ECLI:NL:GHSHE:2020:2308

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 juli 2020
Publicatiedatum
22 juli 2020
Zaaknummer
20-002267-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de strafzaak van diefstal met braak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 16 juli 2019. De verdachte, geboren in 1984 zonder bekende woon- of verblijfplaats, was veroordeeld voor diefstal waarbij hij het weg te nemen goed onder zijn bereik had gebracht door middel van braak. De politierechter had de verdachte een geldboete van €600,00 opgelegd, subsidiair 12 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd, en van de verdediging, die vrijspraak heeft bepleit. Het hof heeft de bewijsmiddelen en de bewijsoverwegingen van het vonnis waarvan beroep aangevuld. Het hof oordeelt dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, gebaseerd op de getuigenverklaringen en de camerabeelden die de verdachte in de nabijheid van de gestolen fiets tonen. De verdachte heeft geen aannemelijke verklaring gegeven die de redengevendheid van het bewijs ontzenuwt.

Het hof heeft de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd en is tot de conclusie gekomen dat het bewijs voldoende is om de verdachte schuldig te verklaren aan de diefstal. Het hof bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van de aangevoerde argumenten en de aanvullingen op de bewijsmiddelen en -overwegingen. De uitspraak is gedaan op 15 juli 2020 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002267-19
Uitspraak : 15 juli 2020
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 16 juli 2019 in de strafzaak met parketnummer 03-075451-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
Bij het vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak (feit 1 primair) en diefstal (feit 2) veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 600,00 euro subsidiair 12 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep bevestigt.
Van de zijde van de verdachte is vrijspraak bepleit ter zake van het tenlastegelegde onder feit 1 primair en subsidiair en feit 2.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis, met aanvulling van de bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen.
Aanvulling van de bewijsmiddelen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot het bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
In de bewijsmiddelen wordt telkens verwezen naar pagina’s van het doorgenummerde
dossier van de politie eenheid Limburg met kenmerk PL2411-2019048790 en
PL2411-2019040649, gesloten d.d. 4 april 2019, pagina 1-40.
Alle hieronder genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en de voor het bewijs gebezigde inhoud daarvan is telkens zakelijk weergegeven.
het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 maart 2019, pagina 17 tot en met 24 van het politiedossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :Op zondag 31 maart 2019 omstreeks 00:15 uur waren wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , in dienst van politie Limburg en belast met het toezicht houden in het uitgaansgebied van Maastricht.
Melding:
Op voornoemde dag, datum en tijd waren wij, verbalisanten, doende met onze surveillance en bevonden ons op de Sint Maartenslaan gelegen binnen de gemeente Maastricht.
Wij, verbalisanten, hoorden portofonisch de melding dat een getuige achter 2 personen aanreed die zojuist een fietsendiefstal hadden gepleegd. Deze getuige bevond zich op de locatie Lage Barakken welke direct gelegen is nabij de Sint Maartenslaan.
Wij, verbalisanten, begaven ons terstond naar de Lage Barakken.
Wij, verbalisanten, vernamen portofonisch dat 1 van de verdachten gekleed was in een zwarte jas voorzien van bontkraag en dat de andere verdachte een grijs vest droeg. Op dat moment reden wij, verbalisanten, op de locatie Lage Barakken en zagen dat ons 2 manspersonen naderde, beide op een fiets, welke volledig aan het opgegeven signalement voldeden.
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , stapte uit het dienstvoertuig en hield de verdachte welke de zwarte jas droeg staande en herkende deze ambtshalve onmiddellijk als zijnde [verdachte] .
Onderzoek aan fiets:
Op de plek alwaar verdachte [verdachte] staande gehouden werd volgde een kort onderzoek naar de fiets die [verdachte] met zich voerde. Wij, verbalisanten, zagen dat de beugel van het beugelslot verbroken was, dat er geen sleutel in het slot zat en dat zich op de bagagedrager een zwartkleurig kettingslot van het merk Abus bevond waarvan het slot eveneens verbroken was. Wij zagen dat de fiets een damesfiets, zwart kleur betrof en van het merk Cortina betrof welke voorzien was van het framenummer: C01317744.
het proces-verbaal van verhoor van getuige, pagina 25 van het politiedossier, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige] :Ik fietste vanuit de Sint Servaasbrug richting het station in Maastricht. Ik fietste vervolgens op de Wycker Brugstraat. Ter hoogte van de kiosk zag ik twee mannen staan. De eerste man droeg een grijze jas. Deze man zat tevens op een fiets. Ik benoem deze man als NN1. Daarnaast zag ik een tweede man. Deze man had een kalend hoofd en een zwarte jas met een bontkraag die licht van kleur is. Ik zag dat deze man voorovergebogen bij een fiets stond. Ik benoem deze man als NN2.
Ik omschrijf deze fiets als volgt:
- Een zwarte fiets
- Een manddrager voren op de fiets
- Type omafiets
Ik hoorde ter hoogte van de kiosk achter mij het geluid van het vallen van een metalen voorwerp. Ik vond het een vreemde situatie. Ik keek op dat moment achter mij en draaide mijn fiets. Ik zag dat NN2 heen en weer met de fiets bewoog. Toen dacht ik dit klopt niet. Ik zag dat de NN1 en NN2 vervolgens richting de Lage Barakken liepen. Ik fietste achter de twee mannen aan en belde de politie. Op de Sint Maartenslaan zag ik NN1 en NN2 staan bij een zwarte poort, ter hoogte van huisnummer 38. Ik stond op dat moment aan het einde van de Lage Barakken/ Sint Maartenslaan. Ik zag wederom dat NN2 de fiets aan het bekijken was. Ik zag vervolgens dat NN1 wegfietste richting de Euroscoop. Ik zag dat NN2 liep met hierboven genoemde fiets aan zijn hand. Toen ging het snel en kwamen jullie collega's. Deze hielden NN2 aan. NN2, die aangehouden is door de politie, is de man die lag te trekken en te duwen aan de door mij omgeschreven fiets. Ik ben samen met de politie naar de plek gegaan waar het begon. Daar bleek een afgebroken standaard te liggen. De politie heeft deze in beslag genomen. Op de gestolen fiets zat wel nog een standaard.
3.
het proces-verbaal van aangifte, pagina 28-29 van het politiedossier, voor zover inhoudende als verklaring van [aangever 1] namens [benadeelde] :Ik doe aangifte van diefstal van een fiets. Ik heb de fiets van mijn dochter [benadeelde] , geboren op [ geboortedatum benadeelde] , geleend.
Op zondag 10 maart 2019 ben ik op deze fiets naar winkelcentrum De Brusselsepoort in Maastricht gegaan. Ik heb de fiets gestald in een fietsenrek aan de voorzijde van de Brusselsepoort. Het fietsenrek stond naast de parkeerautomaat van de auto's en voor het pand waar het Chinees restaurant heeft gelegen. Ik had het heel erg druk en ben waarschijnlijk vergeten de fiets af te sluiten. Ik heb de fiets ongeveer 17.30 uur hier achter gelaten en ben boodschappen gaan doen. Toen ik op zondag 10 maart 2019 omstreeks 17.40 uur terug kwam bij het fietsenrek zag ik dat de fiets verdwenen was. Het betreft een witte damesfiets van het merk Giant. Het framenummer van de fiets weet ik niet.
Ik ben naar de Security van de Brusselsepoort gegaan. Iemand van Security heeft camerabeelden bekeken. Ik heb mee gekeken. Ik zag twee mannen. Op de beelden is te zien dat één van hen de fiets weg neemt.
4.
het proces-verbaal van bevindingen, pagina 33 van het politiedossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :Op zaterdag 30 maart 2019 stelde ik, verbalisant, een onderzoek in naar de camerabeelden van een fietsendiefstal welke op 10 maart 2019 plaatsvond bij de Brusselsepoort te Maastricht. Op de beelden is waar te nemen dat een persoon zich ophoudt rondom de fietsenstalling. Op enig moment pakt deze persoon een fiets, kleur wit en voorzien van fietstassen uit het rek en fietst hiermee weg.
5.
het proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, pagina 35-36 van het politiedossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :Op zaterdag 30 maart 2019 zag ik een aandachtvestiging van BT Maastricht, waarin videobeelden werden getoond van een persoon en de volgende informatie werd gegeven: Betreft fietsendiefstal Brusselsepoort. De persoon op de videobeelden herken ik als [verdachte] , geboren [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats] .
Ik, verbalisant, ken de bovengenoemde persoon ambtshalve. Ik, verbalisant, herkende de persoon aan zijn loop, gezicht en haardracht. Ik, verbalisant, ken de verdachte van eerdere aanhoudingen en controles. Ik herkende de persoon onmiddellijk toen ik de videobeelden zag. Over zijn identiteit was mij door anderen geen informatie verstrekt.
6.
het proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, pagina 37-38 van het politiedossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :Op zondag 31 maart 2019 werd de herkenning gevraagd van een onbekende man op een afbeelding in verband met een diefstal van een fiets. De man op de afbeelding herkende ik onmiddellijk als de mij ambtshalve bekende [verdachte] geboren [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats] . Ik herkende verdachte [verdachte] naar aanleiding van een aanhouding op 31 maart 2019 te 00.15 uur ter zake diefstal van een fiets. Tijdens de aanhouding droeg verdachte [verdachte] een zwarte jas, voorzien van een lichtkleurige bondkraag. Ik zag dat deze jas overeen kwam met de jas, die verdachte [verdachte] droeg op de afbeelding. Over zijn identiteit was mij door anderen geen informatie verstrekt.
7.
het proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, pagina 39-40 va het politiedossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant van der Burg:Op zondag 31 maart 2019 zag ik een aandachtvestiging van Politie Maastricht, BTO, waarin een afbeelding werd getoond van een persoon en de volgende informatie werd gegeven:
Wie herkent de verdachte van een diefstal fiets bij winkelcentrum Brusselse Poort?
De persoon op de afbeelding herken ik als:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedag] 1984
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Geslacht: Man
Nationaliteit: Marokkaanse
Ik, verbalisant, ken de bovengenoemde persoon ambtshalve. Ik herkende de verdachte van eerdere aanhoudingen, controles en foto op de dagelijkse dienstbriefringen uit het verleden. Tevens werd de verdachte door mij aangehouden inzake diefstal van een fiets op zondag 31 maart 2019. De verdachte [verdachte] droeg tijdens voornoemde aanhouding dezelfde jas als op de foto.
Ik herkende de persoon onmiddellijk toen ik de afbeelding zag. Over zijn identiteit was mij door anderen geen informatie verstrekt.
Aanvulling van de bewijsoverwegingen
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman met betrekking tot feit 1 primair en subsidiair kort gezegd als verweer gevoerd dat de verdachte rechthebbende was van de fiets en dat er geen bewijs is dat de fiets gestolen is.
Naar het oordeel van het hof volgt uit de gebezigde bewijsmiddelen dat de verdachte het tenlastegelegde onder feit 1 primair heeft begaan. Daarbij heeft het hof het volgende in aanmerking genomen.
Tussen de melding van de getuige [getuige] en het aantreffen door de politie van de verdachte met de fiets, is slechts een korte tijd verstreken. Uit het onderzoek aan de fiets is gebleken, dat de beugel van het beugelslot verbroken was, dat er geen sleutel in het slot zat en dat zich op de bagagedrager een zwartkleurig kettingslot bevond, waarvan het slot eveneens verbroken was. Op de plaats waar de getuige de verdachte voor het eerst met de fiets zag, waar de verdachte over de fiets gebogen stond en de fiets heen en weer bewoog, is een afgebroken standaard aangetroffen. De verdachte heeft voor deze omstandigheden, die redengevend zijn voor het bewijs dat hij het tenlastegelegde onder feit 1 primair heeft begaan, geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring gegeven.
Het bewijsverweer met betrekking tot feit 1 primair wordt verworpen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman met betrekking tot feit 2 kort gezegd als verweer gevoerd dat de camerabeelden zo onduidelijk zijn, dat gezichtsherkenning onmogelijk is.
Het hof heeft met instemming van de advocaat-generaal en de raadsman de camerabeelden in raadkamer bekeken. Het hof heeft waargenomen dat de beelden duidelijk genoeg zijn om een gezichtsherkenning mogelijk te maken. Ook overigens heeft het hof geen reden te twijfelen aan de processen-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar.
Het bewijsverweer met betrekking tot feit 2 wordt verworpen.

BESLISSING

Het hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter,
mr. K.J. van Dijk en mr. D.A.E.M. Hulskes, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Martens, griffier,
en op 15 juli 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. K.J. van Dijk is buiten staat het arrest mede te ondertekenen