ECLI:NL:GHSHE:2020:2316

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 juli 2020
Publicatiedatum
22 juli 2020
Zaaknummer
20-003792-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal en heling na hoger beroep tegen vonnis politierechter

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren voor schuldheling, maar heeft hoger beroep ingesteld. De zaak betreft de diefstal van een Mercedes, die op 12 juni 2018 uit de woning van de aangeefster is weggenomen. De verdachte ontkent betrokkenheid bij de diefstal en heeft een alternatieve verklaring gegeven over zijn aanwezigheid in de gestolen auto. Het hof heeft het dossier bestudeerd, inclusief de vordering van de advocaat-generaal, die een veroordeling voor opzetheling vroeg. De verdediging heeft vrijspraak bepleit en zich, voor het geval van een bewezenverklaring, geschaard achter de strafoplegging door de politierechter.

Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte betrokken was bij de diefstal van de auto. De verklaring van de verdachte, dat hij de auto van een andere persoon naar huis heeft gebracht zonder te weten dat deze gestolen was, werd ondersteund door de verklaring van zijn stiefvader. Het hof concludeert dat de verdachte niet wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto van diefstal afkomstig was. Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van zowel de primair als subsidiair tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003792-18
Uitspraak : 6 juli 2020
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, van 30 november 2018 in de strafzaak met parketnummer 03-199577-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans uit anderen hoofde verblijvende in [huis van bewaring] .
Hoger beroep
De politierechter heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep ter zake van ‘schuldheling’, veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de opzetheling bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair, indien het hof komt tot een bewezenverklaring, heeft de verdediging zich ten aanzien van de straf geschaard achter de strafoplegging door de politierechter.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 10 juni 2018 tot en met 21 juni 2018 te Geleen, gemeente Sittard Geleen en/of Elsloo, gemeente Stein, althans in Nederland, een personenauto (gekentekend [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangeefster] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door onbevoegd gebruik te maken van een (bijbehorende) autosleutel;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 10 juni 2018 tot en met 21 juni 2018 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen en/of Elsloo, gemeente Stein, althans in Nederland, een goed te weten een personenauto (gekentekend [kenteken] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof leidt uit het dossier de volgende feiten en omstandigheden af.
Aangeefster [aangeefster] heeft verklaard dat er in de periode van 12 juni 2018 tot en met 13 juni 2018 in haar woning aan de [adres aangeefster] was ingebroken. Haar Mercedes, gekentekend [kenteken] , is hierbij weggenomen. De sleutels van de personenauto lagen in de woning. In het proces-verbaal wordt opgemerkt dat de modus operandi doet denken aan betrokkenheid van een persoon genaamd [persoon 1] , die in [ plaats 1] zou verblijven. Op 15 juni 2018 werd de personenauto aangetroffen in een parkeervak aan [ straat 1] , op loopafstand van de verblijfplaats van [persoon 1] . Na het aantreffen van de personenauto werd deze voorzien van een technisch hulpmiddel. Op 16 juni 2018 kwam de personenauto in beweging en reed in een directe route naar het [straat 2] . Na deze datum is de personenauto niet meer in beweging gekomen en werd de personenauto veiliggesteld. Vervolgens is een sporenonderzoek aan de personenauto verricht. Het stuur werd onder andere bemonsterd op de mogelijke aanwezigheid van DNA celmateriaal van de onrechtmatige gebruiker(s). Uit het onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut bleek dat op het stuur een mengprofiel van minimaal twee personen zat. Hierbij werd het DNA-hoofdprofiel van de aangeefster [aangeefster] en de DNA-nevenkenmerken van de verdachte aangetroffen.
De verdachte is op 8 en 9 oktober 2018 gehoord. Hij heeft verklaard niets te weten over zowel de woninginbraak als de gestolen personenauto. Op 23 december 2019 is de verdachte ter terechtzitting van dit hof met een verklaring gekomen voor de aanwezigheid van zijn DNA op het stuur van de auto. De verdachte heeft een alternatief scenario geschetst. Hij heeft verklaard dat hij in de nachtwinkel in Geleen [persoon 2] tegenkwam. [persoon 2] was zodanig onder invloed van alcohol dat de verdachte besloot om [persoon 2] naar huis te brengen. De verdachte is in de auto van [persoon 2] gestapt en heeft hem weggebracht naar een flat in [plaats 2] . De stiefvader van de verdachte heeft hem daar later opgehaald.
De stiefvader, [stiefvader] , is ter terechtzitting van 23 december 2019 gehoord. Hij heeft verklaard dat hij samen met de verdachte in de auto zat, toen verdachte even naar de nachtwinkel wilde gaan. De verdachte wilde iemand naar huis brengen en [stiefvader] is achter hem aangereden. De verdachte heeft de persoon afgezet bij een flat aan [straat 4] en is vervolgens bij [stiefvader] in de auto gestapt.
Blijkens de SKDB-registratie van 5 februari 2020 is [persoon 2] op 2 september 2019 overleden, zodat deze niet meer als getuige kon worden gehoord. Voorts blijkt uit nader onderzoek van verbalisant [verbalisant] d.d. 28 januari 2020 dat [persoon 2] vanaf 19 december 2017 niet meer op de [straat 4] woonde en dat er geen DNA van [persoon 2] in de gestolen personenauto is aangetroffen.
Het hof ziet zich in de eerste plaats voor de vraag gesteld of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde diefstal.
In dit kader overweegt het hof dat het met de advocaat-generaal en de verdediging van oordeel is dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat de verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van de auto. Het hof is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Voor een veroordeling op grond van de subsidiair tenlastegelegde heling is vereist dat de verdachte ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van het goed wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Naar het oordeel van het hof staat vast dat de verdachte in de gestolen auto heeft gezeten en het stuur heeft vastgehad. Dit geeft een indicatie van heling van de gestolen auto. De verdachte verklaart echter dat hij [persoon 2] in de gestolen auto naar huis heeft gebracht, zonder geweten te hebben dat de auto gestolen was. De verklaring van de verdachte vindt steun in de verklaring van [stiefvader] . Hoewel [stiefvader] heeft verklaard dat het kort na zijn trouwdatum zou zijn geweest dat verdachte [persoon 2] heeft weggebracht en is gebleken dat de door [stiefvader] genoemde trouwdatum niet geheel juist is, ziet het hof daarin onvoldoende aanleiding om die verklaring als leugenachtig geheel terzijde te stellen.
Het hof kan uit hetgeen uit het onderzoek naar voren is gekomen niet zonder meer afleiden dat de verdachte een evident leugenachtige verklaring heeft afgelegd om de waarheid te bemantelen. De omstandigheid dat getuige [persoon 2] niet gehoord kan worden om de alternatieve verklaring van verdachte te verifiëren, nu hij overleden is op 2 september 2019, een tijdstip voordat verdachte hem noemde als mogelijke getuige, is onvoldoende om de verklaring van verdachte als evident leugenachtig aan te merken. Hetzelfde geldt voor de vaststelling dat [persoon 2] in juni 2018 niet meer woonachtig was op de [straat 4] en het gegeven dat er geen DNA van [persoon 2] in de gestolen personenauto is aangetroffen. Het hof komt aldus tot de conclusie dat de alternatieve verklaring die de verdachte heeft gegeven niet is aan te merken als een evident leugenachtige verklaring om de waarheid te bemantelen en niet zonder meer als hoogst onwaarschijnlijk terzijde kan worden geschoven.
Naar aanleiding van het voorstaande is het hof niet tot de overtuiging gekomen dat de verdachte ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van de personenauto wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van diefstal afkomstig was. Het hof zal daarom verdachte ook vrijspreken van het subsidiair tenlastegelegde feit.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door:
mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans, voorzitter,
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven en mr. N. van der Laan, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.N. Schlúter, griffier,
en op 6 juli 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans is buiten staat het arrest te ondertekenen.