ECLI:NL:GHSHE:2020:2360

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 juli 2020
Publicatiedatum
23 juli 2020
Zaaknummer
200.174.001_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling huwelijkse voorwaarden en belastingschulden in het kader van Braziliaans huwelijksvermogensrecht

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep inzake de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden en de vraag of belastingschulden van de man in de partiële gemeenschap vallen. De man, appellant, heeft in eerste aanleg een beschikking gekregen waarin werd bepaald dat er een deskundigenonderzoek zou plaatsvinden naar de toepasselijkheid van het Braziliaanse huwelijksvermogensrecht, specifiek het systeem van 'comunhão parcial de bens'. Het hof heeft deskundigen benoemd om te onderzoeken of de belastingschulden van de man, die voortvloeien uit aanslagen inkomstenbelasting over de jaren 2010, 2011 en 2012, in de partiële gemeenschap vallen.

Tijdens de procedure heeft het hof kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder brieven van de advocaten van beide partijen en een deskundigenbericht. De man stelt dat zijn belastingschulden in de partiële gemeenschap moeten worden betrokken, terwijl de vrouw betwist dat deze schulden in de gemeenschap vallen. Het hof heeft in eerdere tussenbeschikkingen al overwogen dat het inkomen van een echtgenoot naar Braziliaans recht als persoonlijk vermogen wordt beschouwd, maar dat dit inkomen wel moet bijdragen aan de kosten van de huishouding.

Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten verder te onderbouwen en heeft de beslissing aangehouden. De uiteindelijke beslissing van het hof zal afhangen van de beantwoording van de vragen over de besteding van het inkomen in de jaren 2010, 2011 en 2012, en of dit inkomen is aangewend voor de kosten van de huishouding of voor privédoeleinden. De beschikking is gegeven door de rechters M.J. van Laarhoven, P.P.M. van Reijsen en G.J. Vossestein en openbaar uitgesproken op 23 juli 2020.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 23 juli 2020
Zaaknummer: 200.174.001/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/182631 FA RK 13-1574
in de zaak in hoger beroep van:
[de man],
wonende te
[woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. W.C.G.J. Sterk,
tegen
[de vrouw],
wonende te
[woonplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M. Moszkowicz Jr.

9.De beschikking d.d. 16 januari 2020

Bij die beschikking heeft het hof bepaald dat een deskundigenonderzoek zal worden verricht naar de vraag of – uitgaande van het feit dat tussen partijen op grond van het Braziliaanse huwelijksvermogensrecht tussen hen het wettelijk systeem van “comunhão parcial de bens” van toepassing was – de schulden van de man wegens aanslagen IB over de jaren 2010, 2011 en 2012, in de partiële gemeenschap vallen. Het hof heeft (een) nader door het T.M.C. Asser Instituut aan te wijzen medewerker(s) tot deskundige(n) benoemd ter beantwoording van voornoemde vraag.

10.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- de brief met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 23 januari 2020;
- het deskundigenbericht d.d. 17 april 2020 met bijlagen A tot en met J.
- de brief van de advocaat van de vrouw d.d. 13 mei 2020;
- de brief van de advocaat van de man d.d. 15 mei 2020;
- de akte na deskundigenbericht van de advocaat van de man d.d. 2 juni 2020 met productie 81 en 82;
- de akte houdende uitlating deskundigenbericht van de advocaat van de vrouw d.d. 2 juni 2020 met producties 186 tot en met 188.

11.De verdere beoordeling

Belastingschulden
11.1.
Het hof heeft in de tussenbeschikking van 26 april 2018 overwogen:
“7.7.1. De man stelt zich op het standpunt dat ook zijn schulden aan de belastingdienst in verband met aanslagen IB over de jaren 2010, 2011 en 2012 in de partiële gemeenschap vallen en in de verdeling moeten worden betrokken.
In zijn akte na tussenbeschikking stelt hij dat het gaat om de volgende schulden:
- aanslag IB 2010: € 18.361,-
- aanslag IB 2011: € 18.828,-
- aanslag IB 2012:
€ 20.479,-
Totaal € 57.668,-
Het hof acht door de man voldoende aangetoond dat de voormelde schulden bestonden op de peildatum 24 juli 2013, dit gelet op de door hem overgelegde producties (…). Ná de peildatum is de omvang van de schulden toegenomen door rente en kosten, maar die aanvullende bedragen komen in ieder geval uitsluitend voor rekening van de man, aangezien die (extra) schulden van de man ná de peildatum zijn ontstaan.
7.7.2.
De man stelt dat hij de belastingschulden al in eerste aanleg aan de orde heeft gesteld, maar dat de rechtbank er ten onrechte geen rekening mee heeft gehouden.
Het hof stelt vast dat de man géén grief op dit punt heeft aangevoerd in zijn beroepschrift. Verder stelt het hof vast dat de vrouw niet ondubbelzinnig heeft toegestemd in deze nieuwe grief die pas bij gelegenheid van de mondelinge behandeling bij het hof naar voren is gebracht.
Ondanks dat is het hof van oordeel dat deze nieuwe grief in behandeling dient te worden genomen, dit gelet op de aard van het geschil, te weten de verdeling van een (partiële) gemeenschap. De goede procesorde is ermee gediend dat de verdeling van een gemeenschap in één procedure kan plaatsvinden en dat niet voor afzonderlijke vermogensbestanddelen afzonderlijke procedures moeten worden gevoerd. De vrouw is in de gelegenheid geweest om op de kwestie van de belastingschulden te reageren en zij heeft van die gelegenheid ook gebruik gemaakt. Zij heeft betwist dat de voormelde belastingschulden ingevolge het Braziliaanse recht in de partiële gemeenschap vallen.
7.7.3.
Het hof is hieromtrent van oordeel dat de in het geding gebrachte adviezen omtrent de inhoud van het Braziliaanse huwelijksvermogensrecht onvoldoende uitsluitsel geven. Vooralsnog is het hof van oordeel dat, nu uit die adviezen blijkt dat inkomsten uit arbeid niet in de partiële gemeenschap vallen, het voor de hand ligt dat dit ook geldt voor de over die inkomsten geheven inkomstenbelasting.
Alvorens op dit punt definitief te beslissen zal het hof aan het IJI in [plaats] ook de vraag voorleggen of – uitgaande van het feit dat tussen partijen op grond van het Braziliaanse huwelijksvermogensrecht tussen hen het wettelijk systeem van “comunhão parcial de bens” van toepassing was – de hier bedoelde schulden wegens aanslagen IB ten name van de man over de jaren 2010, 2011 en 2012, in de partiële gemeenschap vallen. (…)”
11.2.
Uiteindelijk is niet, zoals in rov. 7.7.3 van de tussenbeschikking van 26 april 2018 is overwogen, het IJI maar (een) nader door het T.M.C. Asser instituut aan te wijzen medewerker(s) benoemd tot deskundige(n).
11.3.
Het
T.M.C. Asser instituutheeft bij voornoemd deskundigenbericht van 17 april 2020 de hiervoor in rov. 9 weergegeven vraag beantwoord. De deskundige concludeert:
“Resumerend is het volgende beeld ontstaan. Het inkomen van een echtgenoot is naar Braziliaans recht persoonlijk vermogen. Het effect van die regel is bij een verdeling van het vermogen na echtscheiding echter betrekkelijk. Allereerst is de echtgenoot gehouden om met zijn inkomen bij te dragen aan de kosten van de huidhouding. Voorts worden goederen, in bredere zin vermogenswaarden, die worden aangeschaft tijdens het huwelijk, gemeenschappelijk eigendom. De belastingschuld die op het inkomen drukt dat voor dergelijke doeleinden is uitgegeven drukt op beide echtgenoten. Anders geldt voor inkomen dat is uitgegeven aan het in stand houden van zijn privé vermogen of dat aan diensten voor louter persoonlijk genot. Die uitgaven hebben besteding aan het huishouden belet en hebben ook de vorming van gezamenlijk vermogen belet. Hierdoor zou ook de over dat deel verschuldigde belasting niet op het gemeenschappelijke vermogen dienen te drukken. Deze in de praktijk lastige complicatie vloeit voort uit de eigenzinnigheid van het Braziliaanse recht, dat nu eenmaal niet zonder meer bepaalt dat inkomen van de echtgenoten direct in de gemeenschap valt. Het is eerst door de aanwending van het inkomen dat duidelijk wordt of dit is benut voor het huishouden (en daardoor zal zijn verteerd), aan het verkrijgen van vermogenswaarden, aan de kosten van het bezit van privé vermogen of aan vertering voor louter persoonlijk genot.”
11.4.
De
manbrengt in voornoemde akte na deskundigenbericht het volgende naar voren.
De man stelt dat zijn inkomen in de gezamenlijke huishouding is opgegaan zodat de aanslagen Inkomstenbelasting 2010, 2011 en 2012 in de beperkte gemeenschap vallen. Hij verwijst naar de als productie 81 en 82 overgelegde processtukken van de vrouw uit 2014 en 2015. De vrouw heeft altijd gesteld en voorgerekend dat partijen samen als gezin “enorme bedragen te vertimmeren” hadden. Zij telde daartoe hun beider individuele inkomen op. Die inkomens vormden tezamen het gezinsinkomen. De vrouw heeft gesteld dat partijen tijdens hun huwelijk in grote welstand hebben geleefd en dat die welstand betekent dat de vrouw mag verwachten na de scheiding in een even grote en vergelijkbare welstand te kunnen verder leven. Hiermee erkent de vrouw dat het inkomen van de man in het huishouden is gevloeid, want de vrouw ontleent hieraan de ‘huwelijkse staat’. De rechtbank en het hof hebben vervolgens met de aangeleverde inkomenscijfers gerekend aan de alimentatie.
11.5.
De
vrouwbrengt in voornoemde akte houdende uitlating deskundigenbericht het volgende naar voren.
De deskundige heeft met de opmerkingen van de advocaat van de vrouw (en haar Braziliaanse advocaat) zoals verwoord in de e-mail van 15 april 2020 aan de deskundige geen althans onvoldoende rekening gehouden, althans onjuiste conclusies getrokken. Volgens de vrouw is de deskundige geen expert gebleken in Braziliaans recht gelet op onder meer het commentaar van de Braziliaanse advocaat van de vrouw. Volgens (de Braziliaanse advocaat van) de vrouw gaat het er om of de vrouw voordeel heeft genoten van/uit de in geding zijnde belastingschulden/gelden, middels goederen of voordeel die zij heeft verkregen of die gemeenschappelijk eigendom zijn geworden. Uit onderzoek van het patroon van bijdragen door de man en van het gezinsinkomen blijkt dat de vrouw geen voordeel heeft genoten van/uit de betreffende belastingschulden/gelden.
Bij het gebruik van geld voor het in bezit houden van privévermogen of voor dienstverlening in de persoonlijke sfeer van de man moet worden gedacht aan alle vormen van dienstverlening in de persoonlijke sfeer en aan alle vormen van privégenot of eigen voordeel. De vrouw verwijst naar productie 188, waarin een (feitelijk) overzicht wordt gegeven van het verloop van zaken dat uiteindelijk heeft geleid tot de onderhavige belastingschulden en waaruit geconcludeerd kan worden dat die schulden alleen de man ten goede zijn gekomen nu deze door hem zijn gebruikt voor het in bezit houden van eigen privévermogen en/of diensten voor zijn eigen genot of gebruik, althans van vermogen en/of diensten die in geen enkel verband stonden met een (gezamenlijke) huishouding en/of een daarmee samenhangend bestaand uitgavenpatroon.
Vanaf in elk geval september 2009, toen de man alleen in het huis in Amerika is gaan wonen, is nagenoeg geen sprake meer van een gezamenlijke huishouding, laat staat dat de man de niet betaalde belastinggelden (volledig) ten behoeve van de gezamenlijke huishouding heeft aangewend.
De man heeft zich schuldig gemaakt aan belastingfraude althans belastingontduiking waaruit deze belastingaanslagen zijn voortgevloeid. Op enig moment heeft de man zijn salaris in Nederland van € 3.900,-- bruto per maand (dat hij overmaakte naar de gezamenlijke rekening in Nederland) verlaagd naar € 1.950,-- per maand en uiteindelijk naar nul. De man heeft dit niet gecommuniceerd met de Belastingdienst maar is gebruik blijven maken van de (volledige) hypotheekaftrek alsof hij nog zijn oorspronkelijke salaris verdiende waardoor hij een belastingvoordeel bleef genieten. En nadat de man eigenaar was geworden van de Nederlandse vennootschap verzuimde hij tevens om loonbelasting af te dragen. De vrouw was van dit alles niet op de hoogte. Het geld dat de man aldus bespaarde kwam zijn Amerikaanse rekening ten goede en/of de rekening van zijn Nederlandse vennootschap. De vrouw werd overal buiten gelaten. Tot de zakelijke en privérekeningen van de man in Nederland en Amerika had de vrouw geen toegang. De vrouw had geen eigen rekening. Haar inkomen kwam op de gezamenlijke rekening binnen en werd voor de kosten van de huishouding gebruikt terwijl de man bepaalde of en zo ja welk deel van zijn inkomsten werden overgemaakt naar de gezamenlijke rekening. Op de gezamenlijke rekening in Nederland werden steeds minder gelden door de man gestort en uiteindelijk zelfs niets meer waardoor de vrouw in financiële moeilijkheden kwam te verkeren.
De man heeft de belastingaangifte in Nederland over de jaren 2010, 2011 en 2012 (tegelijkertijd) pas in 2012 gedaan, nadat hij in 2012 de echtelijke woning in Nederland had verlaten en de echtscheiding had aangevraagd.
De met de belastingontduiking gemoeide gelden die niet ten goede zijn gekomen aan de gezamenlijke rekening van partijen in Nederland, heeft de man (vooral) in Amerika voor zichzelf aangewend.
11.6.
Het
hofoverweegt als volgt.
11.6.1.
Het hof stelt vast dat de man zich kan vinden in de conclusies van de deskundige.
. De vrouw heeft weliswaar gesteld dat het deskundigenbericht gebrekkig is, maar zij komt tot een (soortgelijke) conclusie te weten dat “het er om [gaat] of de vrouw voordeel heeft genoten van/uit de in geding zijnde belastingschulden/gelden, middels goederen of voordeel die zij heeft verkregen of die gemeenschappelijk eigendom zijn geworden.” Bovendien heeft zij aan haar bezwaren tegen het deskundigenbericht geen conclusies verbonden.
Het hof neemt gelet op het voorgaande de conclusies van de deskundige over en maakt deze tot de zijne.
Dat betekent dat het Braziliaanse recht zo moet worden uitgelegd dat inkomen van een echtgenoot naar Braziliaans recht persoonlijk vermogen is maar dat de echtgenoot gehouden is om met zijn inkomen bij te dragen aan de kosten van de huishouding en dat goederen (vermogenswaarden) die worden aangeschaft tijdens het huwelijk gemeenschappelijk eigendom zijn. Een belastingschuld die op het inkomen drukt dat voor dergelijke doeleinden is aangewend drukt op beide echtgenoten. Dat geldt niet voor inkomen dat is aangewend aan het in stand houden van privévermogen of aan diensten voor louter persoonlijk genot.
11.6.2.
Aldus is relevant hoe het inkomen waarop de belastingaanslagen 2010, 2011 en 2012 zien, is aangewend. Hoewel partijen in hun reacties op het deskundigenbericht al (kort) zijn ingegaan op de besteding van het inkomen in de jaren 2010, 2011 en 2012, ziet het hof aanleiding om partijen in de gelegenheid te stellen om, zoveel mogelijk met bescheiden onderbouwd, aan te geven wat het inkomen in 2010, 2011 en 2012 bedroeg en of dat inkomen is aangewend voor:
(1) de kosten van de huishouding en goederen (vermogenswaarden) die zijn aangeschaft tijdens het huwelijk of:
(2) uitgaven voor het in staand houden van privévermogen of aan diensten voor louter persoonlijk genot.
Partijen zullen vervolgens in de gelegenheid worden gesteld op elkaars reacties te reageren.
11.7.
Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.

12.De beslissing

Het hof:
stelt partijen in de gelegenheid om binnen 6 weken na heden zich uit te laten over de hiervoor in rov. 11.6.3 genoemde vragen;
stelt partijen vervolgens in de gelegenheid om binnen 4 weken daarna op elkaars reactie te reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.J. van Laarhoven, P.P.M. van Reijsen en G.J. Vossestein en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2020 door mr. P.P.M. van Reijsen in tegenwoordigheid van mr. L. Kramer, griffier.