ECLI:NL:GHSHE:2020:2440

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 juli 2020
Publicatiedatum
30 juli 2020
Zaaknummer
200.276.273_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van complexe scheidingen

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 6 februari 2020, waarbij hun minderjarige kind onder toezicht is gesteld van de Gecertificeerde Instelling (GI). De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. J.E. Kötter, verzoekt de beschikking te vernietigen, terwijl de Raad voor de Kinderbescherming en de GI de bestreden beschikking in stand willen laten. De ouders van de minderjarige, geboren in 2018, zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure en hebben gezamenlijk ouderlijk gezag. De moeder stelt dat de situatie tussen de ouders is verbeterd en dat er alternatieven in het vrijwillig kader mogelijk zijn, terwijl de raad en de vader de noodzaak van de ondertoezichtstelling benadrukken.

Tijdens de mondelinge behandeling op 9 juli 2020 zijn de moeder, de vader, de raad en de GI gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige, die voortduurt. De ouders zijn bereid om het traject 'Complexe Scheidingen' te volgen, maar het hof is van oordeel dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en benadrukt het belang van het traject voor de ouders en de minderjarige.

De beslissing van het hof houdt in dat de ondertoezichtstelling van de minderjarige voor de duur van een jaar wordt voortgezet, tot 6 februari 2021, om de ernstige ontwikkelingsbedreigingen af te wenden. De beschikking is gegeven door de rechters en uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 30 juli 2020
Zaaknummer : 200.276.273/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/01/354784 / JE RK 20-98
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.E. Kötter,
tegen
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Noord- en Zuidoost-Brabant,
locatie [locatie] ,
verweerder,
hierna te noemen: de raad.
Deze zaak gaat over: [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] .
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats] , locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, van 6 februari 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift van 24 maart 2020, met producties, ingekomen bij het hof op 25 maart 2020, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen ten aanzien van de ondertoezichtstelling, subsidiair te bepalen dat deze enkel zal gelden voor de maximale duur van zes maanden, meer specifiek van 6 februari 2020 tot 6 augustus 2020.
2.2.
Bij verweerschrift van 27 mei 2020, met producties, ingekomen bij het hof op 28 mei 2020, heeft de GI verzocht de bestreden beschikking in stand te laten.
2.3.
Bij verweerschrift van 29 mei 2020, ingekomen bij het hof op diezelfde datum, heeft de raad verzocht de bestreden beschikking in stand te laten.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 6 februari 2020,
ingekomen bij het hof op 6 mei 2020.
2.5.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 juli 2020. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] .

3.De beoordeling

3.1.
De moeder en de vader zijn de ouders van:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [minderjarige] ).
3.2.
[minderjarige] woont bij de moeder. De ouders hebben het gezamenlijk ouderlijk gezag over [minderjarige] . Tussen de ouders loopt een echtscheidingsprocedure bij de rechtbank.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 6 februari 2020 tot 6 februari 2021.
3.4.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
Zij voert – kort samengevat – het volgende aan. Er is niet voldaan aan de cumulatieve voorwaarden voor een ondertoezichtstelling. De situatie tussen de ouders is in positieve zin veranderd, en de ouders doorlopen een mediationtraject. De moeder heeft een meewerkende houding, zodat alternatieven in het vrijwillig kader toereikend zijn. Van belang daarbij is dat [minderjarige] geen kindsignalen vertoont en zich goed ontwikkelt.
3.5.
De raad voert – kort samengevat – het volgende aan. De voorgeschiedenis van de ouders is problematisch. Er is inmiddels sprake van een prille vooruitgang, nu de ouders de methode Complexe Scheidingen willen volgen en de contactregeling tussen de vader en [minderjarige] loopt. Tot voor kort waren deze stappen in het vrijwillig kader niet mogelijk en het is de vraag of de ouders het traject intrinsiek willen laten slagen. Gelet op de problematiek van de ouders verwacht de raad niet dat de ouders die in een vrijwillig kader kunnen oplossen.
3.6.
De vader voert – kort samengevat – het volgende aan. Hoewel de vader de situatie betreurt, is hij overtuigd van de noodzaak van de ondertoezichtstelling. Zonder de ondertoezichtstelling is de moeder niet in staat de contactregeling tussen [minderjarige] en de vader vorm te geven. De ouders komen er in onderling overleg niet uit en de overdrachtsmomenten verlopen nog steeds problematisch.
3.7.
De GI voert – kort samengevat – het volgende aan. De ouders gaan onder begeleiding van de GI de methode Complexe Scheidingen volgen met als doel een veilige opvoedomgeving voor [minderjarige] creëren, waarin de ouders op een neutrale manier afspraken met elkaar kunnen maken, zodat [minderjarige] zich goed kan ontwikkelen.
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het BW kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
3.8.2.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek en afweging overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke vereisten van artikel 1:255 BW. Het hof voegt hier het volgende aan toe.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling bij het hof naar voren is gebracht is gebleken dat er ten tijde van de bestreden beschikking sprake was van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] , en dat deze op dit moment nog steeds voortduurt. De standpunten van de ouders over en weer staan zeer haaks op elkaar en bevestigen de zorgen van de raad. Deze zorgen zijn gelegen in de emotieregulatie van de ouders, de hieruit voortvloeiende zorgwekkende onderlinge dynamiek en het onvoldoende kunnen inzien van het eigen aandeel hierin. Om het tij te kunnen keren heeft de GI aan de ouders voorgesteld het traject Complexe Scheidingen in te zetten. De ouders hebben zich hier recentelijk bereid toe verklaard. Tijdens dit traject zal door de GI met de ouders gewerkt gaan worden aan de emotieregulatie, eventuele onderliggende persoonlijke problematiek, en het opstellen van een ouderschapsplan. Het is naar het oordeel van het hof in het belang van [minderjarige] dringend noodzakelijk dat dit traject door de ouders wordt voortgezet en afgerond. Het hof ziet mede gelet op de verstandhouding tussen de ouders niet in hoe de ouders de reorganisatie van hun ouderschap onder de huidige omstandigheden in het vrijwillig kader vorm kunnen geven.
Het hof heeft de gerechtvaardigde verwachting dat de ouders binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van [minderjarige] aanvaardbaar te achten termijn in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen. Het hof acht gelet op hetgeen hiervoor is overwogen de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar, aldus tot 6 februari 2021, noodzakelijk om de ernstige ontwikkelingsbedreigingen af te wenden.
3.9.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking bekrachtigd dient te worden.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 6 februari 2020, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel. E.L. Schaafsma-Beversluis en
M.A. Ossentjuk en is op 30 juli 2020 door mr. C.N.M. Antens uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.