ECLI:NL:GHSHE:2020:2346

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 juli 2020
Publicatiedatum
23 juli 2020
Zaaknummer
200.278.731_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van ondertoezichtstelling van minderjarigen in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 juli 2020, gaat het om de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], die respectievelijk geboren zijn in 2003 en 2006. De ouders van de kinderen, appellanten in deze zaak, hebben in hoger beroep verzocht om de eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant te vernietigen, die de ondertoezichtstelling van hun kinderen had uitgesproken. De rechtbank had de ondertoezichtstelling gerechtvaardigd geacht vanwege ernstige ontwikkelingsbedreigingen, waaronder huiselijk geweld en andere zorgen over de ontwikkeling van de kinderen. De ouders hebben echter betoogd dat er geen sprake was van huiselijk geweld en dat de kinderen goed functioneren in hun huidige situatie.

Tijdens de mondelinge behandeling op 3 juli 2020 zijn de ouders, de GI (Gecertificeerde Instelling) en de Raad voor de Kinderbescherming gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarigen in staat zijn om hun mening te uiten en dat zij dit ook hebben gedaan. Het hof heeft de ontwikkeling van de kinderen en de betrokkenheid van de ouders bij de hulpverlening in overweging genomen. Het hof concludeert dat de ondertoezichtstelling voor [minderjarige 1] niet langer gerechtvaardigd is, gezien haar positieve ontwikkeling en de afwezigheid van hulpverlening. Voor [minderjarige 2] is de ondertoezichtstelling echter nog noodzakelijk, gezien haar recente start met EMDR-therapie en de zorgen die nog bestaan over haar ontwikkeling.

Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd voor [minderjarige 2] en vernietigd voor [minderjarige 1], waarbij de ondertoezichtstelling voor laatstgenoemde met ingang van 23 juli 2020 wordt beëindigd. Voor [minderjarige 2] blijft de ondertoezichtstelling van kracht tot 15 november 2020, zodat de voortgang van de hulpverlening kan worden gemonitord.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 23 juli 2020
Zaaknummer : 200.278.731/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/02/371278 / JE RK 20-750
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder] ,
en
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
hierna te noemen: de ouders,
advocaat: mr. H. van Asselt,
tegen
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie] ,
verweerder,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
- Stichting Jeugdbescherming Brabant, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling).
Deze zaak gaat over:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (Breda) van 15 mei 2020, zoals hersteld bij beschikking van 27 mei 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 26 mei 2020, hebben de ouders verzocht voormelde beschikking (naar het hof begrijpt)
gedeeltelijkte vernietigen voor zover het de ondertoezichtstelling van de minderjaren [minderjarige 1] en [minderjarige 2] betreft, en opnieuw rechtdoende, het verzoek tot ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] af te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 18 juni 2020, heeft de GI verzocht het hoger beroep van de ouders af te wijzen en de bestreden beschikking in stand te laten.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 juli 2020. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de ouders, bijgestaan door hun advocaat;
  • de GI, vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger van de GI] ;
  • de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Zij hebben hiervan gebruik gemaakt en hebben voorafgaand aan de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen en de GI afzonderlijk van elkaar een gesprek gevoerd met de voorzitter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van deze gesprekken zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 28 april 2020;
  • het V-formulier van 29 juni 2020 van de advocaat van de ouders met bijlagen;
  • het faxbericht van 1 juli 2020 van de GI met één bijlage (plan van aanpak).

3.De beoordeling

3.1.
Uit de relatie van de ouders zijn geboren:
  • [minderjarige 1] (hierna:
  • [minderjarige 2] (hierna
De ouders hebben gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Voor de volledigheid merkt het hof op dat de ouders ook een thuiswonende zoon hebben, genaamd
[minderjarige 3]van 15 jaar oud.
3.2.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, zoals hersteld op 27 mei 2020, heeft de rechtbank [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 15 mei 2020 tot 15 november 2020.
3.3.
De ouders kunnen zich met de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet verenigen en zij zijn daarvan in hoger beroep gekomen. In hun beroepschrift zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep voeren ze, kort samengevat, het volgende aan.
Er is geen sprake geweest van huiselijk geweld. Dit wordt ten onrechte gebruikt als argument voor de ondertoezichtstelling. Uit de rapportage van GOM (toevoeging hof: gezinsbegeleiding op maat) van 2 april 2020 blijkt dat IAG (toevoeging hof: intensieve ambulante gezinsbegeleiding) welkom was bij de ouders, dat de ouders afspraken nakwamen en dat ze openstonden voor tips en adviezen. [minderjarige 1] werd erg gepest op haar 14e en dat heeft geleid tot een zelfmoordpoging. [minderjarige 1] heeft dit achter zich gelaten en zij praat nu met haar moeder als haar iets dwars zit. Zolang [minderjarige 1] dat blijft doen, maken de ouders zich geen zorgen over haar. De paardentherapie is niet doorgegaan. [minderjarige 1] wilde dit niet en de ouders willen haar er niet mee belasten. Zij willen dat [minderjarige 1] zich thuis veilig voelt. [minderjarige 1] is geslaagd voor haar schoolexamen, heeft een goed contact met haar leraren en gaat na de zomer een opleiding volgen; zij blijft dan thuis wonen. Ze heeft vrienden en het gaat haar goed.
[minderjarige 2] is over naar het volgende schooljaar. [minderjarige 2] is vorig jaar het slachtoffer geworden van een zedendelict. Daarna heeft ze zichzelf een tijd gesneden, maar dat doet zij niet meer. [minderjarige 2] krijgt nu hulp van een psycholoog, die haar gaat helpen met het ontwikkelen van haar eigenheid en persoonlijkheid. [minderjarige 2] krijgt EMDR.
In het verleden hebben de ouders zelf om MST gevraagd. De ouders zijn akkoord met een nieuw op te starten MST traject dat wordt ingezet vanwege [minderjarige 3] , ook als dit betekent dat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] hierbij betrokken worden. Medio juli is de intake bij de ouders thuis. De ouders zijn heel betrokken bij de kinderen. De vader laat het merken als hij het ergens niet mee eens is. Als de vader bijvoorbeeld geen klik voelt met de MST-medewerker, mogen ze van hem meteen een andere medewerker sturen. Als de ouders het nut van de hulpverlening inzien, blijven zij meewerken: als ze ergens aan beginnen, maken ze het ook af. Als de huidige gezinsvoogd, meneer [vertegenwoordiger van de GI] , zegt dat de vader moet meewerken, zal hij dat doen: van hem neemt hij dingen aan.
Gelet op de bereidheid van de ouders om mee te werken aan de hulpverlening en omdat de grootste zorg bestond rondom [minderjarige 3] , heeft de rechtbank ten onrechte aangenomen dat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] thans nog ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd dat daardoor een ondertoezichtstelling nodig is.
3.4.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling, kort gezegd, het volgende verweer gevoerd.
De ondertoezichtstelling is niet aangevraagd omdat de vader agressief was en ook niet vanwege de problemen rondom [minderjarige 3] . De raad had al langer zorgen over de kinderen. De aanleiding van het verzoek tot ondertoezichtstelling, was een opeenstapeling van meerdere zorgen. De ontwikkeling van de kinderen verliep een lange tijd (net) ‘goed genoeg’, maar op enig moment niet meer. Nu is er sprake van een positieve ontwikkeling. Het is mooi dat de ouders een doorstart hebben gemaakt met de GI. Dat is ook de kracht van dit gezin. Deze ouders kunnen goed dingen oppikken, maar soms wordt het ineens teveel. De zorgen van de raad zijn nog niet helemaal weggenomen. De ouders hebben drie kinderen in de puberleeftijd die een beroep doen op de gezagsuitoefening van hun ouders. De raad vreest dat de ouders overvraagd worden als er bijvoorbeeld iets gebeurt in de vakanties. De vier maanden ondertoezichtstelling die nog resteren, zijn net genoeg. Deze ouders zijn heel gevoelig voor wie ze tegenover zich hebben. De bemiddelende rol van de GI is helpend om de hulp te laten matchen met de ouders. Het is positief dat MST start en dat het hele gezin meegenomen wordt. De raad hoopt dat het gezin een medewerker treft die de vinger op de zere plek legt voor alle kinderen en de ouders. De meerwaarde van de ondertoezichtstelling is dat de gezinsvoogd zich kan uitspreken over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Als de hulpverlening eenmaal loopt en in september / oktober blijkt dat alles op dit rit is, dan kan de GI de ondertoezichtstelling eerder beëindigen.
3.5.
De GI voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep, kort samengevat, het volgende aan.
MST zal worden ingezet door de Viersprong. De ouders moeten hun opvoedvaardigheden opkrikken en het gezag terugpakken. MST is gericht op de ouders, maar de kinderen kunnen hierin meegenomen worden. De samenwerking tussen de ouders en de GI is over het algemeen goed; zij zijn het erover eens dat ze het soms oneens zijn. Belangrijk is dat de ouders worden meegenomen in de in te zetten hulp.
Voor [minderjarige 1] is de ondertoezichtstelling, mede gelet op haar leeftijd, niet meer nodig. Zij heeft hard gewerkt om haar diploma te halen en zij heeft haar leven aardig op de rit.
[minderjarige 2] is een ander verhaal. De ondertoezichtstelling voor [minderjarige 2] is nog nodig om een stukje regie te behouden op de hulpverlening voor haar. Zij is een week geleden gestart op een nieuwe school (speciaal onderwijs) en de EMDR-therapie is nog maar net begonnen. De GI wil graag de ondertoezichtstelling handhaven tot 15 november 2020. Dan kan worden gemonitord hoe de hulpverlening na de zomervakantie verder gaat. De ingezette hulp wordt gegeven door meerdere mensen die niet allemaal even makkelijk bereikbaar zijn. De GI vindt het verder belangrijk dat de ouders goed contact krijgen met de school; dat moet nog worden opgestart. Het is niet de bedoeling van de GI om de ouders onder een vergrootglas te leggen.
Het hof overweegt het volgende.
3.6.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.

Periode tot 23 juli 2020 voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2]
3.6.2.
Voor het instellen van een ondertoezichtstelling is het nodig dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. Het hof ziet in het dossier voldoende aanknopingspunten waaruit blijkt dat hiervan ten tijde van het uitspreken van de ondertoezichtstelling sprake was. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kampten met heftige individuele problematiek. [minderjarige 1] werd erg gepest, had een zelfmoordpoging gedaan en had weinig zelfvertrouwen. [minderjarige 2] was slachtoffer geworden van een zedendelict en sneed zichzelf. Het onderwijs van [minderjarige 2] was ook een probleem. [minderjarige 2] is aangewezen op speciaal onderwijs, maar dit traject werd vertraagd door de houding van de ouders. Het staat vast dat het toen niet goed ging met de kinderen en de raad maakte zich terecht zorgen. De ontwikkelingsbedreiging was dermate ernstig dat dit het instellen van een ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op dat moment rechtvaardigde.

Periode met ingang van 23 juli 2020 voor[minderjarige 1]
3.6.3.
Het hof acht de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] weliswaar voor het verleden gerechtvaardigd, maar acht met ingang van heden niet langer een ernstige ontwikkelingsbedreiging aanwezig. [minderjarige 1] heeft het hof verteld dat het goed met haar gaat en dat zij geen hulpverlening heeft. Ze is geslaagd voor haar schoolexamen en begint na de zomervakantie met haar vervolgopleiding verpleegkundige bij Vitalis in [plaats] . [minderjarige 1] vindt het nog steeds moeilijk om te praten over haar zelfmoordpoging, maar ze is er niet meer dagelijks mee bezig. [minderjarige 1] vindt het thuis fijn en zij ervaart veel steun van haar vriend en ouders. Het hof constateert dat de GI nu geen hulpverlening voor [minderjarige 1] heeft ingezet en dit ook niet meer van plan is. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat het MST-traject weliswaar wordt ingezet voor de ouders binnen de ondertoezichtstelling van [minderjarige 3] , maar de ouders hebben toegezegd om mee te werken als MST de hulp wil uitbreiden naar [minderjarige 1] (en [minderjarige 2] ). De ouders zullen dan in overleg gaan met de Viersprong en de GI. Het hof vertrouwt erop dat de ouders dit ook zullen doen als er geen ondertoezichtstelling voor [minderjarige 1] meer is. Het hof is met de GI van oordeel dat er inmiddels geen zorgen meer zijn die een ondertoezichtstelling rechtvaardigen.

Periode met ingang van 23 juli 2020 voor[minderjarige 2]
3.6.4.
heeft het hof verteld dat het goed met haar gaat. Ze gaat nu naar school en ze heeft daar een vaste begeleider met wie ze praat. [minderjarige 2] is begonnen met EMDR-therapie. Ze vindt het thuis erg fijn en ze praat graag met [minderjarige 1] . Hoewel er zonder meer stappen in de goede richting zijn gezet (passend onderwijs en therapie), zijn de zorgen over [minderjarige 2] nog niet helemaal geweken. Zoals eerder overwogen, heeft [minderjarige 2] heftige dingen meegemaakt. Zij moet dit nog verwerken en de EMDR-therapie is nog maar net begonnen. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de ouders van goede wil zijn, maar dat de vader soms moeite kan hebben om de hulpverlening toe te laten als hij geen klik voelt. De vader (maar ook de moeder) heeft een goede band opgebouwd met de heer [vertegenwoordiger van de GI] , de huidige gezinsvoogd. Betrokkenheid van de GI acht het hof noodzakelijk om de voortgang van de ingezette hulpverlening (EMDR voor [minderjarige 2] , maar ook het MST-traject voor het hele gezin) te waarborgen en om te bemiddelen dat de samenwerkingsrelatie tussen de ouders en de hulpverlening tot stand komt en goed blijft. Hierbij dient er ook aandacht van de GI te zijn voor het contact tussen de ouders en de nieuwe school van [minderjarige 2] , dat na aanvang van het nieuwe schooljaar nog op gang moet worden gebracht. Het hof acht het noodzakelijk dat de resterende tijd van de ondertoezichtstelling voor [minderjarige 2] wordt benut waarbij alle benodigde hulp wordt afgestemd en gecoördineerd door de GI.
Conclusie
3.6.5.
Voor [minderjarige 1] betekent dit dat de ondertoezichtstelling van kracht blijft tot 23 juli 2020 en wordt beëindigd met ingang van 23 juli 2020 (de dag waarop deze beschikking wordt gegeven). Voor [minderjarige 2] blijft de ondertoezichtstelling volledig van kracht tot 15 november 2020.
3.6.6.
Beslist wordt als volgt.

4.De beslissing

Het hof:
ten aanzien van de minderjarige
[minderjarige 1](geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] ):
  • bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover de daarin uitgesproken ondertoezichtstelling ziet op de periode
  • vernietigt de bestreden beschikking voor zover de daarin uitgesproken ondertoezichtstelling zich uitstrekt over de periode
  • wijst alsnog af het verzoek van de raad voor zover de daarin uitgesproken ondertoezichtstelling zich uitstrekt over de periode
ten aanzien van de minderjarige
[minderjarige 2](geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ):
- bekrachtigt de bestreden beschikking;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, C.N.M. Antens en H.M.A.W. Erven en is op 23 juli 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van mr. D. van der Horst, griffier.