ECLI:NL:GHSHE:2020:2384

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 juli 2020
Publicatiedatum
24 juli 2020
Zaaknummer
20-002529-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke gevangenisstraf voor bedreiging met zware mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor bedreiging met zware mishandeling en had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem een gevangenisstraf van vier weken had opgelegd, waarvan twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast was er een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf.

Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep uitgevoerd en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het vonnis waarvan beroep heeft gevorderd. De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd ten aanzien van de straf en de strafmotivering, maar heeft de verdachte wel veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week met een proeftijd van twee jaren.

Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof rekening gehouden met de aard en ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke delicten en dat hij gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer heeft veroorzaakt. De verdachte is getrouwd, heeft twee kinderen en is op zoek naar werk.

Het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van zeven dagen niet omgezet naar een taakstraf, omdat dit niet passend werd geacht. De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 285 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002529-19
Uitspraak : 17 juli 2020
TEGENSPRAAK (art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 28 februari 2019, parketnummer 01-206136-18 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 01-845401-16, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De politierechter heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep ter zake ‘bedreiging met zware mishandeling’, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de politierechter de vordering tot tenuitvoerlegging van een bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant d.d. 14 november 2016 (parketnummer 01-845401-16) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 7 dagen toegewezen.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair, indien het hof komt tot een bewezenverklaring, heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, met uitzondering van de opgelegde straf en de strafmotivering.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard, temeer nu hij hiermee gevoelens van angst en onveiligheid bij [slachtoffer] heeft veroorzaakt.
Het hof houdt rekening met de inhoud van het de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 26 mei 2020, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van gelijksoortige delicten. De politierechter in de rechtbank Oost-Brabant heeft de verdachte bij vonnis van 14 november 2016 (parketnummer 01-845401-16) ter zake van bedreiging met verkrachting veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 dagen, waarvan 7 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij heeft het hof kennis genomen van de omstandigheden dat de verdachte op zoek is naar werk, getrouwd is, twee kinderen heeft en zijn partner een uitkering geniet.
Alles overziend acht het hof oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. Met oplegging van een voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
De raadsman heeft omzetting van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 7 dagen naar een taakstraf bepleit. Het hof acht dit echter, mede gelet op het feit dat die zaak ook een bedreiging betrof, niet passend en zal overeenkomstig de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van straf en de strafmotivering en doet in zoverre opnieuw recht.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week.

Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door:
mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter,
mr. F.P.E. Wiemans en mr. A.C. van der Schans, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.N. Schlüter, griffier,
en op 17 juli 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A.C. van der Schans is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.