In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om de benoeming van een bijzondere curator voor een minderjarige, geboren in 2004, die momenteel onder de voogdij van de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg valt. De minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige], heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Limburg van 20 januari 2020 aangevochten, waarin het verzoek om een bijzondere curator te benoemen werd afgewezen. De minderjarige is van mening dat er een belangenstrijd bestaat tussen haar en de GI, die haar vertegenwoordigt, en heeft daarom verzocht om de benoeming van een bijzondere curator.
Tijdens de mondelinge behandeling op 14 juli 2020 is de minderjarige gehoord, bijgestaan door haar advocaat, mr. J.B.G. Gelissen. De GI, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] en haar advocaat, mr. C.M. van den Eertweg, heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de minderjarige. Het hof heeft vastgesteld dat er inderdaad een belangenstrijd is, zoals bedoeld in artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek, en dat het in het belang van de minderjarige noodzakelijk is om een bijzondere curator te benoemen.
Het hof heeft besloten om drs. [bijzondere curator] te benoemen als bijzondere curator voor de minderjarige, met de taak om haar belangen te behartigen. De bijzondere curator moet binnen drie maanden duidelijkheid geven over de mogelijkheid van een verzoek tot wisseling van voogdij. De beslissing van het hof vernietigt de eerdere beschikking van de rechtbank en stelt de bijzondere curator aan voor een periode tot 6 november 2020, of tot het moment dat er een einduitspraak is in de procedure voor wisseling van voogdij. De beschikking is uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2020.