ECLI:NL:GHSHE:2020:252

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 januari 2020
Publicatiedatum
28 januari 2020
Zaaknummer
200.236.147_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar gebreken in een beveiligingssysteem en de gevolgen van tijdsverloop en derden

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. J.W. van Koeveringe, hebben een geschil met de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. A.J. Franken, over de gebreken in een beveiligingssysteem dat in maart 2016 is opgeleverd. Het hof heeft eerder een deskundigenonderzoek aangekondigd om de kwaliteit van het uitgevoerde werk te beoordelen. De geïntimeerde heeft betoogd dat een onderzoek niet mogelijk is vanwege het tijdsverloop en de invloed van derden op het systeem. Het hof heeft echter geoordeeld dat deskundigenonderzoek noodzakelijk is om de vragen over goed vakmanschap en eventuele gebreken te beantwoorden. De heer B. Schot is benoemd als deskundige en zal de relevante vragen onderzoeken, waarbij het hof ook rekening houdt met de omstandigheden van het tijdsverloop en de rol van derden. De kosten van het deskundigenonderzoek worden voorlopig ten laste van de appellanten gebracht. Het hof heeft de zaak aangehouden in afwachting van het deskundigenrapport.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.236.147/01
arrest van 28 januari 2020
in de zaak van

1.[appellant] ,

2.
[appellante],
hierna gezamenlijk: [appellanten] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
advocaat: mr. J.W. van Koeveringe te Middelburg,
tegen
[de vennootschap],
hierna: [geïntimeerde] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. A.J. Franken te ’s-Gravenhage,
als vervolg op de tussenarresten van dit hof van 15 mei 2018 en 10 september 2019 in het hoger beroep van het door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, onder zaaknummer/rolnummer C/02/320963 / HA ZA 16-670 tussen partijen gewezen vonnis van 15 november 2017.

8.Het verdere verloop van het geding

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 10 september 2019;
- de akte van [geïntimeerde] van 8 oktober 2019;
- het rolbericht van [appellanten] van 8 oktober 2019.
Partijen hebben arrest gevraagd.

9.De verdere beoordeling

9.1.
Bij tussenarrest van 10 september 2019 heeft het hof een onderzoek door een deskundige aangekondigd en partijen in de gelegenheid gesteld zich daarover uit te laten.
9.2.
[appellanten] heeft de heer [de deskundige aan de zijde van appellanten] ( [bedrijf] , [vestigingsplaats] ) voorgesteld als deskundige en geen opmerkingen gemaakt over de in het tussenarrest geformuleerde vragen.
9.3.
[geïntimeerde] heeft geen voorstel gedaan wat betreft de persoon van de deskundige. [geïntimeerde] heeft naar voren gebracht dat een onderzoek niet nodig is en dat zij grote twijfel heeft of een onderzoek mogelijk en uitvoerbaar is. De reden voor die twijfel is volgens [geïntimeerde] dat het gaat om een tijdstip in maart 2016: lang geleden dus. In de tussentijd kan van alles zijn gebeurd, aldus [geïntimeerde] ; het systeem (bijvoorbeeld verwarming) heeft niet gefunctioneerd en staat bloot aan de invloed van het weer. Daarbij komt volgens haar dat derden zich – op onbekende of onzekere wijze – met het systeem bezig hebben gehouden. De situatie in maart 2016 is dus volgens haar nauwelijks of niet te achterhalen. [geïntimeerde] verbindt hieraan de conclusie dat [appellanten] heeft nagelaten de situatie van maart 2016 in stand te houden en daarmee heeft verzuimd zijn schade te beperken. [geïntimeerde] heeft verder opgemerkt dat een onderzoek naar “goed vakmanschap”, conform het tussenarrest, buitengewoon lastig is omdat het systeem in maart 2016 nog niet gereed was, nu ruim drie jaar niet is onderhouden en in de tussentijd onderwerp van onderzoek door derden is geweest. Aannames, veronderstellingen en gissingen zullen onvermijdelijk zijn, aldus [geïntimeerde] . Een goede test is volgens haar nooit uitgevoerd omdat [appellanten] haar de toegang tot het werk heeft ontzegd. Ook dit bemoeilijkt volgens haar de oordeelsvorming over goed vakmanschap.
9.4.
Het hof roept enkele overwegingen uit het tussenarrest in herinnering.
6.8.
De stand van zaken is dat nog steeds niet duidelijk is waartoe [geïntimeerde] zich heeft verbonden, wat [geïntimeerde] precies voor werk heeft gerealiseerd, welke gebreken of tekortkomingen er eventueel waren in maart 2016 en welke eventuele herstelwerkzaamheden in redelijkheid noodzakelijk waren.
6.9.
Het hof acht deskundigenonderzoek noodzakelijk. Het hof is voornemens aan de te benoemen deskundige(n) de volgende vragen voor te leggen:
(a) Beantwoordde het door [geïntimeerde] uitgevoerde werk aan eisen van goed vakmanschap in maart 2016, in het licht van de overeenkomst?
(b) Zo niet:
(i) welke gebreken of tekortkomingen waren er in maart 2016?
(ii) welke herstelmaatregelen waren nodig?
(iii) hoeveel zouden deze maatregelen naar verwachting hebben gekost:- indien [geïntimeerde] de maatregelen zelf zou hebben uitgevoerd en
- indien een ander tegen marktconforme prijzen de maatregelen zou hebben uitgevoerd?
(c) zijn er voor het overige nog opmerkingen waarvan u het zinvol acht dat het hof daarvan kennis neemt?
6.10.
Het hof verzoekt de deskundige(n) de overeenkomst tussen partijen, de rapporten van [rapporteur 1] en [rapporteur 2] en de reactie van [geïntimeerde] (inclusief het advies van [adviseur] , conclusie van dupliek, 3.8, en het commentaar van [geïntimeerde] , memorie van antwoord, productie 20) bij de beantwoording van deze vragen te betrekken. Onder goed vakmanschap verstaat het hof het werk zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot dit zou hebben uitgevoerd in maart 2016. Het hof verzoekt de deskundige(n) verder rekening te houden met de stand van het werk in maart 2016: het werk was opgeleverd, maar [geïntimeerde] was nog bezig met werkzaamheden in het verlengde daarvan. Het hof wijst er ook op dat eventuele gebreken die zijn ontstaan door het tijdsverloop vanaf maart 2016 als zodanig mogen worden benoemd, maar niet bij de beantwoording van vraag (a) mogen worden betrokken.
9.5.
Het hof heeft hiermee tot uitdrukking willen brengen dat het onderzoek zoals [geïntimeerde] terecht opmerkt niet eenvoudig is. Het gaat – wat betreft het werk van [geïntimeerde] , eventuele gebreken/tekortkomingen en herstelwerkzaamheden – om de situatie in maart 2016. Dat was enige tijd geleden. In de tussentijd heeft onderzoek door derden plaatsgevonden. Dat neemt de noodzaak van onderzoek echter niet weg. [appellanten] heeft zijn stellingen voldoende gemotiveerd en bewijs daarvan aangeboden. Een onderzoek door een deskundige is de voor de hand liggende werkwijze, waarmee [appellanten] de gelegenheid voor bewijslevering zal hebben. Het hof zal, gelet op de opmerkingen van [geïntimeerde] , twee aanvullende vragen voorleggen aan de deskundige. Het hof zal bij de bewijswaardering alle relevante omstandigheden betrekken, zoals het tijdsverloop en eventuele interventies van derden (zoals onderzoekers) in de tussentijd.
9.6.
Het hof zal bij deze stand van zaken de volgende vragen aan de deskundige voorleggen:
( a) Heeft het tijdsverloop vanaf maart 2016 invloed gehad op de stand van het werk? Zo ja, in welke zin?
( b) Hebben gedragingen van derden (zoals voor onderzoek) invloed gehad op de stand van het werk? Zo ja, in welke zin?
( c) Beantwoordde het door [geïntimeerde] uitgevoerde werk aan eisen van goed vakmanschap in maart 2016, in het licht van de overeenkomst?
( d) Zo niet:
( i) welke gebreken of tekortkomingen waren er in maart 2016?
(ii) welke herstelmaatregelen waren nodig?
(iii) hoeveel zouden deze maatregelen naar verwachting hebben gekost:
- indien [geïntimeerde] de maatregelen zelf zou hebben uitgevoerd en
- indien een ander tegen marktconforme prijzen de maatregelen zou hebben uitgevoerd?
( e) Zijn er voor het overige nog opmerkingen waarvan u het zinvol acht dat het hof daarvan kennis neemt?
Het hof verzoekt de deskundige bij de beantwoording van deze vragen telkens
- de concrete waarnemingen of gegevens,
- specifieke kennis en ervaring en
- eventuele aannames of veronderstellingen
te omschrijven waarop hij zijn oordeel baseert, met – ingeval van aannames of veronderstellingen – een toelichting over de redenen voor die aannames of veronderstellingen.
9.7.
De voormelde omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van het hof, in aanvulling op het onderzoek, een comparitie ter plaatse. Het hof verzoekt de deskundige:
- zich eerst te verdiepen in de materie (het dossier) en ter plaatse te gaan kijken;
- vervolgens in overleg met partijen en de raadsheer-commissaris een afspraak te maken voor een comparitie ter plaatse, zodat de bevindingen en de visies van partijen daarover kunnen worden besproken.
Het hof verzoekt de deskundige aanwezig te zijn bij de comparitie.
9.8.
De beoordeling leidt tot de volgende conclusies. Het hof zal de heer B. Schot benoemen als deskundige ter beantwoording van de onder 9.6 hiervoor omschreven vragen. Het hof zal de kosten van de deskundige voorshands ten laste van [appellanten] brengen. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

10.De uitspraak

Het hof:
10.1.
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de in rechtsoverweging 9.6 van dit arrest geformuleerde vragen;
10.2.
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
B. Schot
[ingenieursbureau] Ingenieursbureau B.V.
[adres]
Postbus [postbus] , [postcode] [kantoorplaats]
tel. [telefoonnummer] ;
10.3.
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toezendt;
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
10.4.
bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek begint nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek –
en ten aanzien van het concept-rapport– partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het rapport van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het rapport tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren;
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed rapport, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het rapport aan de advocaten van partijen toe te zenden;
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijke, ondertekende rapport ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
10.5.
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van € 3.500,00 inclusief btw, tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
bepaalt dat [appellanten] genoemd voorschot zal voldoen na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
verzoekt de deskundige, indien zijn kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
10.6.
verzoekt de deskundige uitvoering te geven aan het hierboven onder 9.7. gestelde en gelast een comparitie tot het onder 9.7 omschreven doel;
10.7.
benoemt mr. Frakes tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier (het Bureau Deskundigen van dit hof) dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
10.8.. verwijst de zaak naar de rol van 26 mei 2020 in afwachting van het deskundigenrapport;
verstaat dat de zaak na ontvangst van het deskundigenrapport naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenrapport aan de zijde van [appellanten] ;
10.9.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, L.S. Frakes en G.J.S. Bouwens en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 28 januari 2020.
griffier rolraadsheer