3.1.Het hof gaat uit van de volgende feiten.
a) Rabobank heeft op 3 februari 2005 met [appellant] een borgtochtovereenkomst gesloten, waarin [appellant] zich borg heeft gesteld voor vorderingen van Rabobank op [de holding] (hierna: Holding).
b) In de borgtochtovereenkomst staat onder meer:
“(…)
Debiteur
[de holding]
(…)
hierna te noemen: debiteur.
De borg verbindt zich bij deze – hoofdelijk – jegens de bank als borg voor de debiteur tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen de bank blijkens haar administratie van de debiteur te vorderen heeft of mocht hebben uit hoofde van
Bankborgtocht
verstrekte en/of alsnog te verstrekken geldleningen, verleende en/of alsnog te verlenen kredieten in rekening-courant, tegenwoordige en/of toekomstige borgstellingen, dan wel uit welken anderen hoofde ook, met dien verstande dat het bedrag waarvoor de borg (hoofdelijk) uit hoofde van deze borgstelling kan worden aangesproken nimmer meer bedraagt dan EUR 500.000 (...)
(...)
Hoedanigheid van de borg
De borg verklaart deze borgtocht te hebben gesteld handelend ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van de vennootschap genaamd [de holding] , gevestigd te [vestigingsplaats] , waarvan de borg bestuurder is en alleen of met zijn medebestuurders de meerderheid van de aandelen houdt. (...)
Goedschrift en ondertekening
(…)
De borg:
[appellant]
(…)
[hof – volgt handgeschreven tekst:]
goed voor vijfhonderdduizend euro inc. rente en kosten
[hof – volgt ondertekening]”.
c) In een financieringsvoorstel van Rabobank gedateerd 28 mei 2008 staat onder meer het volgende:
“Obligo Rabobank
Klant Obligo bestaand
[de holding] eo 337.487
[appellant]
(....)
Investeringsplan
(…)
Aard Detailomschrijving Bedrag
Aflossen Rabobank Lening, lineair – [leennummer] 337.487
(…)
Zekerheden
Overeenkomst Object Waarde Object
(...)
Bankborgtocht Directeur/aand niet gesec, 500.000
[appellant] , 500.000
(…)”
d) Op 19 juni 2008 is een financieringsvoorstel van Rabobank ondertekend door [appellant] namens Holding en drie andere aan [appellant] gelieerde vennootschappen, te weten [recycling] Recycling B.V., [trading company] Trading Company B.V. en [smederij] Smederij B.V. In de begeleidende brief van Rabobank staat onder meer:
“Geachte heer [appellant] ,
Volgens afspraak ontvangt u bijgaand ons financieringsvoorstel, passend bij uw (her)financieringsaanvraag van EUR 7.500.000,00.
Dit voorstel is op onze eerder gevoerde gesprekken gebaseerd. Als u hierover nog vragen heeft, aarzelt u dan niet contact met mij op te nemen.
(…)”.
In het getekende voorstel staat onder meer:
“
Afgelost/beëindigd wordt:
Geldlening van: EUR 337.487,00 op rekeningnummer [leennummer]
(…)
Zekerheden
(…) De bestaande zekerheden blijven gehandhaafd.
(…)
Verdere uitwerking financieringsvoorstel
Met u is het volgende investerings- en financieringsplan afgesproken:
Werkkapitaal EUR 2.288.517,00
Aflossen financiering Banque Artesia EUR 4.811.000,00
(…) (…) (…)
Aflossen Rabobank (…) EUR 337.487,00
(…)
Totaal bedrag investering en benodigde financiering EUR 7.500.000,00
Nieuwe financiering Rabobank (…) EUR 7.500.000,00
(…)
Nadere bepalingen
(…)
De reeds bestaande zekerheden, te weten een bankborgtocht van EUR 500.000,- afgegeven door de heer [appellant] privé, strekken ook tot zekerheid voor de aangeboden financiering(en).
(…)”
e) [de holding] is op 9 augustus 2012 gefailleerd.
f) Rabobank heeft [appellant] bij aangetekend schrijven van 17 maart 2017 gesommeerd tot betaling van € 500.000 binnen een termijn van 16 dagen en aangegeven dat bij betaling binnen die termijn geen rente en kosten verschuldigd zijn, terwijl die wel gevorderd zullen worden als gedagvaard moet worden.
g) [appellant] heeft niet betaald.
3.2.1.In deze procedure vordert Rabobank veroordeling van [appellant] tot betaling aan Rabobank van € 500.000, vermeerderd met de wettelijke handelsrente hierover vanaf 3 april 2017 tot de dag van betaling, en veroordeling van [appellant] in de proceskosten inclusief nakosten. Rabobank legt aan haar vordering ten grondslag dat zij na uitwinning van zekerheden een niet-voldane vordering heeft op de gefailleerde Holding van € 1.541.053 en dat [appellant] op grond van de borgtochtovereenkomst verplicht is tot betaling van € 500.000 in hoofdsom.
3.2.2.In het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vorderingen van Rabobank toegewezen en [appellant] in de proceskosten veroordeeld.