Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Vivium N.V.
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/307206/HA ZA 16-299)
2.Het geding in hoger beroep
- de memorie van grieven met 28 producties;
- de memorie van antwoord van 14 mei 2019 met zes producties;
- de akte van 25 juni 2019;
- de antwoordakte van 23 juli 2019.
3.De beoordeling
Conclusie: cervicobrachialgie bij discopathie met HNP C5-C6 rechts. Advies: op grond van het klachtenbeeld en de gevonden afwijkingen heb ik met patiënt in eerste instantie een herhaling van de injectiebehandeling besproken. Een operatieve behandeling lijkt mij gezien het grote risico op dit moment geen optie. Een afspraak voor een injectie is gemaakt". Uit een rapportage van de keuringsarts van 21 mei 2012 blijkt dat deze injecties amper resultaat hadden.
het is de vraag of deze man überhaupt kan werken, maar hij kan op dit moment niet
betrokkene wil graag iets blijven doen in zijn werk, gewezen op zijn beperkingen! ” en in een rapport van 29 augustus 2011 staat als antwoord op de vraag hoeveel uur per week [appellant] werkt: "
gemiddeld 2 uur per dag waarbij ik de indruk heb dat betrokkene zich vaak forceert’'. Bij de laatste controle voor het ongeval gaf [appellant] aan met rust nog 3 tot 4 uur per dag te kunnen werken, waarna zijn mate van arbeidsongeschiktheid door De Amersfoortse werd vastgesteld op 45-55%.
Voor het ongeval werd bij cliënt een nekhernia vastgesteld. Deze gaf wisselend klachten en werd conservatief behandeld. Dat is natuurlijk een zeer kwetsbare situatie vooral in het beroep van rij-instructeur. Drie maanden voor het ongeval (..) had cliënt acute heftige verergering van de nekpijn door een onverwachte beweging bij de rijles. Dat geeft al aan hoe kwetsbaar de toestand was. In de weken daarna zakte de pijnklachten weer af maar verdwenen niet.(...)” en "
Gezien de pre-existente afwijkingen van de nek kan niet worden aangenomen dat deze klachten en beperkingen zonder ongeval spontaan en op korte termijnvolledig zouden zijn verdwenen. Met geluk zouden de klachten op het niveau van13 maart 2012 zijn gebleven. Door elke plotselinge beweging of zwaar tillen zouden deze klachten kunnen verergeren. (...)”
Recentelijk weer uitvoerig onderzocht in ZH Viasana [plaats 1] Orthopeden [orthopedisch chirurg 2] en [orthopedisch chirurg 1] . EMG door neuroloog in [plaats 2] [neuroloog] . Conclusie. Hernia op niveau C5-C6 is de oorzaak zonder enige twijfel. Vergeleken bij vorige scan-onderzoek is de uitstulping op bovengenoemde niveau groter geworden." En:
“Laatste scan laat een duidelijke HNP C5 C6 zien, aldus behandelend Orthopeed [orthopedisch chirurg 1] in [plaats 1] . Verder is betrokkene niet goed te onderzoeken door de pijn wel met uitstraling C5-C6 (tot in de duim)"Op 12 november 2012 bezocht [appellant] orthopeed [orthopedisch chirurg 2] nogmaals in verband met persisterende klachten aan zijn rechterarm: pijn over de mediale en laterale zijde van de elleboog en uitstraling naar de onderarm en soms een dof tintelend gevoel in de hand en duim, sporadisch ook uitstraling naar de nek. Omdat [orthopedisch chirurg 2] een onderliggend neurologisch probleem vermoedde, verwees hij [appellant] door naar de neuroloog. Op 5 december 2012 werd [appellant] in het kader van een second opinion gezien door neurochirurg [neurochirurg] , die aangaf dat hij [appellant] wellicht een operatieve behandeling zou voorstellen (herniaresectie, wegname van de uncartrose en anterieure cervicale interbody fusie op het niveau C5-C6). Een dergelijke operatieve behandeling heeft niet plaatsgevonden. Op 15 mei 2013 schreef de keuringsarts van De Amersfoortse in een beschouwing dat de nek- en armklachten van [appellant] op basis van een cervicale HNP sinds het ongeval van 19 mei 2012 waren verergerd en van een iets ander patroon, dat [appellant] sindsdien volledig arbeidsongeschikt was voor zijn werk als rijschoolhouder dat herstel voor eigen werk niet te verwachten viel zolang er niet zou worden geopereerd en dat het resultaat van een operatie onzeker zou zijn. De keuringsarts rapporteerde dat sprake was van een volledige verstijving van de halswervelkolom met een zeer beperkte beweeglijkheid. Op 6 mei 2014 rapporteerde de verzekeringsarts van het UWV dat sprake was van persisterende nek- en armklachten en dat in verband hiermee beperkingen te duiden waren ten aanzien van zware en/of langdurige belasting van nek en rechterarm/hand en ten aanzien van hoofdbewegingen. De arbeidsdeskundige van het UWV concludeerde vervolgens op 20 mei 2014 dat [appellant] door zijn nek- en armklachten zijn werk als vrachtwagenchauffeur niet meer kon doen.
Op dit moment is er sprake van permanente pijnklachten in de nek, intermitterend
afwijkende feiten, terwijl hij de anamnese wel nauwkeurig kan vertellen. Verder is er sprake van een bewegingsbeperking van de halswervelkolom met hypertonie en paravertebrale pijnklachten. Ten aanzien van de beweeglijkheid van de wervelkolom is er sprake van discrepanties. Neurologisch onderzoek in engere zin laat geen afwijkingen zien, anders dan intermitterend submaximaal aanspannen in de rechter arm. ”
Er is bij betrokkene sprake van een whiplash associated disorder graad II volgens de classificatie van de Quebec Task Force (Spine 1995). In de differentiaal diagnose past ook nog posttraumatische nek- en hoofdpijnklachten maar het conglomeraat van klachten dat hij heeft ontwikkeld past beter bij een whiplash associated disorder. Ten aanzien van de nekklachten kan ook nog worden gedacht aan een discogene hoofdpijn, terwijl ook een combinatie van een en ander nog mogelijk is. Wat betreft de hoofdpijnklachten moet in de differentiaal diagnose gedacht worden aan medicatieafhankelijke hoofdpijn, terwijl ook hier een combinatie mogelijk is. Ik vind geen aanwijzingen voor een cervicaal radiculair syndroom. De klachten in de rechter arm hebben een functionele component. Er is sprake van bewegingsbeperkingen in het rechter schoudergewricht, waarvoor ik geen neurologische verklaring kan aangeven. Ook hier zijn de bevindingen niet geheel consistent.
Betrokkene had zowel blijkens het dossier als de anamnese klachten en mogelijk ook afwijkingen op het gebied van de Neurologie die hij thans nog heeft. Het betreft pijnklachten in de nek en rechter arm (..)”
Betrokkene had voor het ongeval, zoals hij zelf aangeeft en gedocumenteerd is, klachten in nek en rechter arm. Deze waren toen reeds langere tijd aanwezig. Er is geen reden aan te nemen dat deze in de loop van de tijd spontaan zouden zijn verdwenen. (...)”
Ik verwacht geen belangrijke verbetering of verslechtering.”
Betrokkene had voor het ongeval [..] klachten in nek en rechter arm. Deze waren toen reeds langere tijd aanwezig. Er is geen reden aan te nemen dat deze in de loop van de tijd spontaan zouden zijn verdwenen. Omtrent de specifieke afwijking kan ik geen uitspraak doen omdat er geen specifieke onderzoeksbevindingen juist voorafgaand aan het nu aan de orde zijnde ongeval beschikbaar zijn. [..] Bij het ontbreken van een neurologisch substraat is er voor wat betreft het vakgebied van de neurologie in deze geen sprake van beperkingen”.
4.De uitspraak
rol van 18 augustus 2020voor het nemen van een akte aan de zijde van [appellant] , waarna Vivium op de rol van 15 september 2020 een antwoordakte mag nemen;