GI meent – kort gezegd – dat er van een conflict dat benoeming van een bijzondere curator noodzakelijk maakt, geen sprake is.
Het hof acht het echter in het belang van [minderjarige] wel noodzakelijk om een bijzondere curator (art. 1: 150 BW) te benoemen die haar buiten en in rechte vertegenwoordigt in dit conflict met de GI. Dat betekent dat de bijzondere curator op korte termijn gesprekken dient te voeren teneinde te bezien of een oplossing buiten rechte voor dit conflict gevonden kan worden en, indien geen oplossing buiten rechte gevonden kan worden, over dient te gaan tot een verzoek in rechte voor wisseling van de voogdij. Binnen een termijn van drie maanden verwacht het hof dat er duidelijkheid is of een dergelijk verzoek in rechte zal worden gedaan. Het hof zal om die reden de bijzondere curator voor een periode van drie maanden benoemen, althans, indien binnen die drie maanden een procedure is gestart voor wisseling van de voogdij, tot het moment dat er een einduitspraak is in eerste aanleg in die eventuele procedure voor wisseling van de voogdij.
Het hof heeft tijdens de mondelinge behandeling de noodzaak en deze doelstelling van de benoeming van een bijzondere curator aan [minderjarige] en de GI voorgehouden en na een korte schorsing van de mondelinge behandeling hebben zowel [minderjarige] als de GI ingestemd met de benoeming van een bijzondere curator en de keuze van de bijzondere curator aan het hof overgelaten.
3.7.4.
Drs. [bijzondere curator] , kantoorhoudend te [kantoorplaats] , is bereid gevonden om als bijzondere curator op te treden en zal hiertoe door het hof worden benoemd.
3.7.5.
Het hof verzoekt de bijzondere curator bij haar werkzaamheden de ‘Leidraad werkwijze en verslag bijzondere curatoren ex artikel 1:250 BW’ in acht te nemen, bijlage bij de publicatie ‘Werkproces benoeming bijzondere curator o.g.v. art. 1:250 BW’, te raadplegen via www.rechtspraak.nl.
3.7.6.
Het hof zal bepalen dat de advocaten van [minderjarige] en de GI de bijzondere curator van adres-, e‑mail- en/of telefoongegevens zullen voorzien, zodat zo spoedig als mogelijk afspraken kunnen worden gemaakt.
3.7.7.
Het hof wijst partijen erop dat zij de verplichting hebben aan de door de bijzondere curator in het kader van de aan haar verstrekte opdracht te geven instructies gevolg te geven en de bijzondere curator in staat te stellen in contact met [minderjarige] te treden.
Slechts op verzoek van de bijzondere curator mag de GI zelf stukken aan de bijzondere curator doen toekomen.
3.8.
Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 20 januari 2020;
en opnieuw recht doende:
benoemt tot bijzondere curator over [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2004:
mevrouw drs. [bijzondere curator] , kantoorhoudende te [adres] , [postcode] [kantoorplaats]
om de belangen van [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2004 te behartigen met de taakomschrijving als hiervoor beschreven onder 3.7.3;
bepaalt dat de taak van de bijzondere curator eindigt op 6 november 2020, althans op het moment dat er een einduitspraak in eerste aanleg is over de wisseling van voogdij;
bepaalt dat de griffier van dit hof:
  • er voor zorgdraagt dat de bijzondere curator de beschikking krijgt over de actuele adresgegevens van de belanghebbenden (en eventueel te benaderen derden);
  • er voor zorgdraagt dat de bijzondere curator de beschikking krijgt over alle door het hof relevant geachte stukken;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, E.M.C. Dumoulin en M.L.F.J. Schyns en is op 6 augustus 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.