Uitspraak
- ‘in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen’ (feit 1),
- ‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd en bedreiging met brandstichting’ (feit 2 primair),
- ‘mishandeling’ (feit 3) en
- ‘opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen’ (feit 4),
de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis waarvan 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel zijn door de politierechter, naast de algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, als bijzondere voorwaarden een meld- en identificatieplicht, reclasseringstoezicht en deelname aan een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden verbonden. Tevens is bevolen dat voornoemde voorwaarden en het reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. De vordering van de benadeelde partij [aangever] is door de politierechter gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 672,86 en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening. Het meer of anders gevorderde is afgewezen. Ten slotte is ten behoeve van het slachtoffer de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
1.Proces-verbaal van aangifte d.d. 31 juli 2018, dossierpagina’s 4-6, voor zover inhoudende de verklaring van aangeefster [aangever] :
2.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 13 september 2018, dossierpagina’s 10-12, voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige] :
3.Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, achtste meervoudige kamer voor strafzaken, van 25 juni 2020, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte] :
De stelling van de verdachte dat de moeder van aangeefster [aangever] hem vriendelijk binnen heeft gelaten, vindt op geen enkele wijze steun in het procesdossier en is ook overigens niet aannemelijk geworden. Het hof is derhalve van oordeel dat genoegzaam is komen vast te staan dat de verdachte wederrechtelijk heeft gehandeld.
€ 672,86 (zegge: zeshonderdtweeënzeventig euro en zesentachtig cent),bestaande uit € 172,86 (zegge: honderdtweeënzeventig euro en zesentachtig cent) als vergoeding van materiële schade en
€ 500,00 (zegge: vijfhonderd euro) als vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 13 (dertien) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;