In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de bekrachtiging van een machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarige kinderen, geboren in respectievelijk 2008, 2010 en 2012. De ouders, appellanten in deze zaak, hebben in hoger beroep verzocht om de eerdere beschikking van de rechtbank Limburg te vernietigen, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing was verleend. De ouders stellen dat zij voldoende zorg voor de kinderen bieden en dat de zorgen van de gecertificeerde instelling (GI) ongegrond zijn. De GI, Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, heeft echter aangegeven dat de ouders niet of onvoldoende meewerken aan de hulpverlening en dat de kinderen in een zorgelijke situatie verkeren.
Tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat de kinderen sinds 23 mei 2019 onder toezicht staan van de GI en dat er sprake is van verwaarlozing, onderstimulatie en ontwikkelingsachterstanden. De ouders hebben de GI geblokkeerd in hun pogingen om in contact te komen en hebben geen adequate informatie verstrekt over de situatie van de kinderen. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn gebleken om een veilig en gezond opvoedingsklimaat te bieden. De zorgen over de ontwikkeling van de kinderen zijn door de GI uitgebreid toegelicht, en het hof heeft geconcludeerd dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de kinderen.
Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd en het verzoek van de ouders afgewezen. De uitspraak is gedaan op 23 juli 2020 door de rechters C.N.M. Antens, E.M.C. Dumoulin en H.M.A.W. Erven, in aanwezigheid van griffier D. van der Horst.