De moeder voert het volgende aan.
Er is een onaanvaardbaar risico dat de kinderen klem of verloren raken. Dit blijkt uit het raadsrapport, uit het gegeven dat [minderjarige 1] hulp nodig heeft en uit het gegeven dat de moeder keer op keer gerechtelijke toestemming moet vragen voor gezagsbeslissingen.
De vader heeft herhaaldelijk ter zitting naar voren gebracht dat hij bereid is om het gesprek met haar aan te gaan, maar in de praktijk blijkt dat hij hiertoe niet in staat is. Als voorbeeld noemt de moeder dat de vader in 2017 niet heeft meegewerkt aan de methodiek ‘aanpak complexe scheidingen’, ook niet nadat aan hem een schriftelijke aanwijzing is gegeven die door de kinderrechter is bekrachtigd. Na lange tijd afwezig te zijn geweest bij gezamenlijke gesprekken, is de vader - na de verlenging van de ondertoezichtstelling van de kinderen bij beschikking van 28 december 2017 - begin 2018 nog twee keer verschenen bij een gezamenlijk gesprek. Daarna is hij niet meer verschenen, ook niet op een gesprek bij het omgangshuis op 17 april 2018.
De moeder betwist de stelling van de vader dat zij, kort gezegd, veelvuldig en onnodig over de kinderen procedeert. Zij heeft enkel in de echtscheidingsprocedure (eerder) om het eenhoofdig gezag verzocht en eenmaal vervangende toestemming gevraagd om met de kinderen binnen Europa te reizen. Daarnaast heeft zij wel vervangende toestemming voor een medische behandeling van [minderjarige 1] en voor de aanvraag van identiteitskaarten voor de kinderen moeten verzoeken, omdat de vader zijn toestemming weigerde te geven. De moeder betwist de stelling van de vader dat het risico bestaat dat zij met de kinderen naar het buitenland vertrekt. Zij heeft de Nederlandse identiteit aangevraagd en wil met de kinderen in Nederland blijven.
De vader is niet in staat te zien wat zijn aandeel in de ontstane situatie is. Hij heeft geen blijk gegeven het belang van de kinderen voorop te kunnen en willen stellen. Er is geen grond om aan te nemen dat overleg, na jaren van ondertoezichtstelling en hulpverlening, nu wel mogelijk zou zijn en tot een situatie zou kunnen leiden waarin de ouders tot gezamenlijke besluiten over de kinderen kunnen komen. De moeder is om die reden niet bereid deel te nemen aan een ouderschapsonderzoek of forensische mediation, zoals de vader heeft voorgesteld.
De situatie tussen de ouders is niet vergelijkbaar met de situatie waarop de uitspraak van de Hoge Raad van 27 maart 2020 betrekking heeft. Er is geen sprake van een situatie dat de moeder de vader uit het leven van de kinderen wil bannen. Eerder verliep de informatieverstrekking over de kinderen via de jeugdbeschermer. Na de beëindiging van de ondertoezichtstelling heeft de moeder zelf informatie aan de vader toegezonden. De vader verweet haar echter dat de informatie hem niet bereikte. Hij bleek een ander e-mailadres te hebben dan de moeder gebruikte. Om deze situatie in de toekomst te voorkomen heeft de moeder aan de school van de kinderen en de psycholoog van [minderjarige 1] gevraagd de informatie over de kinderen rechtstreeks aan de vader toe te sturen. De moeder erkent dat zij het afgelopen jaar verder geen informatie aan de vader heeft verstrekt over de kinderen en zal dit met haar hulpverlening van Wij [plaats 2] oppakken.