In deze zaak gaat het om de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, geboren uit het ontbonden huwelijk van de moeder en de vader. De kinderen staan sinds 20 augustus 2018 onder toezicht van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI). De rechtbank heeft op 13 maart 2020 de GI gemachtigd om de kinderen uit huis te plaatsen tot uiterlijk 20 augustus 2020. De moeder en de stiefvader zijn in hoger beroep gegaan tegen deze beschikking, omdat zij van mening zijn dat de uithuisplaatsing niet noodzakelijk is en zij een veilige thuissituatie kunnen bieden.
Tijdens de mondelinge behandeling op 14 juli 2020 hebben de moeder, de stiefvader en de GI hun standpunten toegelicht. De moeder en de stiefvader hebben aangegeven dat zij openstaan voor hulpverlening en dat er positieve resultaten zijn geboekt met de Multi Systeem Therapie (MST). De GI daarentegen heeft betoogd dat de ouders niet in staat zijn om hun opvoedingsmethoden blijvend te veranderen en dat de thuissituatie instabiel blijft. De vader heeft ook zijn zorgen geuit over de situatie en pleit voor handhaving van de uithuisplaatsing.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen gewogen en is tot de conclusie gekomen dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk blijft in het belang van de kinderen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, omdat de ouders onvoldoende leerbaar zijn gebleken en er nog steeds zorgen zijn over de opvoedvaardigheden en de thuissituatie.