ECLI:NL:GHSHE:2020:2506

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 juli 2020
Publicatiedatum
5 augustus 2020
Zaaknummer
20-003704-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte is beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van 289 hennepplanten en medeplichtigheid aan de diefstal van elektriciteit door middel van verbreking. De feiten dateren van 24 januari 2018, toen in de woning van de verdachte een hennepkwekerij werd aangetroffen. De verdachte had haar woning ter beschikking gesteld voor de teelt van hennepplanten en was zich bewust van de illegale stroomafname. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij, Enexis Netbeheer B.V., tot schadevergoeding van € 1.617,25 toegewezen, omdat er voldoende verband was tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de geleden schade. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een taakstraf van 80 uur, subsidiair 40 dagen hechtenis. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij volledig toegewezen en de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schade.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003704-19
Uitspraak : 30 juli 2020
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 12 augustus 2019 in de strafzaak met parketnummer 02-087134-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte ter zake van – kort gezegd – het telen van hennep (feit 1 primair) en diefstal van stroom met verbreking (feit 2 primair) zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en tot een taakstraf voor de duur van 80 uur subsidiair 40 dagen hechtenis.
Verder heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Van de zijde van de verdachte is vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde onder feit 1 primair en feit 2 primair en subsidiair en is een straftoemetingsverweer gevoerd. Verder is verweer gevoerd tegen de vordering van de benadeelde partij.
De benadeelde partij heeft verzocht de vordering ten bedrage van € 1.617,25 toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 24 januari 2018 te Breda opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 289 planten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 24 januari 2018 te Breda met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, (in een pand aan
de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 289 planten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf verdachte op of omstreeks 24 januari 2018 te Breda, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de
teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
zij op of omstreeks 24 januari 2018 te Breda heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen in/uit een elektriciteitswerk een (grote) hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Enexis Netbeheer B.V, terwijl zij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder haar bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
één of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 24 januari 2018 te Breda met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een elektriciteitswerk heeft/hebben weggenomen een (grote) hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis Netbeheer B.V, in elk geval aan een ander of anderen dan aan die één of meer onbekend gebleven personen en/of verdachte, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte één of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 24 januari 2018 te Breda, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door het pand alwaar voornoemd elektriciteitswerk zich bevond voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak feit 2 primair
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Anders dan de advocaat-generaal en met de verdediging is het hof van oordeel dat op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende vastgesteld kan worden dat het verdachte is geweest die als pleger de illegale stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij heeft gerealiseerd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primair
zij op 24 januari 2018 te Breda opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan [adres 2] een hoeveelheid van 289 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2. subsidiair
één of meer onbekend gebleven personen op 24 januari 2018 te Breda met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een elektriciteitswerk heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Enexis Netbeheer B.V. en die hoeveelheid elektriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel verbreking, tot het plegen van welk misdrijf verdachte één of meer onbekend gebleven personen op 24 januari 2018 te Breda opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door het pand, alwaar voornoemd elektriciteitswerk zich bevond, voor de teelt van hennepplanten ter beschikking te stellen;
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
Algemeen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Verweer van de verdediging met betrekking tot feit 1 primair
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair ten laste gelegde en heeft daartoe gesteld dat de verdachte door derden, te weten ene [A] en ene [B] , benaderd is en aan hen haar zolderverdieping ter beschikking gesteld heeft, niet wetende dat zij daar een hennepkwekerij zouden inrichten. De verdachte heeft na verloop van tijd argwaan gekregen, maar heeft geen verder onderzoek gedaan, omdat ze niet wilde weten wat er gaande was. Bovendien kon de verdachte de zolder niet op, omdat de stok, waarmee de vlizotrap die toegang gaf tot de zolder naar beneden gehaald moest worden, stuk was. De gedragingen van de verdachte zijn niet als plegen te kwalificeren, aldus de verdediging.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting volgt dat er op 24 januari 2018 een in werking zijnde hennepkwekerij, compleet met assimilatielampen, koolstoffilters en een aan- en afzuiginstallatie, aangetroffen is op de zolder van de woning van de verdachte; dat de kwekerij al weken in werking was; dat de verdachte de woning huurde met ingang van
6 oktober 2017 en alleen met haar negenjarige zoon in de woning woonde; dat de kwekerij niet afgesloten was en te bereiken was vanuit de hal van de woning via een vlizotrap en een luik in het plafond.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat een huurder/bewoner van een woning geacht kan worden bekend te zijn met alles wat zich in die woning bevindt en daarover ook de beschikking heeft. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken, maar zo’n geval doet zich hier niet voor.
Het hof acht het door de verdachte geschetste alternatieve scenario, ter onderbouwing van haar stelling dat zij niet als pleger de hennepplanten aanwezig heeft gehad, niet aannemelijk geworden. Het bestaan van [A] en [B] , hun gestelde aanwezigheid in de woning en hun verantwoordelijkheid – met uitsluiting van de verdachte – voor de hennepkwekerij aldaar, kunnen op grond van het dossier niet worden vastgesteld. Ook door de verdachte zelf is geen concreet gegeven aangedragen dat hun bestaan onderbouwt, deze personen traceerbaar maakt en verificatie van haar versie van wat gebeurd is mogelijk maakt: de verdachte heeft aan de politie behalve de twee - veel voorkomende - voornamen slechts een prepaid nummer en een foutief nummer opgegeven.
Het kán niet anders dan dat de verdachte wist dat op haar inpandige zolder, slechts bereikbaar met een vlizotrap die in haar woning uitkwam, naast haar slaapkamer en die bij neerlaten de toegang van de woning blokkeerde, een hennepplantage was.
Bovendien blijkt uit het proces-verbaal van de verbalisanten die de hennepkwekerij hebben aangetroffen, anders dan de verdachte verklaart, dat de speciale stok waarmee de vlizotrap naar beneden gehaald kon worden, bruikbaar was, dus niet kapot was – zoals de verdachte heeft verklaard. De stelling van de verdachte dat zij de zolder waar de hennepkwekerij zich bevond niet op kon, acht het hof dus evenmin aannemelijk. De hennepplanten bevonden zich wel degelijk in de machtssfeer van de verdachte. Het verweer wordt verworpen.
Verweer van de verdediging met betrekking tot feit 2 subsidiair
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde en heeft daartoe gesteld dat de verdachte, op het moment dat zij de zolder en de sleutels van de toegangsdeur van het portiek, van haar woning en van de meterkast aan [B] en [A] ter beschikking stelde, niet wist dat [B] en [A] op zolder een hennepkwekerij zouden aanleggen en vanuit de meterkast illegaal stroom zouden afnemen.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
Het hof stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige als bedoeld in art. 48, aanhef en onder 1° of 2º Sr, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict).
Het hof heeft hiervoor vastgesteld dat de verdachte wist van de hennepplanten op haar inpandige zolder en dat zij daarover kon beschikken. Het hof kan voor het overige niet vaststellen wat de precieze relatie was van de verdachte tot de op haar inpandige zolder aangetroffen hennepplantage, bijvoorbeeld of zij zelf teelde, dan wel met anderen teelde of deed telen.
Evenmin kan het hof vaststellen dat de verdachte zelf de elektriciteit gestolen heeft door middel van verbreking, maar wel staat vast dát elektriciteit is gestolen en dat degene die dat gedaan heeft toegang moest hebben tot het pand waarin zich, behalve de woning van de verdachte, ook de meterkast bevond.
Het hof houdt de verdachte aan haar eigen verklaring dat zij aan anderen de sleutel van het pand waarin zich de elektriciteitsmeter bevond (en van de meterkast) ter beschikking heeft gesteld.
Het is een algemeen bekend gegeven dat henneptelers voor hun kwekerijen illegaal stroom afnemen. Wie, zoals de verdachte, dergelijke sleutels ter beschikking stelt aan bij een hennepkwekerij betrokkenen, wil bewust of aanvaardt tenminste bewust de aanmerkelijke kans dat ten behoeve van die kwekerij illegaal stroom wordt afgenomen.
Op grond hiervan is het hof van oordeel dat de verdachte zowel opzet heeft gehad op behulpzaam zijn/verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen als (voorwaardelijk) opzet op – kort gezegd – het wegnemen van elektriciteit.
Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan/tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich kort gezegd schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van 289 hennepplanten en aan medeplichtigheid aan/tot diefstal van elektriciteit door middel van verbreking.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de omstandigheid dat het in het onderhavige geval gaat om het telen van een hoeveelheid hennepplanten in een woning, hetgeen overlast en door het illegaal aftappen van stroom ook (brand)gevaar voor omwonenden oplevert;
  • het gegeven dat het bewezenverklaarde handelen van verdachte in relatie staat met de handel in softdrugs, welke handel (vaak) maatschappelijk onwenselijke effecten tot gevolg heeft;
  • de omstandigheid dat verdachte slechts heeft gehandeld met het oog op persoonlijk financieel gewin;
  • het feit dat illegaal stroom is afgenomen van de energieleverancier.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op:
  • het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 12 mei 2020, waaruit volgt dat de verdachte niet eerder ter zake van soortgelijke feiten door de Nederlandse strafrechter veroordeeld is;
  • de overige persoonlijke omstandigheden, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof acht een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken en een taakstraf voor de duur van tachtig uren subsidiair veertig dagen hechtenis een passende en geboden sanctie.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij Enexis Netbeheer B.V
De benadeelde partij Enexis Netbeheer B.V heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 1.617,25 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering valt uiteen in de volgende posten:
  • € 664,22 ruimte 1 aangetroffen (12.749 kWh x € 0,05210)
  • € 376,40 administratiekosten
  • € 234,00 uurtarief inspecteur (3 uur x € 78,00)
  • € 342,63 kosten netmeting (1 x € 342,63)
De politierechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen tot een totaalbedrag van € 1.617,25, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
De verdediging heeft de vordering ter terechtzitting in hoger beroep inhoudelijk betwist. De verdediging heeft, in navolging van de advocaat-generaal, gesteld dat alleen de elektriciteit die op de bewezenverklaarde dag weggenomen is voor vergoeding in aanmerking komt en niet ook de elektriciteit die in de daaraan voorafgaande periode weggenomen is.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
De benadeelde partij kan in het strafproces vergoeding vorderen van de schade die zij door een strafbaar feit heeft geleden indien tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de schade voldoende verband bestaat om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden.
Voor de beantwoording van de vraag of zodanig verband bestaat zijn de concrete omstandigheden van het geval bepalend.
In het onderhavige geval is ten laste van de verdachte kort gezegd bewezenverklaard dat zij medeplichtig is geweest aan het wegnemen van elektriciteit op 24 januari 2018 door op die dag haar huis ter beschikking te stellen.
Uit het dossier volgt: dat er op 24 januari 2018 in de woning van de verdachte een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen is met daarin 289 hennepplanten, die ongeveer 1 meter hoog waren; dat er ten behoeve van de kwekerij illegaal stroom werd afgenomen doordat vóór de meter in de meterkast een aftakking was geplaatst; dat op één van de gipsplaten waarmee een afscheidingswand in de kwekerij was gemaakt de fabricagedatum 23 november 2017 stond; dat de verdachte verklaard heeft twee maanden het bedrag te hebben ontvangen dat voor het ter beschikking stellen van de ruimte afgesproken was.
Deze feiten en omstandigheden maken het aannemelijk dat de kwekerij, die in de woning van de verdachte op 24 januari 2018 aangetroffen is, al weken in bedrijf was.
Gelet op deze feiten en omstandigheden is het hof, anders dan de advocaat-generaal en de verdediging, van oordeel dat er tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de schade, bestaande uit de over de gehele gestelde teeltperiode van 49 dagen weggenomen hoeveelheid elektriciteit, voldoende verband bestaat om te kunnen aannemen dat de benadeelde door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij Enexis Netbeheer B.V. als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en haar mededaders rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.617,25. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2018, zijnde het moment waarop de schade is geconstateerd, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte, die als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij. Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer Enexis Netbeheer B.V. is toegebracht tot een bedrag van € 1.617,25. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de schadevergoedingsmatregel op te leggen tot een bedrag van € 1.617,25, te vermeerderen met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 48, 49, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 primair en 2 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, Enexis Netbeheer B.V., ter zake van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 1.617,25 (duizend zeshonderdzeventien euro en vijfentwintig eurocent) als vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij, Enexis Netbeheer B.V., gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, genaamd Enexis Netbeheer B.V., ter zake van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.617,25 (duizend zeshonderdzeventien euro en vijfentwintig eurocent), bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 26 (zesentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. A.C. Bosch, voorzitter,
mr. O.A.J.M. Lavrijssen en mr. M.J. Grapperhaus, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Martens, griffier,
en op 30 juli 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A.C. Bosch is buiten staat het arrest mede te ondertekenen