ECLI:NL:GHSHE:2020:2509

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 juli 2020
Publicatiedatum
5 augustus 2020
Zaaknummer
20-003233-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de strafzaak wegens rijden onder invloed

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 5 juni 2018. De verdachte, geboren in 1985 en woonachtig te [adres verdachte], was aangeklaagd voor het rijden onder invloed van alcohol. De advocaat-generaal vorderde dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor vier maanden. Het hof heeft het beroep van de verdachte tegen het vonnis van de politierechter gegrond verklaard en het vonnis vernietigd. Het hof oordeelde dat de politierechter niet had voldaan aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 28 februari 2018 te Roermond als bestuurder van een personenauto heeft gereden met een alcoholgehalte van 420 microgram per liter uitgeademde lucht, wat hoger is dan de toegestane norm. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor vier maanden. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar heeft het verweer van de verdachte dat hij zijn rijbewijs nodig heeft verworpen, omdat de verkeersveiligheid zwaarder weegt.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003233-18
Uitspraak : 30 juli 2020
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 5 juni 2018 in de strafzaak met parketnummer 96-039962-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
wonende te [adres verdachte] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie weken met een proeftijd van twee jaren en tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vier maanden.
Van de zijde van de verdachte is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 februari 2018 te Roermond als bestuurder van een voertuig (personenauto) dit voertuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 420 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 februari 2018 te Roermond als bestuurder een personenauto heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 420 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (420 microgram).
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De politierechter heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie weken met een proeftijd van twee jaren en tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vier maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd aan de verdachte dezelfde straf en bijkomende straf, de ontzegging van de rijbevoegdheid, op te leggen als in eerste aanleg.
De verdediging heeft bepleit aan de verdachte geen bijkomende straf op te leggen en daartoe aangevoerd dat de recidive de bijkomende straf niet rechtvaardigt. Daarnaast heeft de verdachte gesteld dat hij een rijbewijs nodig heeft om naar zijn familie te gaan en later misschien ook naar zijn werk.
Het hof overweegt het volgende.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft als bestuurder van een personenauto over de weg gereden terwijl hij teveel alcohol gedronken had. Hij heeft daarmee zijn verantwoordelijkheid jegens zijn medeweggebruikers ernstig veronachtzaamd.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 30 april 2020, waaruit blijkt dat hij eerder voor verkeersdelicten door de Nederlandse strafrechter onherroepelijk veroordeeld is, in het bijzonder tweemaal voor rijden onder invloed;
  • zijn overige persoonlijke omstandigheden, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Met de politierechter en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie weken een passende en geboden straf is. Met oplegging van een voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Daarnaast zal het hof aan de verdachte de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen, niet alleen omdat de verdachte zich al herhaaldelijk heeft schuldig gemaakt aan verkeersdelicten zoals de verdediging stelt, maar ook ten behoeve van de verkeersveiligheid. Met de politierechter en de advocaat-generaal acht het hof een ontzegging voor de duur van vier maanden passend en geboden.
Het verweer van de verdachte, dat hij een rijbewijs nodig heeft, wordt door het hof verworpen. Het belang van de verkeersveiligheid weegt zwaarder dan het belang van de verdachte bij behoud van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen in het hieronder te bepalen tijdvak, de verdachte werd reeds eerder voor verkeersdelicten veroordeeld en het hof acht onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid noodzakelijk om de verdachte de onjuistheid van de bewezenverklaarde handelwijze te doen inzien.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
ontzegt de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Aldus gewezen door:
mr. A.C. Bosch, voorzitter,
mr. O.A.J.M. Lavrijssen en mr. M.J. Grapperhaus, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Martens, griffier,
en op 30 juli 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A.C. Bosch is buiten staat het arrest mede te ondertekenen